“Wat is er eigenlijk mis met kneuterigheid?”
Volgens de conservatieve denker Thierry Baudet koesteren de West-Europese elites een diepe, instinctieve aversie tegenover de plaats waar ze leven. Ze lijden aan ‘oikofobie’, het tegengestelde van xenofobie. “Ze zijn enthousiast over alles wat het eigene verzwakt.”
In zijn pas verschenen provocerende boek Oikofobie zet de Nederlandse conservatieve denker en jurist Thierry Baudet de aanval in tegen de Westerse intellectuelen die hun ‘thuis’ liefst van al van de kaart zouden vegen. Het modernisme in de kunsten, het multiculturalisme en de Europese eenmaking ziet Baudet als symptomen van hun ‘pathologische drang naar vervreemding en ontworteling’. Het neologisme ‘oikofobie’ leende hij van de Britse conservatieve filosoof Roger Scruton. “Oikofobie is een fase die iedereen in zijn puberteit doormaakt”, zegt hij. “Dan zetten we ons af tegen onze thuis en breken we los. In normale omstandigheden gaat dat na een tijdje weer over. Maar hier in het Westen is die puberale houding, dat schoppen tegen thuis, blijven hangen. Daar zitten we nu in vast.”
Wanneer is die oikofobie ontstaan?
Thierry Baudet: De Eerste Wereldoorlog vormt het beginpunt. Al kun je het ook al eerder situeren, met culturele elites die het modernisme in de kunsten omarmden om zich zo te onderscheiden van de opkomende middenklasse die een meer traditionele smaak had. Maar pas in de jaren twintig en dertig zette het modernisme in de kunsten zich echt door. Tezelfdertijd verschenen er politici op het voorplan die het Europa van de natiestaten wilden verlaten en een groot rijk wilden uitbouwen, denk maar aan Mussolini, Hitler, Jean Monnet, Altiero Spinelli. De Tweede Wereldoorlog versterkte de oikofobie, die vervolgens door de babyboomers in 1968 in politiek beleid vertaald werd. De wereldoorlogen zijn dus de grootste oorzaak: zij veroorzaakten het trauma dat de Westerse intelligentsia deed vervreemden van haar eigen cultuur.
Wat is dat dan, die eigen cultuur?
Baudet: Bij oikofobie van pubers gaat het over hun thuis en hun familiesituatie. We begrijpen allemaal wat er in die omstandigheden met ‘thuis’ bedoeld wordt, maar toch is het lastig om dat begrip precies te definiëren. Stel dat wij broers zouden zijn, dan begrepen we allebei perfect wat ‘thuis’ is, maar we zouden er wel een verschillende omschrijving aan geven. Dat geldt ook voor het begrip ‘Westerse traditie’. Het is moeilijk om dat precies af te bakenen, maar we weten wel allemaal wat ermee bedoeld wordt. Die Westerse cultuur wordt ondermijnd. Het thuisgevoel, de geborgenheid wordt bedreigd door de moderne architectuur met haar anonieme gebouwen. Ook de massale immigratie vormt een inbreuk op ‘thuis’.
Ik krijg het gevoel dat ‘thuis’ iets kneuterigs is: voor Vlaanderen gesymboliseerd door de fermette, voor Nederland door de doorzonwoning en voor ons beiden door bloemkool met worst.
Baudet: Voor veel mensen is het leven natuurlijk ook kneuterig. Wat is daar eigenlijk mis mee? Een kneuterig ‘thuis’ hoeft niet gesloten en onaangenaam zijn. Je kunt je toch ook een open en dynamische thuis voorstellen waar nieuwkomers welkom zijn, waar verandering mogelijk is, terwijl het toch vertrouwd blijft? Ik ben een groot voorstander van dynamische oikofilie.
De Duitse schrijver Oswald Spengler schreef rond 1920 Der Untergang des Abendlandes. In zijn kielzog volgden vele andere denkers, waaronder de Britse historicus Arnold Toynbee. Zij stelden dat de westerse cultuur voltooid en verdord was. “Kijk naar de Eerste Wereldoorlog, blijkbaar hebben we niets anders meer te doen dan oorlogvoeren en elkaar afslachten.” Het modernisme probeerde daar een radicaal antwoord op te formuleren door te breken met de traditie. Het doordrenkte de kunst, de Europese Unie werd opgericht, de immigratie kwam op gang, de grenzen werden opengegooid. Zowel het cultuurpessimisme van Spengler als het modernistische antwoord daarop, waren allebei puberale reacties op het reële probleem van de Eerste Wereldoorlog. Maar ze brachten en brengen natuurlijk geen zoden aan de dijk: cultuurpessimisme verlamt en het modernisme is onbevredigend, dat zien we elke dag. Het landschap wordt verpest door verschrikkelijke gebouwen. Kijk naar Brussel: in de gebouwen van de EU zie je waar het huwelijk tussen het modernisme in de esthetiek en in de politiek toe leidt. Brussel is een belegerde stad, met enorme getto’s vol migranten. Ja, de stad heeft een prachtig historisch centrum, maar daaromheen liggen kilometerslang EU-kantoren en moslimwijken met no go-zones. In Brussel zie je alles samenkomen: het modernisme in de politiek, het modernisme in de esthetiek en de gettovorming als gevolg van de massale migratie.
Het beeld dat u van Brussel schetst, is de karikatuur die bij veel Vlamingen leeft. Vaak zijn die mensen er nog nooit geweest. Hebt u de stad ooit al eens verkend?
Baudet: Dat oude centrum is natuurlijk leuk, daar kun je lekker eten. Ik ben er regelmatig geweest en ik heb vrienden en vriendinnen die me vertellen dat er bepaalde wijken zijn waar je niet in je eentje doorheen kunt lopen. Door wat je in steden als Brussel ziet gebeuren, raken mensen vervreemd. Het politieke effect is dat de democratische rechtstaat uiteen valt. Als je geen sociale cohesie hebt die voldoende sterk is om die structuur te dragen, valt alles uiteen. We dreigen ook spiritueel ontheemd te raken als er geen betekenisvolle relatie meer is tussen het individu en de wereld rond hem. Anonieme gebouwen hebben een vervreemdend effect waardoor mensen in een roman van Michel Houellebecq terechtkomen. Dat is allemaal het gevolg van oikofobie. De oikos, onze thuis, verdwijnt.
Waardoor we volgens u met zijn allen op weg zijn naar een remake van de middeleeuwen?
Baudet: Exact. Waar we naartoe aan het gaan zijn, lijkt heel sterk op de middeleeuwen. De centrale staatsmacht raakt uitgehold en wordt vervangen door overlappende jurisdicties. Een nieuwe standenmaatschappij ontstaat. In de middeleeuwen zag je net als nu een vorm van multiculturalisme waarbij je rechten en plichten afhankelijk waren van je persoonlijke status: ofwel was je edelman, ofwel boer. Je rechten en plichten werden bepaald door je afkomst, niet door je nationaliteit. Een quasi-erfelijke aristocratie is aan het terugkeren in de vorm van de kosmopolitische ‘eurofiele’ elites, ze noemen zichzelf de ‘hoogopgeleiden’, en sluiten via subtiele stijlconventies de nieuwe horigen, waaronder de gastarbeiders, buiten. Ook het keizerlijk gezag, dat in de middeleeuwen over heel Europa heerste, is terug in de vorm van de Europese decreten uit Brussel. In de middeleeuwen had je de paus, nu heb je het Europese Hof voor de Rechten van de Mens; toen had je de keizer, nu heb je de Europese Unie. In de middeleeuwen had je ook nog het christendom, een sterk spiritueel stelsel dat betekenis gaf. We hebben nu alleen maar bureaucratie.
Draagt de kerk zelf niet de grootste verantwoordelijkheid voor het feit dat ze het grootste deel van haar aanhang in het Westen verloren is?
Baudet: Ja. De grote nadruk op het geloven heeft het christendom de das omgedaan. “Het is allemaal écht gebeurd.” Natuurlijk is het niet echt gebeurd, natuurlijk is het niet waar. Alsof dat het punt zou zijn. Het jodendom heeft een andere evolutie gekend, waar wij nog iets van kunnen leren. Veel joden geloven geen woord meer van de Thora maar voelen zich toch verbonden met de traditie. Ook seculiere joden vieren Pesach en de sabbat. Ik vind dat een heel mooi model. Wij zijn dat jammer genoeg kwijtgeraakt omdat de kerk zo vasthoudt aan de orthodoxie. Begrijp me niet verkeerd, ik pleit er niet voor dat het enige aanknopingspunt voor de oikos de religie zou zijn. Er is immers zoveel meer: denk maar aan de nationale geschiedenis, aan de taal, maar ook aan de esthetiek.
U schrijft: “De vervreemdende klanken van de atonale muziek; de onbegrijpelijke stellages en kleurstrepen in moderne musea; de afschrikwekkende bouwsels die in elke stad verrijzen – alle komen evenzeer voort uit een vijandschap met de oikos als het multiculturalisme en het Europese project.” In uw kritiek op moderne kunst lijken er echo’s te weerklinken van het nazidiscours over ontaarde kunst.
Baudet: Het feit dat ook de nazi’s moderne kunst op de korrel namen, wil natuurlijk niet zeggen dat alle critici van het modernisme nazi’s zijn. Wie traditie boven modernisme verkiest, is niet per definitie voor een statisch vasthouden aan wat er altijd geweest is. Dan ben je niet automatisch voorstander van uitsluitend stillevens in de 17e-eeuwse stijl. Traditie betekent ‘doorgeven’, en dat verloopt altijd dynamisch. Dé vraag is: wil je een traditie die voort blijft gaan, of wil je daar radicaal mee breken? Het modernisme is zo een radicale breuk met het verleden. Vandaag focussen kunstopleidingen uitsluitend op het modernisme, op abstracte ‘conceptkunst’, en gaan subsidies bijna integraal naar modernistische kunstuitingen. In Nederland kun je bij het Fonds voor de Podiumkunsten subsidie aanvragen voor reeds geschreven stukken. De Nederlandse componist Ed de Boer stuurde na veel afgewezen subsidieaanvragen voor ernstige, luisterbare muziek de atonale compositie Bubbles in. Alleen had hij de noten nu niet zelf bedacht, maar door zijn zoontjes van 5 en 10 willekeurig op een elektrisch keyboard bijeen laten rammen. Zijn subsidieaanvraag werd gehonoreerd. De commissies die het stuk moesten beoordelen, hanteerden ‘de compositorische kwaliteit’ als belangrijkste criterium. In de toewijzingsbrief concludeerde het fonds: ‘Beide commissies waren over dit werk positief gestemd. Zij waren van mening dat de relatief korte compositie vakkundig is gemaakt en deze qua idioom het reguliere werk van uw hand overstijgt.’ Dit is het modernisme in actie. Een schande.
Dienen subsidies niet in de eerste plaats om moeilijk toegankelijke kunstuitingen ook een kans te geven?
Baudet: Ik ben niet tegen subsidies, alleen is het hele systeem door een bepaalde ideologische groep gekaapt, door een culturele elite die oikofoob is. Zij wil kunst, muziek en architectuur die mensen vervreemdt en ontwortelt.
Het is een groot links complot?
Baudet: Dat zegt iedereen altijd. (lacht) Natuurlijk is er geen complot: er is geen bewuste afspraak tussen mensen. Er is wel een tijdsgeest. Net zoals we het tijdperk van de romantiek gekend hebben, zitten we nu in het tijdperk van de oikofobie. Maar er hangt verandering in de lucht: er is een nieuwe generatie aan het opstaan die de vraag ‘wat delen we met elkaar?’ belangrijk vindt. Dat merk je aan de populariteit van biologische markten, aan een fenomeen zoals crowdfunding en aan de nadruk op de buurt en op lokale betrokkenheid. Mensen organiseren steeds meer initiatieven die de oikos, het gemeenschappelijke, centraal stellen. Tezelfdertijd zie je wrok bij de mensen bij wie dat ‘thuisgevoel’ verloren is gegaan, en dat vertaalt zich in steun aan populistische anti-establishmentspartijen en in een algehele afkeer van het maatschappelijke. Ze trekken zich helemaal terug in hun eigen leventje, raken verbitterd en keren zich af van de politiek.
Zie je die zoektocht naar betrokkenheid niet vooral bij linkse jongeren en zijn het niet vooral de meer rechtse oudere mopperkonten die de maatschappij de rug toekeren?
Baudet: Dat zie ik niet zo, nee. Ik beschouw mezelf niet meteen als links, toch reken ik me bij die betrokken mensen die de biologische markt opzoeken en het gemeenschappelijke willen herwaarderen. Natuurlijk is er nog die elite die vooral haar wortels heeft in de jaren zestig. Ik heb het dan niet alleen over politici, maar ook over hoogleraren, over de hoofdredacteuren van de kranten, over rechters en onderwijzers – over het hele establishment. Zij zijn groot geworden met De avonden van Gerard Reve en met andere romans waarin de benauwdheid van thuis prominent naar voor kwam. Ze hebben die hele bevrijdingsbeweging meegemaakt en sommige aspecten daarvan waren ook goed. Het is alleen doorgeschoten waardoor we nu in een fase zitten waarin belangrijke vragen gesteld worden als: “Wat delen we nog met elkaar? Wat is onze gemeenschap? Is een stad juist niet heel erg mooi als ze kronkelende steegjes heeft met architectuur op menselijke maat? Wat hebben we over die Europese Unie eigenlijk te zeggen? Zou het niet beter zijn als we terug het heft in eigen nationale handen zouden nemen?” De volgende dertig jaar zullen in het teken staan van werken aan een open, tolerant nationalisme, waarin autochtonen én allochtonen dezelfde kar duwen en investeren in hetzelfde nationale project, in kleinschaligheid, schoonheid en harmonie.
De islam vormt volgens u een van de grote bedreigingen voor onze ‘thuis’. In Oikofobie schrijft u dat het noodzakelijk is om een generalistisch beeld van de islam uit te tekenen als we erover willen discussiëren, waarna u uw algemeen beeld van die religie op papier zet. Schetst u niet vooral het portret van de fundamentalistische islam?
Baudet: Je moet zien hoe ik daartoe kom. Ten eerste: in de islam is de Koran het woord van God zelf. Beweren alleen fundamentalistische moslims dat? Nee. Geen enkele moslim zal dat ontkennen. Het Nieuwe Testament daarentegen, is niet het woord van God, maar een getuigenis over de gebeurtenissen rondom Jezus. Ten tweede: de kernfiguur van de islam is een krijgsheer, maar de kernfiguur van het christendom is een pacifist. Het derde en belangrijkste verschil: in het Nieuwe Testament staat: ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat God toekomt’, wat de theologische grondslag vormt voor de scheiding tussen kerk en staat. In de islam worden religie en politiek juist aan elkaar gekoppeld via het rechtssysteem sharia. Het is buitengewoon lastig om de Koran te lezen zonder die koppeling met het shariarecht te maken. Dat heeft niets te maken met fundamentalisme, het ís gewoon de islam.
Er zijn in onze samenleving toch heel wat gematigde moslims die probleemloos de scheiding tussen kerk en staat maken?
Baudet: Dat zegt dan meer over die mensen dan over de islam. Hun behoefte om bij het Westen te horen is blijkbaar sterker dan wat de Koran gebiedt. De islam is en blijft een rechtssysteem. Ik zeg niet dat het in de toekomst niet zou kunnen veranderen, alleen stel ik vast dat het op dit moment niet zo is. Het is niet vanzelfsprekend om de islam in het Westen in te passen. Zowel oorspronkelijke Europeanen als nieuwkomers zullen daar op een heel serieuze manier mee moeten omgaan. Dat het mis kan gaan, weten we. Denk maar aan het Midden-Oosten, of aan wat er in Joegoslavië gebeurd is. De inzet is hoog.
Hoe moeten we daar dan mee omgaan?
Baudet: Wat ik heel belangrijk vind, is bescherming van de vrijheid van meningsuiting. Dat gebeurt nu absoluut niet.
Daarom schenkt u in uw boek zoveel aandacht aan het proces in 2010 tegen Geert Wilders, toen hij terecht stond voor een hele rist uitspraken over immigratie, de islam en de Koran?
Baudet: Ja, volgens mij was dat een ontzettend belangrijk moment in de recente Nederlandse geschiedenis. De manier waarop dat proces gevoerd werd, gaf het sterke signaal dat vrijheid van meningsuiting niet beschermd wordt door onze politieke en juridische elites. Dat proces markeerde ook een kantelpunt in de publieke opinie. In het begin hoorde je: “Moet die Wilders dat nu allemaal wel zeggen?” En dan begon dat proces en werd de rechtszaal beveiligd met gepantserde auto’s en gewapende mannen, waardoor mensen zich vragen begonnen te stellen: wie moest hier tegen wie beschermd worden? Het was overduidelijk een omgekeerde wereld, waardoor de mening bij de publieke opinie kantelde: “Waarom mag die vent dat gewoon niet zeggen?”
Als je niet vrij je kritiek kunt geven en het debat over de islam kan voeren, ben je sowieso verloren. Niet alleen omdat je dan niet op hervormingen binnen de islam kan aansturen, maar ook omdat mensen verbitterd raken. We moeten leren aanvaarden dat Europa veranderd is en we moeten daarmee leren omgaan. Alleen maak je die aanvaarding onmogelijk als mensen het gevoel hebben dat ze niet meer mogen zeggen wat ze willen.
Moet er dan niet vooral op gelet worden dat de kritiek zich richt op de islam, op de ideologie en op de religie, en niet op ‘de moslims’?
Baudet: Waarom mag je de moslims niet bekritiseren?
Ontaardt die kritiek niet snel in een ordinaire scheldpartij?
Baudet: Mag je dan niet schelden? Dat je zo mensen pijn doet, vind ik niet belangrijk. Dat is absoluut geen criterium om een rechtsstaat op te bouwen.
Racisme moet ook kunnen?
Baudet: Zeker.
België heeft een antiracismewet waardoor mensen veroordeeld kunnen worden als ze discrimineren op grond van nationaliteit, ‘ras’, huidskleur, afkomst of etnische afstamming.
Baudet: Dus je mag niet zeggen: “Ik vind negers heel erg aantrekkelijk.” Dat mag wel? Oké, maar je mag niet zeggen: “Ik vind negers niet zo aantrekkelijk”, want dan word je veroordeeld? Dat is toch belachelijk? Natuurlijk mag je geen geweld gebruiken, maar al het andere zou toegestaan moeten zijn. Het debat is vrij. Als we er echt zo van overtuigd zijn dat onze standpunten de juiste zijn, kunnen we toch vertrouwen op de argumenten die die standpunten onderbouwen?
Wordt het debat de laatste jaren niet steeds ruwer waardoor een consensus moeilijker wordt?
Baudet: Ik ben niet voor consensus. Dat is de dood in de pot van het intellectuele debat. Ik vind niet dat het ruwer wordt of ontaardt. Wel merk ik dat er veel angst voor moslims is en die angst zorgt voor zelfcensuur. Dan hebben we het over ‘religies die in algemene zin problemen veroorzaken’. Religies? Wanneer heb je voor het laatst een zenboeddhist zich zien opblazen? Het gaat gewoon over moslims: de islam is het probleem. Als een man zoals Wilders dat dan benoemt, wordt hij er nog eens strafrechtelijk voor vervolgd ook. Dat is toch absurd? Als we echt dat nieuwe multiculturele nationalisme een kans willen geven, zullen we eerst zonder vrees het debat moeten voeren.
Thierry Baudet
Geboren in Heemstede in 1983.
Studeerde rechten en geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Is als onderzoeker verbonden aan de faculty of humanities van de Tilburg University.
Publiceerde samen met Michiel Visser Conservatieve vooruitgang (2010) en Revolutionair verval (2012), essaybundels waarin ze samen met hedendaagse conservatieve filosofen als Roger Scruton en Theodore Dalrymple portretten borstelen van illustere voorgangers als Edmund Burke en Ludwig Wittgenstein.
Baarde vorig jaar opzien met zijn boek Aanval op de Natiestaat, waarin hij de maat nam van de Europese Unie en van instellingen als de Wereldhandelsorganisatie en het Internationaal Strafhof, en een pleidooi hield voor rehabilitatie van de natiestaat.
Thierry Baudet, Oikofobie, Bert Bakker, 248 blz., 14,95 euro
© Jan Stevens