“West-Europa was in de jaren zestig linkser dan het huidige China”

In Slechte elementen bekijkt journalist Ian Buruma China door de ogen van ’s lands meest kritische geesten: de dissidenten en rebellen. ‘China wordt geregeerd door de maffia. De Communistische Partij is een volbloed maffia-organisatie met criminele activiteiten, corruptie en afrekeningen.’

 

De ochtend na de aanslag op de marathon in Boston is alles rustig in het lieflijk groene Annandale-on-Hudson in de staat New York. ‘Ik heb hier helemaal niets van paniek of zo gemerkt’, zegt journalist, essayist en politiek commentator Ian Buruma bijna verontschuldigend. ‘Tijdens de week geef ik diep in het Amerikaanse platteland les en verneem ik alles wat er in de rest van de wereld gebeurt alleen maar via de krant.’

Sinds 2003 doceert Buruma aan het Bard College democratie, mensenrechten en journalistiek. Daarnaast schrijft hij artikels en opiniestukken voor The New York Review of Books, The New Yorker en NRC Handelsblad. In de jaren zeventig studeerde hij Chinese literatuur en geschiedenis aan de universiteit van Leiden, en Japanse film in Tokio. De voorbije jaren verschenen er heel wat boeken van zijn hand waarin hij, vaak vanuit zijn kennis over China en Japan, heldere beschouwingen neerschreef over cultuur, vrijheid en samenleving. Na de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh, analyseerde hij haarscherp de steeds harder wordende Nederlandse samenleving in Dood van een gezonde roker. Het boek werd in 2006 genomineerd voor de prestigieuze Samuel Johnson Prize. Twee jaar later kreeg Buruma de Erasmusprijs.

Tussen 1996 en 2001 bezocht hij verschillende Chinese dissidenten zowel in het Westen als in ‘het Moederland’. Hij startte zijn tocht in Los Angeles, reisde vervolgens naar Singapore, Taiwan en Hongkong, en eindigde in het hol van de leeuw, in Beijing. Het boeiende relaas van zijn omzwervingen en ontmoetingen bundelde hij in Slechte elementen. Chinese dissidenten van Los Angeles tot Beijing. De oorspronkelijke Engelstalige uitgave verscheen in 2001. ‘Het boek kwam uit op een ongelukkig tijdstip’, zegt hij. ‘Het was vlak na de aanslagen van 11 september en van het ene moment op het andere was niemand nog geïnteresseerd in China. Ondertussen is de interesse in China gelukkig weer helemaal terug. Mijn uitgever moet gedacht hebben: dit is hét moment om Slechte elementen een tweede kans te geven.’ (lacht)

 

Is de politieke toestand in China sinds 2001 dan niet geëvolueerd?

Ian Buruma: De politieke toestand is min of meer hetzelfde gebleven. Natuurlijk zijn er een paar zaken veranderd: zo is een deel van China nog veel rijker geworden dan het toen al was. Maar je kunt niet zeggen dat er nu meer vrijheid dan vroeger is. De mensenrechten worden er nog steeds met de voeten getreden. Niet zo desastreus als onder Mao, en ook niet even afschuwelijk zoals nu in Congo, maar veel verbetering is er sinds 2001 niet te merken. Op het moment dat ik het boek schreef, leefde ik nog in de overtuiging dat het regime niet zo lang stand zou houden. Dat heb ik dus verkeerd ingeschat.

 

Wat misschien wel sterk veranderd is, is dat de Chinese machthebbers hier in het Westen beter aanvaard worden dan toen?

Buruma: Met ‘het Westen’ bedoelt u waarschijnlijk de Westerse regeringen. Ik ben er niet zo zeker van dat het regime nu beter aanvaard wordt. Het is wel zo dat de meeste Westerse regeringen zich erbij neergelegd hebben dat het zinloos is om met de Chinese overheid over mensenrechten te praten. In de eerste plaats omdat ze bijzonder weinig vat hebben op wat er in China gebeurt, en in de tweede plaats omdat het land economisch veel te belangrijk geworden is om het hard aan te pakken. Hoe sterker, rijker en groter de Chinese economie wordt, hoe meer andere regeringen geneigd zijn het communistische regime te ‘aanvaarden’.

 

Is massale revolte zoals op het Tienanmenplein in 1989 ook nu nog mogelijk?

Buruma: Zeker, wat niet wil zeggen dat het op exact dezelfde manier zal gebeuren. Veel mensen geloven dat de politieke toestand in China momenteel stabiel is, maar dat is niet zo. Na de opstand op het Plein van de Hemelse Vrede in 1989 hebben de machthebbers de stedelijke, redelijk hoog opgeleide middenklasse min of meer afgekocht. De deal tussen de bourgeoisie en de communistische partij is heel simpel: de goedboerende stedelingen bemoeien zich niet met politiek en houden geen demonstraties; in ruil zorgt de regering ervoor dat de bourgeoisie steeds welvarender wordt. Zolang de economie enorm blijft groeien, is er geen vuiltje aan de lucht. Maar de geschiedenis leert dat op termijn een flinke economische terugslag onvermijdelijk is. Op dat moment zal de regering haar deel van de afspraak niet langer kunnen nakomen, waardoor de politieke situatie meteen minder stabiel wordt en er een gevaarlijke toestand kan ontstaan. Er is nu natuurlijk ook al heel wat protest in China, maar het is sporadisch, verspreid over het land en het wordt niet aangestuurd door de welgestelde middenklasse, maar door arbeiders en boeren. Zolang mensen niet op landelijke schaal iets kunnen organiseren, is het heel moeilijk om plaatselijke protesten om te zetten in een echt nationale beweging. De Communistische Partij zorgt er heel slim voor dat het protest gefragmenteerd blijft.

De Partij doet op zeer bescheiden niveau pogingen om de mensen de illusie te geven dat ze een soort van ‘keuzevrijheid’ hebben. Zo worden er op lokaal niveau ‘verkiezingen’ georganiseerd. Alle verschillende kandidaten zijn dan natuurlijk wel allemaal lid van de Communistische Partij. Het gaat de partijbonzen daarbij niet om democratisering, maar om het scheppen van een betere band tussen de Communistische Partij en de bevolking. Op een hoger niveau zijn er helemaal geen verkiezingen: alle partij- en regeringsleiders zijn op hoogst ondemocratische wijze aan de macht gekomen.

 

Volgens sommigen is China veel te groot voor een democratisch regime.

Buruma: Ja, dat wordt gezegd, maar ik ben daar niet van overtuigd. India is ook een immens land met waarschijnlijk nog meer verscheidenheid dan China, en toch heeft dat land wel een democratisch verkozen regering. De Indiase democratische instellingen werken niet altijd even gestroomlijnd, maar ze bestaan én ze functioneren.

 

Hoe ideologisch gestuurd zijn de huidige generatie Chinese machthebbers?

Buruma: Na Mao is ideologie weggedeemsterd en is politieke macht synoniem van financiële, materiële en economische macht. Het huidige Chinese economische systeem is vergelijkbaar met het Zuid-Koreaanse en het Japanse. Het is een kluwen van door de staat geleide bedrijven met een sterke industriële bureaucratie, en daarnaast een soort van private ondernemingen. Het grote verschil is de omvang van de corruptie: in Zuid-Korea en Japan is er ook een vorm van corruptie met politici die samenwerken met bureaucraten en grote bedrijven om hun belangen te behartigen; in China swingt die corruptie echt de pan uit. Daar hangt alles uiteindelijk alleen af van de Communistische Partij. Ook privé-ondernemers moeten er steeds voor zorgen dat ze op goede voet staan bij de Partij, anders riskeren ze snel weggedrukt te worden.

 

Mag ik de Communistische Partij vergelijken met de maffia?

Buruma: Ja. En dat mag u heel letterlijk nemen. De Partij is een volbloed maffia-organisatie met criminele activiteiten, corruptie, afrekeningen en machtspelletjes.

 

In maart vorig jaar kreeg België het bezoek van een Chinese delegatie van 63 potentiële investeerders. Ze werden door onze ministers met open armen ontvangen. Volgens de Spaanse Chinacorrespondent Juan Pablo Cardenal maken onze regeringsleiders een vergissing door de rode loper uit te rollen voor dat soort van delegaties, omdat dat hetzelfde is als “zakendoen met communistische hardliners voor wie mensenrechten, milieubescherming en duurzaamheid loze begrippen zijn.”

Buruma: Ik durf niet zo expliciet te stellen dat je als Westerse minister op zo’n moment ook automatisch met de hardliners aan het onderhandelen bent, maar het is wel juist dat er niet veel afspraken gemaakt worden waar de Partij haar toestemming niet voor gegeven heeft. Het is dus heel onwaarschijnlijk dat Chinese zakenlieden volkomen onafhankelijk kunnen optreden als ze onderhandelen in het buitenland. Zo hebben Westerse regeringsonderhandelaars indirect altijd met de Partij te maken. Buitenlandse regeringen gaan natuurlijk graag om met Chinese zakenlui en delegaties omdat er altijd wel deals te sluiten zijn en er veel geld te verdienen is.

 

Leggen onze regeringen te weinig de nadruk op het eerbiedigen van mensenrechten als ze met de Chinezen onderhandelen?

Buruma: Wellicht, maar ik vrees dat ze niet veel speelruimte hebben. China is groot en machtig en Belgen, Nederlanders en zelfs Amerikanen kunnen zoveel zeggen wat ze willen, veel indruk maakt dat niet. Uiteindelijk moet het van de Chinezen zelf komen. Dus is het onze verdomde plicht om van hieruit dissidenten te steunen. Al moeten we daar ook voorzichtig mee zijn, want een dissident wil in China niet de reputatie hebben dat hij een speelpop van buitenlandse belangen is. Behalve preken, kunnen buitenlandse regeringen echt niet zoveel doen. We weten dat de impact van al dat gepreek niet zo bijzonder groot is.

 

Nu China een flink deel van de Amerikaanse schuld in handen heeft, wordt het voor Amerikaanse politici nog moeilijker om druk uit te oefenen?

Buruma: Ja, al kan er natuurlijk wel nog veel indirect worden gedaan. Net als de maffia is ook de Chinese overheid per definitie conservatief; dat geldt eigenlijk voor alle criminele organisaties. Ze profiteren van de toestand zoals die is en willen die daarom liefst zo houden. Maffiabazen willen gerespecteerd worden en doen daarom vaak aan liefdadigheid. Ook de Chinese regeringsleden en partijbonzen willen respectabele heren zijn. Met die wijsheid in het achterhoofd kun je als buitenlandse investeerder wel degelijk een beetje het verschil proberen te maken door op de ‘gevoelens’ van de leiders in te spelen. Als zo’n buitenlandse investeerder een fabriek in China uitbouwt, kan hij heel veel aandacht schenken aan goede arbeidsomstandigheden en zo ook Chinese ondernemers er misschien toe aanzetten om ook hun arbeidscondities op te krikken.

 

Wat vinden de gewone Chinezen zelf van hun dissidenten?

Buruma: De dissidenten buiten China hebben zeer weinig vat op wat er in hun thuisland gebeurt. De meeste Chinezen vinden hen maar obscure figuren. Daarom ook heeft de Chinese regering er geen enkel probleem mee om af en toe dissidenten te ‘lozen’ en ze met veel publiciteit te laten vertrekken naar de Verenigde Staten. Binnen China zelf zijn wel wat intellectuele dissidenten actief. Tegenwoordig voeren zij vooral actie via het internet, waardoor ze niet echt een grote aanhang hebben. Maar er zijn ook mensen die op andere, meer praktische manieren ‘oppositie’ voeren. Zo zijn er advocaten die mensen verdedigen die op een of andere manier ingegaan zijn tegen de criminele of politieke belangen van de Partij en daarvoor juridisch vervolgd worden. Je mag de invloed op de publieke opinie van een man als Ai Weiwei niet onderschatten. Zijn uitspraken op Twitter worden echt wel door veel Chinezen gevolgd. Maar de overgrote meerderheid van de gewone Chinezen is bezig met elke dag te overleven en heeft niet veel boodschap aan al dat dissidente gedoe. De enige plaats in China waar je vrij ongestoord kan zeggen wat je denkt, is Hongkong. Daar merk je nu nog heel duidelijk de sporen van het vroegere kapitalistische verleden. Na de overname door de Volksrepubliek zijn Chinezen van het vasteland zich er komen vestigen, waardoor de verschillen in welvaart tussen Hongkong en de rest van China steeds kleiner worden. In sommige opzichten is Sjanghai nu even modern als Hongkong.

 

Hebt u nog contact met de dissidenten die u in 2001 bezocht hebt?

Buruma: Heel weinig. Ik heb me een beetje teruggetrokken uit dat milieu. Het probleem met overzeese dissidentenkringen – niet alleen met Chinese – is dat ze na verloop van tijd enorme onderlinge vetes ontwikkelen. Ik had niet veel zin om daarin betrokken te raken. Dat zijn dan vetes waarbij het politieke en het persoonlijke vaak samenvallen. Al dat geharrewar tussen die verschillende dissidenten is natuurlijk ontstaan uit pure frustratie, omdat die mensen in hun eigen land zo weinig kunnen doen, en daarom willen ze in het buitenland dolgraag allemaal haantje-de-voorste zijn. Als je als buitenstaander te betrokken raakt, loop je het risico dat je door één groep of één persoon geadopteerd wordt en ingezet wordt tegen de anderen. Daar had ik geen zin in.

 

Is de Chinese overheid blij met het spierballengerol van bondgenoot Noord-Korea?

Buruma: De Chinese leiders zijn daar helemaal niet blij mee, want omdat ze zo conservatief zijn, willen ze geen chaos aan hun grens. Ze willen ook niet dat Noord-Korea instort, want het vormt de perfecte bufferstaat met Zuid-Korea, wat voor hen gelijkstaat met de Verenigde Staten. Ze hebben ook geen zin in de opvang van honderdduizenden, misschien wel miljoenen vluchtelingen. Dus willen ze het liefst de stabiliteit, of het status-quo, bewaren en zijn ze nu erg verstoord door de Noord-Koreaanse regering die de zaak op de spits probeert te drijven.

 

Wat bezielt de Noord-Koreaanse leider Kim Jong-un dan?

Buruma: Hij is heel jong en moet zichzelf bewijzen. Ik denk dat al dat spierballengerol vooral voor zijn eigen militairen bedoeld is. Na de val van de Sovjet-Unie is Noord-Korea nu haast geheel afhankelijk van China. Vroeger speelden de Noord-Koreaanse machthebbers graag China en de Sovjet-Unie tegen elkaar uit. Kim Jong-un kan dat nu niet meer en probeert de totale afhankelijkheid van China te verdoezelen door vijandig te doen tegenover Zuid-Korea, de Verenigde Staten en Japan. Ik denk niet dat dit zal escaleren tot een oorlog, al kun je dat nooit helemaal uitsluiten, want soms lopen dit soort dingen uit de hand.

 

Noord-Korea heeft kernwapens.

Buruma: In hoeverre ze die wapens echt al hebben, is niet helemaal duidelijk. Al hebben ze zeker de capaciteiten om kernwapens te maken. Als het toch mis gaat, denk ik niet dat het conflict zal escaleren tot een Derde Wereldoorlog, want China is niet bereid om voor Noord-Korea oorlog te gaan voeren met de VS en Japan. Als Noord-Korea een raket afvuurt, isoleert het land zich meteen volledig, waarna het snel verslagen zal worden door de Zuid-Koreaans-Amerikaanse troepen. De ellende is alleen dat zo’n conflict ongelooflijk veel schade zal toebrengen en dat er honderdduizenden mensen in de beide Korea’s zullen sterven.

In 1995 heb ik Noord-Korea bezocht en behalve een paar straten in de hoofdstad Pyongyang heb ik toen bijzonder weinig van het land te zien gekregen. Ik zat gevangen in een strak geregisseerd programma, waarin niets aan het toeval was overgelaten. Ik werd me er toen heel erg van bewust dat ik in een onvervalste totalitaire staat op bezoek was. Het was er uiterst griezelig en onaangenaam.

 

U woont al geruime tijd in New York. Hoe kijkt u naar uw geboorteland Nederland?

Buruma: Toen ik er in de vroege jaren zeventig woonde, was Nederland nog een toonbeeld van progressie en van sociaal-democratie. Alles was er moderner en vooruitstrevender. Althans, zo zagen de Nederlanders hun land zelf graag en gedeeltelijk hadden ze ook gelijk. Dat is nu natuurlijk veranderd: er is een reactie gekomen waardoor de slinger de andere kant uitgeslagen is. Die ruk naar rechts en de opkomst van het nationalisme gelden niet alleen voor Nederland: de meeste landen in Europa zijn erg veranderd. Maar door dat progressieve verleden is het in Nederland wel veel heftiger verlopen.

 

Moet Europa zich zorgen maken over dat oprukkende nationalisme?

Buruma: Ja, dat vind ik wel. Het belooft alleszins meer spanningen met migranten op te leveren. Maar migranten gaan niet weg en landen hebben nu eenmaal immigratie nodig. De publieke opinie heeft op dit moment ook absoluut geen boodschap aan de Europese eenheidsdroom.

 

De eurocrisis heeft die Europese gedachte natuurlijk geen deugd gedaan.

Buruma: Nee, en daardoor zie je nu ook allerlei historische wonden weer opengaan. Griekenland werd in de jaren veertig geteisterd door een ernstige burgeroorlog en had daarna dat afschuwelijke kolonelsregime. Mede door de slechte economische toestand gaat diezelfde wonde weer open en marcheren de fascisten van de Gouden Dageraad door de straten van Athene.

 

Volgens sommigen zijn ook bij ons de jaren dertig terug.

Buruma: Ik weet het, maar een partij als jullie N-VA kun je toch niet vergelijken met de vooroorlogse fascistische partijen. Het rechtse populisme in Europa, ook in Nederland en België, is in sommige opzichten natuurlijk wel te vergelijken met de jaren dertig, zo exploiteren de populisten ook nu rancunegevoelens. Aan de andere kant zijn er ook grote verschillen: de N-VA heeft geen militaire trekken, er zijn geen uniformen, er wordt niet met geweld gedreigd en het is nog steeds een democratische partij.

 

De partij heeft intussen wel een aantal politici van het Vlaams Belang met open armen verwelkomd.

Buruma: Het is alleszins beter dat een democratische partij probeert de mensen te vertegenwoordigen die anders op extreemrechts zouden stemmen. Ik vind Geert Wilders en zijn ‘beweging’ in Nederland veel zorgelijker: hij onderneemt bewust pogingen om de autoriteit van de rechterlijke macht te ondermijnen. Dat is gevaarlijk. Ik maak me sowieso zorgen als mensen zichzelf presenteren als een beweging in plaats van als een partij. Zo’n ‘beweging’ geeft de indruk dat ze zichzelf verheven voelt boven de rest.

 

Leven we nu in moeilijker tijden dan voor de val van de Muur?

Buruma: Het was toen in ieder geval eenvoudiger. In de jaren zestig en zeventig leefde in West-Europa, ondanks de crisis, toch het idee dat het economisch steeds beter ging, en dat de kinderen het beter zouden hebben dan hun ouders. Tijdens de koude oorlog was het duidelijk wie bij wie hoorde. Maar in sommige delen van de wereld werd ook toen hard gevochten, denk maar aan Vietnam en aan de Koreaanse oorlog. Ik weet eerlijk gezegd niet of het nu zoveel slechter is.

 

Dat gouden zestiger jaren-gevoel, ervaren de Chinezen dat nu ook?

Buruma: Niet allemaal: met de grote meerderheid gaat het helemaal niet zo goed. In sommige delen, bijvoorbeeld in de steden aan de kust, gaat het wel steeds beter. Daar vind je dan ook nogal wat triomfalistische nationalisten. Maar bij de Chinezen op het platteland en in de industriegebieden is weinig triomfalisme te bespeuren. In West-Europa ging het in de zestiger jaren eigenlijk voor iedereen min of meer beter. Dat was niet alleen dankzij de zegeningen van het kapitalisme, maar vooral dankzij de zegeningen van de sociaal-democratie en de christen-democratie. Toen was er veel meer gelijkheid in West-Europa dan nu. In China wordt de ongelijkheid alleen maar groter. Weet u wat zo ironisch is? Dat West-Europa in de jaren zestig veel linkser was dan het huidige China. (lacht)

 

Ian Buruma, Slechte elementen. Chinese dissidenten van los Angeles tot Beijing, Atlas Contact, 464 blz., 24,95 euro

 

Ian Buruma

 

Geboren in 1951.

Zoon van een Britse moeder en een Nederlandse vader.

Studeert Chinese literatuur en geschiedenis in Leiden en Japanse film in Tokio.

1977-80: werkt als filmmaker en fotograaf in Japan.

1983-86: werkt als cultuurjournalist in Hongkong.

Werkt daarna voor verschillende bladen en schrijft ook diverse boeken.

Is sinds 2003 hoogleraar democratie, mensenrechten en journalistiek aan het Bard College in New York.

 

 

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten