“Schrijven schrikt me af”

Ruim vier jaar lang moesten Paolo Giordano’s lezers wachten op Het menselijk lichaam, de opvolger van De eenzaamheid van de priemgetallen. Het megasucces van zijn debuut bezorgde Giordano zo’n angst dat hij jarenlang geen fatsoenlijk verhaal op papier kreeg. “Ik had niet echt een writer’s block, want ik bleef al die tijd toch schrijven. Alleen waren al die geschriften waardeloos.” Dus ging Giordano in therapie en trok hij vervolgens naar de oorlog in Afghanistan. “Enkel de confrontatie met echte allesoverheersende angst kon me van mijn schrijfangst verlossen.”

 paolo giordano

Op de ijskoude straten van het statige Turijn ligt een sneeuwwit tapijt, maar in het gezellig rommelige schrijfhok van Paolo Giordano is het lekker warm. Aan de muur hangt een grote affiche met het omslag van Het menselijk lichaam; van De eenzaamheid van de priemgetallen is geen spoor terug te vinden. In Het menselijk lichaam volgt Giordano een peloton jonge Italiaanse soldaten op missie in de Afghaanse Gulistanvallei. Adjudant Antonio René, de leider van het gezelschap, is aan het thuisfront niet alleen beroepsmilitair, maar ook gigolo. Vlak voor hij naar Afghanistan afreist, wordt hij nog opgetrommeld door zijn veertigjarige vaste cliënte Rosanna. Nadat hij haar bijgepraat heeft over de missie van het Italiaanse leger, “we gaan er vooral heen om de bevolking te beschermen”, vertelt Rosanna hem dat ze zwanger van hem is, en dat hij maar moet beslissen wat er met het ‘ongelukje’ moet gebeuren. Waarna ze de liefde bedrijven, Rosanna haar portemonnee zoekt en hem cash betaalt. De twintigjarige korporaal Roberto Ietri is de jongste van het peloton en is zowel een groentje in de liefde als in de militaire actie. Vlak voor zijn vertrek krijgt hij op de luchthaven nog flink op zijn donder van zijn overbezorgde moeder. Toch blijft Ietri vol verwachting samen met zijn andere naïeve collega’s uitkijken naar het spannende Afghaanse avontuur. De jonge militairen zijn er zich niet van bewust dat de stoffige, kurkdroge Gulistanvallei één van de heetste, saaiste en tezelfdertijd misschien wel de gevaarlijkste en meest verraderlijke plek in Afghanistan is.

Paolo Giordano was amper 26 en net afgestudeerd als natuurkundige, toen hij in 2008 met De eenzaamheid van de priemgetallen de Premio Strega, Italië’s belangrijkste literaire onderscheiding, won. Het boek werd nationaal en internationaal een gigantisch verkoopsucces: in eigen land ging het meer dan 1 miljoen keer over de toonbank en het werd in meer dan veertig talen vertaald. Ook bij ons prijkte het verhaal over de aantrekkingskracht tussen twee getraumatiseerde zielsverwanten maandenlang aan de top van de bestsellerlijsten. “Ik geloof nog steeds dat je beter succes kan hebben als jonge auteur dan als oudje”, zegt Giordano. “Al was het maar omdat je als jongeling op zoveel meer manieren van dat succes kan profiteren en genieten. Alleen was ik te jong en er helemaal niet op voorbereid.”

 

Het succes legde teveel druk op je jonge schouders?

Paolo Giordano: Ja, al was het vooral een innerlijke druk. Ik denk niet dat ik me liet intimideren door al die mensen die me steeds weer op het hart probeerden te drukken hoe immens mijn succes toch wel was. Ik geloofde hen eerlijk gezegd ook lang niet. Maar vrij snel werd ik me wel bewust van die steeds sterker wordende innerlijke druk. Die had een invloed op alles wat ik als schrijver ondernam: niets leek nog goed en niets was ook goed. Mijn geschriften werden aangedreven door angst en ik kreeg steeds meer de behoefte om te laten zien ‘hoe goed ik wel was’. Angst begon alle aspecten van mijn leven te beheersen. Op een bepaald moment was ik op tournee in Brazilië en vlak voor ik terug naar huis moest, werd ik overvallen door vliegangst. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt. Een vriend heeft me toen door die crisis heen gepraat, maar tijdens de vlucht voelde ik me erg ongemakkelijk.

 

Dus trok je naar de oorlog in Afghanistan om je writer’s block te lijf te gaan?

Giordano: Het was geen echte blokkade, want ik zette nog letters op papier, alleen vormden ze geen fatsoenlijke zinnen meer. Ik zat gevangen in mijn angst. Maar dat was niet de reden waarom ik die eerste keer naar Afghanistan vertrok. De aanleiding was een autoreis die ik met een vriend van Rome naar het zuiden maakte. Onderweg begonnen we te praten over de oorlog in Afghanistan. We kwamen allebei tot de vaststelling dat we er bijzonder weinig over wisten, terwijl dat conflict al tien jaar bezig was. Het voelde verkeerd aan: de oorlog waar jongens van onze generatie bij betrokken zijn, speelde zich ergens ver weg af. We hadden het gevoel dat wij er volledig van afgesneden waren.

 

Vochten er vrienden van je mee?

Giordano: Nee, in de militaire dienst tref je geen Noord-Italiaanse jongens zoals ik aan die een universitair studieparcours afgelegd hebben. De meeste soldaten stammen uit het zuiden. Het leger is blijkbaar aantrekkelijker voor jongens die op plaatsen wonen waar de werkloosheid hoger is. Ik heb zelf geen dienstplicht vervuld en was nieuwsgierig naar het leven als militair. Er was ook een andere reden waarom ik per se naar Afganistan wou: ik ben altijd verzot geweest op oorlogsliteratuur en daardoor was ik ook geïntrigeerd door militaire operaties zoals Enduring Freedom. Begin 2010 zag ik de indrukwekkende film The Hurt Locker van Kathryn Bigelow over de oorlog in Irak. Ik kreeg het gevoel dat ik ook zo’n krachtige ervaring nodig had om als schrijver weer op het juiste spoor te raken. Dus trok ik in december 2010 in opdracht van Vanity Fair als embedded journalist bij het Italiaanse leger voor tien dagen naar het Afghaanse front. Een jaar later heb ik dat nog eens overgedaan, maar dan voor de Italiaanse krant Corriere della Sera. Mijn ervaringen in Afghanistan waren zo sterk dat ze me afgeholpen hebben van mijn levens- en schrijfangst. De angst die de soldaten daar dag in dag uit voelden, oversteeg probleemloos al mijn angsten. De echte angst die ik op die plek ervoer, was intens genoeg om mijn blokkade te doorbreken.

 

Wilde je daarna in Het menselijk lichaam laten zien hoe de oorlog in Afghanistan er werkelijk aan toe gaat?

Giordano: Toch niet. Er zit eigenlijk niet zo heel veel realisme in deze roman. Het lijkt een realistisch verteld oorlogsverhaal, maar dat is het niet. Ik wou geen anti-oorlogspamflet schrijven of een beeld schetsen van ‘de ware Afghaanse gruwel’. Het menselijk lichaam gaat in de eerste plaats over mijn persoonlijke oorlog in de jaren na De eenzaamheid van de priemgetallen. Deze roman vertelt heel wat meer over de mens Paolo Giordano dan mijn debuut. De enige juiste manier om hem te lezen, is als een grote metafoor. Hij lijkt in afstand en in onderwerp ver van mij af te staan, terwijl er net zeer intieme dingen over mezelf in verwerkt zijn. Het verwart me nu dat critici en lezers Het menselijk lichaam als een realistische roman interpreteren. De personages die ik in het eerste deel voorstel, zijn eigenlijk afsplitsingen van mezelf en van mijn generatiegenoten, de mensen die vandaag tussen 20 en 30 zijn.

 

Je wou bewust een boek over je generatie schrijven?

Giordano: Dat besef is pas halverwege gekomen. In Afghanistan ontmoette ik Italiaanse militairen van mijn leeftijd. We groeiden op met dezelfde muziek en met dezelfde tv-programma’s. Zij zaten daar in de Gulistanvallei als ‘misplaatsten’, op een plek waar er niets was, waardoor ze hun leven van nul moesten heropbouwen. Het menselijk lichaam gaat over jonge mensen die in het midden van een woestijn zitten. De oorlog is niets meer dan de verpakking.

 

Jouw generatie zit dus figuurlijk in de dorre, saaie, bloedhete woestijn?

Giordano: Griezelig, toch? Ik denk daar liefst niet teveel over na en geef er ook niet teveel duiding bij, want door de verborgen betekenis uit te leggen, wring ik mijn eigen metafoor de nek om. Zie het maar als een beeld dat ik spontaan gecreëerd heb.

 

Je zegt dat die oorlog niet belangrijk is, maar jouw generatie is opgegroeid met veel oorlogen die ver weg gevoerd werden en worden: de oorlog in Irak, Afghanistan, Libië, de hele war on terror…

Giordano: Dat is juist, en er zijn nu weer nieuwe oorlogen in de maak, denk maar aan Mali. Doordat ze ver weg gevoerd worden, lijkt het alsof ze voor de meesten van ons niet bestaan of niet meer zijn dan een videogame. Ik vermoed dat mijn generatie de allereerste is die het ‘voorrecht’ heeft om de oorlogen die we voeren, te negeren, alsof ze niet van ons zijn. Toen ik al schrijvende het leven van mijn romanpersonages mixte met de echte oorlog in Afghanistan, besefte ik dat we in ons dagelijks leven allemaal oorlogen uitvechten. We maken een grote vergissing door te doen alsof de conflicten waar we zelf mee verantwoordelijkheid voor dragen, ons niet aangaan. Want na verloop van tijd zullen we alle conflicten ontwijken en ze zelfs niet meer herkennen als we er middenin zitten. Door naar Afghanistan te reizen en door dit boek te schrijven, heb ik al mijn persoonlijke conflicten blootgelegd. De reële oorlog hielp me om ze op het spoor te komen.

 

Jij bent geen pacifist?

Giordano: Toen de oorlog in Irak startte, zat ik op de universiteit hier in Turijn. Er groeide een grote vredesbeweging tegen de deelname van Italië aan president Bush’ Coalition of the Willing. Er werden massabetogingen gehouden, maar ik stapte er niet in mee. Ik stond zeer sceptisch tegenover de houding van die pacifisten. Ik heb me altijd vragen gesteld over wat dat precies is, pacifist zijn. Kun je als mens wel als een totale pacifist door het leven stappen? Ik heb nooit in dat idee geloofd. Dat is waarschijnlijk een van de redenen waarom ik per se naar Afghanistan wou: om te ontdekken of er ook in mij een oorlog woedt.

 

Bestaat het grootste deel van de tijd van de soldaten in Afghanistan vooral uit verveling zoals jij die in Het menselijk lichaam beschrijft?

Giordano: De militaire acties zijn beperkt, waardoor er ontzettend veel ‘lege tijd’ is. Maar in die lange periodes zonder actie gaat het dagelijkse leven zijn gewone gang, en al die stoere mannen moeten zich dan ontfermen over wat thuis vaak ‘de meisjestaken’ zijn, zoals koken en wassen.

 

Dat moet lastig zijn voor al die Italiaanse macho’s.

Giordano: Zo zien wij hen natuurlijk, als echte mannetjesputters, maar paradoxaal genoeg blijken zij aan het front best in staat te zijn om al die dingen te doen waar mannen van hun slag normaal gezien geen kaas van gegeten hebben. Ze kunnen heel goed voor zichzelf zorgen, en ze hebben nog een heel bijzondere andere ‘vrouwelijke’ eigenschap: ze kunnen ook heel goed voor anderen zorgen. Ik was bij hen te gast, ongewapend en ongevaarlijk, en ze zorgden allemaal voor mij, alsof ik de kleine jongen was en zij de volwassenen. Ze hielpen me met de riemen van mijn kogelvrij vest of met het vastgespen van mijn helm.

 

Een van je hoofdpersonages, adjudant René, is een officier die in de periodes dat hij in Italië is, een bloeiende praktijk heeft als gigolo. Ik vond dat eerlijk gezegd een bizarre combinatie.

Giordano: Ik heb zo iemand in Afghanistan ontmoet; het dubbelleven van adjudant René is niet uit mijn verbeelding ontsproten. De soldaten die in het eerste deel van mijn roman naar Afghanistan afreizen, zitten allemaal in een lastige relatie met een vrouw: René met een door hem bezwangerde ‘cliënte’, Ietri met zijn moeder… Later volgen op de legerbasis andere relatievormen tussen mannen: die van vader-zoon of van baas-knecht.

 

Het lijken allemaal heel stereotype relaties.

Giordano: Ja, en dat was ook de bedoeling. Elk personage moet eerst ontdekken wat zijn stereotype is, dat verslaan en vervolgens op zoek gaan naar zijn ware ik. Dat is iets wat ik zelf ook moest doen op het moment dat ik naar Afghanistan vertrok. Want na het grote succes en de maandenlange tournees was ik een stereotype van mezelf geworden en werd ik ook door andere mensen benaderd alsof ik een cliché van Paolo Giordano was. Sommigen zagen me als een rockster en anderen als dat talentloos schrijvertje dat veel geluk gehad heeft. Ik begon mezelf te zien als het stereotype van ‘de beroemde schrijver’. Ik ben er zelfs meer dan twee jaar voor in psychotherapie geweest. Het menselijk lichaam is eigenlijk een dagboek van die therapie: er is altijd een analogie tussen de dingen die ik tijdens de gesprekken met de psycholoog over mezelf ontdekte en de gebeurtenissen in de roman. De verschillende personages vertellen iets over de mens die ik vóór en na het monstersucces van De eenzaamheid van de priemgetallen was. Ik was als de zwakkeling, maar ook als de slechterik.

 

Op het einde reken je met alle ‘slechte’ afsplitsingen van jezelf af door onder andere die zwakkeling de dood in te sturen?

Giordano: Ja. Maar ik dood ook de ‘onschuldigen’, de ‘kinderachtigen’. Mijn flat is een paar verdiepingen hoger en vaak kwam ik ’s morgens in mijn pyjama hier werken. Onverzorgd, als een soort clochard, probeerde ik dan emoties op papier te krijgen. Op een bepaald moment zag ik mezelf in gedachten vanuit vogelperspectief zitten en kwam een deel van mezelf in opstand tegen de bijna dertigjarige man die ik geworden was. Ik was altijd nogal gevoelig en introvert en in Afghanistan zag ik hoe andere ‘echte mannen’ zich gedroegen. Daardoor kwam het besef dat ik een vriendin en kinderen heb, mijn verantwoordelijkheden moest nemen, mijn angsten overwinnen en eindelijk eens de man in huis moest worden. In Het menselijk lichaam beschreef ik eerst ‘echte mannen’ zoals ik ze vroeger zag, en probeerde ik daarna te ontdekken hoe de échte ‘echte man’ ineenzit. De echte mannen zijn degenen die geleerd hebben om voor anderen te zorgen, die hun fouten aanvaarden en niet langer een rol spelen.

 

Moet een man een grote crisis doorspartelen om tot een échte ‘echte man’ te kunnen transformeren?

Giordano: Daar ben ik van overtuigd. Je kan die crisis beter vroeg dan laat krijgen. Zo rond je dertigste is ideaal. Jammer genoeg zijn er veel manieren om die crisis op de lange baan te schuiven en om als een egocentrische macho te blijven voort ploeteren. Ik heb in mijn leven verschillende crisissen doorgemaakt, maar de grootste kwam na het succes van De eenzaamheid van de priemgetallen. Als dat boek er niet geweest was, was ik waarschijnlijk ook gewoon blijven leven met een vals beeld van mezelf.

 

Voordat je De eenzaamheid van de priemgetallen schreef, heb je eerst het werk van onder anderen Michel Houellebecq en Michael Cunningham bestudeerd. Heb je ook nu eerst het oeuvre van literaire grootheden onder de loep genomen?

Giordano: Ja, maar ik doe dat niet op een strikt wetenschappelijke wijze. Ik tank mezelf eerst vol met andere schrijvers. Ik dompel me helemaal onder in het werk van de schrijver die ik wil imiteren.

 

Imiteren?

Giordano: Misschien is dat een verkeerd woord. (lacht) Laat ik het op een vriendelijker manier zeggen: ik wil iets van dat grote voorbeeld ‘absorberen’. Zo zal ik bij de ene schrijver de constructie van een roman ‘lenen’ en bij iemand anders de tone of voice. Het design voor Het menselijk lichaam heb ik gevonden bij The Naked and the Dead van Norman Mailer, een roman die zich afspeelt tijdens de Tweede Wereldoorlog en ook focust op één peloton. Mijn sleutelauteur was deze keer de Zuid-Afrikaanse schrijver J.M. Coetzee. Toen ik Het menselijk lichaam begon te schrijven, had ik nog nooit iets van hem gelezen. Ik was mijn verhaal in de verleden tijd aan het schrijven, maar het voelde loodzwaar aan. Toen las ik bij toeval In ongenade van Coetzee en besefte ik wat ik verkeerd deed: door Het menselijk lichaam net als het snelle en scherpe In ongenade in de tegenwoordige tijd te herschrijven, veranderde de teneur van mijn boek. Coetzee liet me inzien dat mijn roman tempo nodig had en dat ik de personages in het juiste perspectief moest zetten. Hij beschrijft zijn karakters in de derde persoon, maar doet dat op zo’n ingenieuze manier dat je als lezer in hun hoofd meekijkt.

 

Voel je je als een god als je aan het schrijven bent?

Giordano: Ik voel me nooit sterk als ik schrijf. Ik heb altijd het gevoel dat ik niet goed genoeg ben om de taak die ik mezelf gesteld heb tot een deftig einde te brengen. Ik ben een heel onzekere schrijver. In plaats van ‘s ochtends meteen te beginnen, verlummel ik eerst een uur of vier. Tot ik moe genoeg ben en mezelf verplicht om er zo snel mogelijk van af te raken. Schrijven schrikt me af; het is pijnlijk en maakt me nerveus. Ik word er gek van en isoleer mezelf en dat is niet fijn voor de mensen rondom mij. Ik moet mezelf elke keer weer dwingen om achter dat klavier daar te gaan zitten. Het nadenken over en construeren van verhalen vind ik wel zalig. Gelukkig gaat het grootste deel van mijn tijd daaraan op.

 

Het menselijk lichaam is in Italië niet zo’n seller als De eenzaamheid van de priemgetallen. Is dat een teleurstelling voor je?

Giordano: De verkoop was tot hiertoe niet slecht, maar heel wat minder in vergelijking met mijn debuut en ja, dat heeft me toch een beetje teleurgesteld. Het boek heeft in Italië minder discussie opgeleverd dan ik gehoopt had. Niet dat er geen aandacht aan besteed werd, maar oorlog is blijkbaar commercieel niet interessant. Op het moment dat Het menselijk lichaam hier verscheen, zag iedereen me als een bestsellerauteur. Dat was natuurlijk een vergissing, want het is nooit mijn bedoeling geweest om met De eenzaamheid van de priemgetallen een bestseller te schrijven. Het succes was er plots, zonder dat ik het ingecalculeerd of gewenst had. Ik ken de formule niet voor een bestseller en ik lees zelf geen bestsellers. Er bestond dus een grote misvatting over mij. Deze roman zet dat op een of andere manier weer recht.

 

Paolo Giordano, Het menselijk lichaam, (vertaling: Pietha de Voogd en Mieke Geuzebroek), De Bezige Bij, 320 blz., 24,90 euro

 

Tekst: © Jan Stevens

Foto: © Veerle Van Hoey

Vergelijkbare berichten