“In Italië zijn relaties belangrijker dan inhoud”

Met Het kwaad vergeet niet schreef Roberto Costantini een spannend sluitstuk van zijn uitmuntende misdaadtrilogie rond de cynische commissaris Michele Balistreri. ‘Ik heb hem als een vrouwenhater neergezet omdat ik doelbewust controverse wou uitlokken.’

L’ingegnere verwacht u’, zegt de portier van het chique appartementencomplex in het hart van Rome waar Roberto Costantini (63) woont, de auteur van de ‘trilogie van het kwaad’. Jij bent het kwaad, het eerste deel uit 2011, was Costantini’s debuut. Hij was toen al bijna 60. ‘Ik heb nooit die alles verterende ambitie gehad om een roman te publiceren’, zegt hij. ‘Ik leid een boeiend leven als ingenieur en universiteitsdocent. Ik zat voor het werk vaak in vliegtuigen. Om de verveling te verdrijven, begon ik het leven van een denkbeeldige commissaris bij de Italiaanse politie op te tekenen. Toen ik later last kreeg van slapeloosheid, tikte ik alles in op de pc. Ik stuurde het manuscript naar een uitgever en die reageerde meteen enthousiast.’

In 2014 verscheen de Nederlandse vertaling van deel 2, De wortels van het kwaad, en vandaag ligt slotdeel Het kwaad vergeet niet in de boekhandel.

In Italië is de trilogie rond de uitgebluste commissaris Balistreri een megaseller. Eind vorig jaar werd Costantini bekroond met de Scerbanenco, de belangrijkste Italiaanse misdaadliteratuurprijs, voor ‘de drie beste Italiaanse misdaadromans van de voorbije 15 jaar’.

Hoofdpersonage Michele Balistreri groeit in de jaren zestig op in de Libische hoofdstad Tripoli. Zijn vader Salvatore is een ingenieur met invloedrijke vrienden die door de Libiërs gerespecteerd en gevreesd wordt. Zijn moeder Italia vult haar dagen met roken, drinken en het lezen van Nietzsche. De Balistreri’s wonen naast het rijke Amerikaanse echtpaar William en Marlene Hunt en hun knappe dochter Laura. Achter de schermen werkt William Hunt aan de ‘Amerikaanse belangen in Libië’. Michele zal verliefd worden op zowel zijn buurvrouw als zijn buurmeisje. Zijn beste vrienden zijn de arme Libische buurjongens Ahmed en Karim, en Nico Gerace, de zoon van een berooide Italiaanse pomphouder. Rond hun twaalfde sluiten de vier jongens een verbond dat ze met hun eigen bloed bezegelen en dat de rest van hun leven zal bepalen. Michele start als een vrolijke jongeman en zal, onder andere door de bemoeienissen van zijn vader om kolonel Muammar Khadaffi in 1969 aan de macht te helpen, eindigen als een aan whisky, sigaretten en Leonard Cohen verslaafde cynische politiecommissaris in Rome.

Toen het eerste deel van de trilogie van het kwaad verscheen, barstte in Libië de Arabische Lente los. ‘De meeste mensen ontdekten het land pas door de burgeroorlog die daarop volgde’, zegt Roberto Constantini. ‘Het Libië uit de jaren zestig kent niemand.’

Ook niet in Italië? Libië was ooit toch een kolonie?

ROBERTO COSTANTINI: Ook de Italianen hadden Libië uit hun geheugen gewist. Niemand was nog geïnteresseerd in die oude geschiedenis. Iedereen weet nu hoe Khadaffi aan zijn einde kwam, maar niemand weet nog hoe hij op de troon gezet is. In mijn trilogie vind je een reconstructie van die machtsovername, gebaseerd op de werkelijkheid en archiefmateriaal, vermengd met mijn verbeelding.

U bent in Tripoli geboren?

COSTANTINI: Ja, ik leefde er de eerste achttien jaar van mijn leven. Ik herinner me hoe mijn ouders ’s avonds aan tafel praatten over Italianen die het jaar vlak voor Khadaffi’s machtsovername het land waren binnengekomen. Niemand wist precies wat ze kwamen doen. Over de voorbereidingen in hogere Italiaanse kringen voor de staatsgreep vind je geen bronnenmateriaal terug, maar wij voelden dat er complotten gesmeed werden. De ‘fantasie’ in mijn boeken heeft dus stevige wortels in de werkelijkheid.

Is er veel uit Roberto Costantini’s eigen jeugd in de trilogie geslopen?

COSTANTINI: Heel veel, alleen zit er zo goed als niets van mezelf in de figuur van Michele Balistreri. Ik hou niet van romans waarin de schrijver zelf het hoofdpersonage is. Doordat ik Libië in de zestiger jaren zelf beleefd heb, kan ik er geloofwaardig over schrijven. Ik hoor van mijn lezers dat ze het Libische zand, de zon en de hitte zelfs kunnen voelen. (lacht)

Uw romans bulken van de geschiedenis en van de maatschappijkritiek. Waarom moesten ze als thriller worden verpakt?

COSTANTINI: Sinds mijn jeugd ben ik een liefhebber van misdaadverhalen. Een ingenieuze whodunnit kan een lezer veel intellectueel plezier verschaffen. Maar de werkelijke reden waarom ik deze trilogie van 2000 bladzijden geschreven heb, is dat ik op originele wijze een kritisch verhaal wou vertellen over Italië en de Italianen. In het openbaar zijn de meeste Italianen het oneens met wat Michele Balistreri zegt, terwijl ze diep vanbinnen net denken als hij.

Wat gaat er dan mis in Italië?

COSTANTINI: Als je hier een paar jaar leeft, ontdek je dat relaties veel belangrijker zijn dan inhoud. Bij alles wat je wilt ondernemen, zijn de mensen die je kent belangrijker dan je capaciteiten. Wat telt, is wie je kent en wat hun positie is. In Rome vind je die ‘Italiaanse ziekte’ in geconcentreerde vorm.

Op een bepaald moment zegt Michele: ‘Rome is als een beeldschone vrouw. Ze is, wanneer ze net ontwaakt, mooier dan de rest van de dag.’ Dat is helemaal waar. Sta morgenvroeg om vijf uur op en maak een wandeling door de stad: nergens ter wereld zal je een magischer plek vinden. Amper drie uur later is de stad de hel. Niet door het verkeer, maar door de geur van verrotting die in de straten hangt. Dan lopen er te veel mensen rond die ‘niets doen’. In Caïro lopen ook veel mensen op straat die niets om handen hebben en van ’s morgens vroeg in de bar rondhangen, maar dat is omdat ze werkloos zijn. De Romeinen zitten in de bars omdat ze aan hun relaties aan het werken zijn. Ze zijn ‘dingen aan het arrangeren’. Een toerist merkt daar niets van, alleen wie al een paar jaar in Rome woont, weet dat. Net als in New York hoor je hier voortdurend sirenes. In New York zijn dat sirenes van de politie, de brandweer en de ziekenwagens. Bij ons zijn dat de sirenes van de geblindeerde limousines van politici. Zo laten ze zien dat het algemeen belang of dat van anderen hen geen zak kan schelen en dat ze kunnen doen wat ze willen. ‘Ik doe wat ik wil’ is niet alleen het motto van Silvio Berlusconi en Matteo Renzi, maar geldt voor elke Italiaan. ‘Ik beslis zelf wel of ik belastingen betaal. Ik bepaal zelf waar ik mijn afval dump.’ Balistreri zegt: ‘Als de top het slechte voorbeeld geeft, volgt de rest vanzelf.’ Waarom zou een gewone Italiaan nog belastingen betalen als zijn politici ze zelf ontduiken?

Er is dus iets grondig mis met het maatschappelijk besef van de Italianen?

COSTANTINI: Precies. Ons probleem is niet economisch van aard, maar ethisch. Dat is moeilijk op te lossen, want die jarenlang ingesleten mentaliteit verander je niet van de ene dag op de andere. Daar komt bij dat het noorden en het zuiden nooit vragende partij geweest zijn om aaneen geklonken te worden. Als Belg kan u zich daar misschien iets bij voorstellen. Het zuiden is bij ons dan nog eens in handen van gangsters. Als u een paar dagen Palermo bezoekt, zal u vermoedelijk niets voelen, maar wij merken ‘het’ wel. We voelen dat de maffia geen aparte criminele organisatie is, maar deel van de mentaliteit van de Sicilianen. Haar eeuwenlange heerschappij heeft de geest van de burgers aangetast.

We zitten met een serieus probleem. Michele zou zeggen: ‘Democratie is prima voor landen waar mensen bekommerd zijn om het algemeen belang. Niet voor landen waar burgers alleen maar geïnteresseerd zijn in hun eigen belang.’

Balistreri wil een verlicht despoot?

COSTANTINI: Dit soort van uitspraken is typisch voor hem, en veel lezers reageren daar verontwaardigd op. ‘Hoe kun je nu zoiets verkondigen?’ Maar Michele heeft gelijk: onze mentaliteit draagt niet bij aan deugdelijk democratisch bestuur. Onlangs las ik een artikel van een linkse journalist die Mussolini een idioot noemde omdat hij achter Hitler was gaan aanrennen. Vervolgens schreef hij: ‘De enige periode in onze geschiedenis waarin de maffia écht werd aangepakt, was onder Il Duce.’ Met onze mentaliteit kan de staat niet met ons palaveren en onderhandelen, want dan verliest ze altijd. Hoe kun je onderhandelen met mensen die alleen maar geïnteresseerd zijn in hun eigen belang? Een belangrijk thema in mijn trilogie is: hoeveel is de vrijheid je waard? Onder Khadaffi hadden de meeste Libiërs het veel beter dan nu. Maar in een café kon je niet luidop roepen dat de kolonel een idioot was, want dan belandde je twintig jaar in de cel. Hier mag je overal staan schreeuwen dat Renzi een idioot is. Wat is het belangrijkste? Je vrijheid of je zekerheid? Ik geef zelf geen antwoorden. Ik hoop alleen dat mijn lezers zich vragen beginnen stellen.

Michele Balistreri is niet meteen een vrouwvriendelijk personage. Zijn vrijpartijen zijn eerder verkrachtingen.

COSTANTINI: Het zal u wellicht verwonderen dat 70% van mijn lezers vrouwen zijn. Natuurlijk zit er een fikse dosis misdaad en geweld in mijn boeken, maar er zit ook veel emotionaliteit in. Sterke haat en sterke liefde: vrouwen voelen zich daardoor aangesproken. Ik krijg massaal veel mails van dames die in de ban zijn van Balistreri, en minstens evenveel mails van vrouwen die hem een monster vinden. Ik vind die tweespalt heerlijk. Ik heb hem als een vrouwenhater neergezet omdat ik doelbewust controverse wou uitlokken.

Terwijl u uw trilogie aan het schrijven was, haalde de geschiedenis u in met de oorlog in Libië.

COSTANTINI: Ja, dat was heel bizar. Het eerste boek was opgedragen aan het Libische volk. Khadaffi zat nog stevig in het zadel en er was niets dat erop wees dat dat snel zou veranderen. Het eindigt in 2006. In het tweede boek ga ik terug in de tijd, naar de zestiger jaren en naar 1983 en in het laatste boek wou ik terugkeren naar 2006. Ik had het plan opgevat om Khadaffi in dat jaar te laten vermoorden. Toen ik deel drie aan het schrijven was, werd de man ook daadwerkelijk het hoekje om geholpen. Ik kon het ware verloop van de geschiedenis niet negeren en 2006 werd 2011.

Ik hou van Libië en wat er nu gebeurt, is rampzalig. In tegenstelling tot Egypte heeft het land alle troeven in handen om uit te groeien tot een succesverhaal. Egypte heeft geen olie en telt 16 miljoen mensen, waarvan het grootste deel in bittere armoede leven. Libië heeft olie en telt amper 4 miljoen inwoners. Het zou dus makkelijk een rijk, welvarend land kunnen zijn, net als Dubai. Daar heeft elke inwoner een auto en geld. Maar in Libië is er te veel bemoeizucht van de Amerikanen, de Russen, de Arabieren en de Europeanen. Iedereen wil controle over de olie. De ene factie wordt bewapend door de Russen, de andere door de Amerikanen, nog een andere door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Er zijn te veel wapens in het land. Als iedereen stopt met het bevoorraden van die splintergroepen, houdt de waanzin snel op. De doorsnee Libiër is allesbehalve agressief en plukt graag de dag. De huidige ‘burgeroorlog’ staat haaks op wie de Libiërs echt zijn. Ze kotsen van de strijd die anderen in hun land uitvechten.

Roberto Costantini, Het kwaad vergeet niet, Wereldbibliotheek, 368 blz., 19,95 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten