“Legaliseer drugs en het geweld verdwijnt”

Juan Gabriel Vásquez groeide in de jaren tachtig op in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá, toen bakermat van de globale handel in cocaïne en de meest gewelddadige stad ter wereld. In zijn schitterende roman Het geluid van vallende dingen gaat Vásquez op zoek naar de impact van de drugshandel op zijn generatie. “Ondanks het geweld gingen we uit en hadden we liefjes. Ik blijf dat merkwaardig vinden.”

 

Hoofdpersonage in Juan Gabriel Vásquez’ Het geluid van vallende dingen is Antonio Yammara, docent aan de universiteit van Bogotá en generatiegenoot van Vásquez. Eind 1995 leert Yammara in een café Ricardo Laverde kennen. Ze worden biljartvrienden, maar Antonio komt erg weinig over Ricardo te weten, behalve dat de man een jarenlange gevangenisstraf uitgezeten heeft. Een paar maanden later wordt Laverde onder zijn ogen op straat doodgeschoten. Antonio raakt bij die aanslag gewond en tijdens zijn herstel gaat hij op zoek naar Laverde’s verborgen geschiedenis. Hij ontdekt dat Ricardo als trafikant van marihuana een van de meer onschuldige ‘pioniers’ was bij de start van de Colombiaanse drugshandel begin jaren zeventig. Tien jaar later zal die drugshandel totaal ontsporen en dompelen drugsbarons zoals de beruchte Pablo Escobar met hun extreme geweld de hele Colombiaanse samenleving onder in angst.

Juan Gabriel Vásquez verliet in 1996 op 23-jarige leeftijd zijn geboorteland en trok naar Parijs om Latijns-Amerikaanse literatuur te gaan studeren aan de Sorbonne, en om zijn droom waar te maken om zelf ook schrijver te worden. Dat laatste verliep moeilijker dan gedacht. “Ik ging door een persoonlijke crisis en het schrijven raakte in het slop”, zegt hij. “Ik was bevriend met een bejaard echtpaar dat in een groot huis in de Belgische Ardennen leefde. Ik zocht ze voor een weekend op en ik vertelde dat ik weg wou uit Frankrijk, maar dat ik ook niet terug wou naar Colombia. Ik wist niet wat te doen. Ze boden me aan om een week bij hen te logeren. Na die week vroegen ze of ik de rest van de maand wou blijven.”

Het werden uiteindelijk negen maanden, en al die tijd zette Vásquez geen letter op papier. “Het enige wat ik deed, was lezen als een bezetene, alsof ik een achterstand moest wegwerken.”

 

Wat las je toen?

JUAN GABRIEL VÁSQUEZ: Alleen romans. Ik ontdekte het werk van Joseph Conrad en hij werd heel belangrijk voor mijn eigen schrijverscarrière. Ik leerde ook het werk van de Spaanse schrijver Javier Marías kennen. En ik las veel poëzie en Shakespeare.

 

Waarom Conrad en Marías? Als tegengif tegen jouw beroemde landgenoot Gabriel García Márquez?

VÁSQUEZ: (lacht) Ik hou van García Márquez en door Honderd jaar eenzaamheid te lezen, wist ik dat ik ook schrijver wou worden. Als schrijver word je beïnvloed door de methodes van collega’s: je hebt een verhaal in je hoofd en je hebt het gevoel dat je via het werk van andere auteurs de manier kan ontdekken om het zelf ook op papier te krijgen. Ik wou romans over de recente geschiedenis van Colombia schrijven, maar mijn land zat volledig gehuld in duisternis. Er zijn in mijn geboorteland door de drugskartels en door andere partijen in naam van de ‘war on drugs’ ongelooflijke wreedheden begaan. Van veel gruwel weten we nog steeds helemaal niets. Ons nabije verleden zit vol zwarte gaten waar niemand vragen over durft stellen. Ik wist niet goed hoe ik over die duisternis moest schrijven. Joseph Conrad leerde me dat die onduidelijkheid, dat Colombiaanse tijdperk met zijn ‘heart of darkness’, juist de ideale grondstof vormde voor een roman. Want romans stellen altijd vragen.

 

Helpen ze ook bij het zoeken naar antwoorden?

VÁSQUEZ: Nee. Ze stellen alleen de meest interessante vragen. Als ze toch een antwoord geven, is dat heel dubbelzinnig. Wat een roman wel kan, is een donkere plek verlichten. Van zodra ik dat zelf doorhad, kon ik over Colombia beginnen schrijven.

 

Net als je hoofdpersonage Antonio heb jij ook rechten gestudeerd. Zijn er nog meer gelijkenissen tussen jullie beiden?

VÁSQUEZ: Ik vond het belangrijk om een protagonist te creëren die ongeveer mijn leeftijd heeft. We hebben in onze jeugd dezelfde dingen meegemaakt en zo kon ik van Het geluid van vallende stenen meteen ook een onderzoek naar mijn generatie maken. We zagen allebei het levenslicht op het moment dat de drugshandel is beginnen floreren. Wat heeft dat voor consequenties gehad? Hoe heeft dat onze levens beïnvloed en veranderd? Ik ben net als Antonio ook leraar geweest, niet in rechten maar in literatuur. Antonio’s dagelijkse leven speelt zich op dezelfde plekken in Bogotá af waar mijn leven zich afspeelde. Ik verloor mijn tijd in hetzelfde café met gelijkaardige spelletjes biljart die afgewisseld werden met koffie en cognac. We deelden ook dezelfde angsten. Dat besefte ik eigenlijk pas achteraf, toen lezers me vroegen of dit een autobiografische roman is. Eerst antwoordde ik resoluut: “Natuurlijk niet”, want ik heb nooit een kogel in mijn lijf gekregen. Een vriend van mij wel. Ik was bij hem toen hij neergeschoten werd en ik ging met hem mee naar het ziekenhuis.

Nu weet ik dat er heel wat van Juan Gabriel Vásquez in Antonio Yammara zit. Ik had misschien niet precies dezelfde ervaringen, maar ik beleefde wel exact dezelfde angsten.

 

Wij kunnen ons niet voorstellen hoe het moet zijn om op elk moment van de dag op straat neergeschoten te kunnen worden, omdat we toevallig de handlangers van een drugsbaron voor de voeten lopen.

VÁSQUEZ: Dat is meteen ook het hoofdthema van deze roman: hoe oncontroleerbaar alles wordt als je in een door geweld gedomineerde maatschappij leeft. Bij de mensen van mijn generatie staat die periode van angst voor altijd in het geheugen gegrift. Ik blijf het merkwaardig vinden dat we er toch in slaagden om met dat geweld te leven en dat we strategieën ontwikkelden om een ‘normaal leven’ te leiden. De zin die het meest uit de mond van mijn ouders kwam, was: “Het leven moet doorgaan.” Pablo Escobar blies winkelcentra op en stuurde zijn killers de straat op om mensen af te knallen, en het leven ging gewoon door. We gingen uit en hadden liefjes. We raakten gewend aan de onvoorspelbaarheid van het geweld en pasten ons aan.

 

Voelden gewone burgers heimelijk bewondering voor de machtige drugsbaron?

VÁSQUEZ: Sommigen bewonderden Escobar mateloos, ja. Zijn Medellínkartel had tachtig procent van de wereldwijde cocaïnehandel in handen en dat was alleen maar mogelijk geworden door de jarenlange sociale ongelijkheid en het gebrek aan kansen van jonge Colombianen. Kansloze jongeren keken op naar Pablo Escobar en wilden worden zoals hij: ze wilden massaal veel geld binnenhalen, het maakte niet uit hoe. Eén van de grootste ‘verwezenlijkingen’ van Escobar is dat hij het geweld in Colombia geïnstitutionaliseerd heeft. Gabriel García Márquez schreef daar begin jaren negentig zijn uitstekende roman Ontvoeringsbericht over, waarin hij de gevolgen schetst van de kidnapping van twee journalistes door drugsdealers. Volgens García Márquez hebben de drugshandelaars bij veel Colombianen de gedachte ingang doen vinden dat respect voor de wet mensen doodongelukkig maakt. Drugsbaronnen zoals Escobar creëerden de cultuur van illegaliteit, waarin als gebod nummer één geldt dat respect voor de wet een heilloze weg is.

 

Reageerde de Colombiaanse overheid verstandig met haar drugsoorlog?

VÁSQUEZ: Nee. Ik ben een sterk voorstander van legalisatie. Let op: ik heb zelf nooit drugs gebruikt of geprobeerd, ook niet de veelgeroemde Colombiaanse coke. (lacht) De drugskartels, het geweld en de corruptie zijn het gevolg van de illegale status van drugs. Verdovende middelen zijn altijd een probleem voor de volksgezondheid geweest en zullen dat ook na legalisatie blijven. Alleen hebben de kartels dan geen reden van bestaan meer omdat ze geen zwarte woekerwinsten meer kunnen maken, waardoor ook de corruptie en het geweld zullen verdwijnen. Latijns-Amerika heeft twee grote problemen: dat van de slechte volksgezondheid door het massale drugsgebruik en dat van de veiligheid, met het geweld gelinkt aan de drugsmaffia. Legalisatie lost alvast het veiligheidsprobleem op. Dé vraag is: hoeveel problemen willen we in onze gemeenschap: één of twee?

 

Het geluid van vallende dingen leest als een thriller. Heb je die spanning bewust opgebouwd?

VÁSQUEZ: Nee, ik was niet van plan om een spannende roman te schrijven. Ik werk trouwens niet volgens een vooraf uitgewerkt plan of schema. Als schrijver beleef ik dezelfde avonturen als mijn verteller: ik sta voor dezelfde problemen als hij en ontdek dezelfde dingen. Volgens Javier Marías zijn er twee soorten romanschrijvers: degenen die hun weg zoeken met een kaart en degenen die een kompas volgen. Als je met een kaart werkt, weet je exact wat je op elke straathoek zal vinden. Als je een kompas volgt, weet je alleen dat je naar het noorden reist, maar niet wat je onderweg zal tegenkomen. Ik volg het kompas.

 

Wat je langs een gevaarlijker traject leidt?

VÁSQUEZ: Ja. Ik heb me ook twee keer muurvast gereden: ik zat aan bladzijde 150, en moest terugkeren naar bladzijde 1. Mijn vertellers gedragen zich als onderzoekers in andermans leven en komen zo automatisch in het verleden terecht. Van zodra ik voet op Colombiaanse bodem zet, begin ik ook altijd vragen over het verleden te stellen. Dat kan nu, ook al is er nog steeds veel geweld. Maar het is minder erg dan twintig jaar geleden. Het geweld speelt zich niet langer op straat, maar tussen de drugsbendes af. De cocaïnehandel speelt wel nog steeds een hoofdrol in de oorlog tussen het overheidsleger, de extreemrechtse paramilitairen en de Farc, de zogenaamde linkse guerrilla. Zowel de guerrillero’s als de paramilitairen halen hun geld uit de drugshandel. Ook hier kan alleen legalisatie een oplossing bieden: zo verliezen de terroristen van links en rechts hun voornaamste bron van inkomsten.

De meeste Colombianen zijn zo erg met het heden bezig dat ze zogezegd ‘geen tijd’ hebben om na te denken over wat er gebeurd is. Sommigen schamen zich over het verleden. In de Colombiaanse literatuur is die plaats voor reflectie er wel: ik ben niet de enige schrijver die in die donkere jaren wroet.

 

Heb je nooit overwogen om op een journalistieke manier over de recente Colombiaanse geschiedenis te schrijven?

VÁSQUEZ: Nee, want romans hebben een kracht die non-fictiewerken niet hebben. Romans geven ons ‘poëtische waarheid’: je leest er informatie over de mens in die je nergens anders kan vinden. Door mijn romans te schrijven, leer ik ook mezelf beter kennen. Ik verliet Colombia in 1996 en ben Het geluid van vallende dingen in 2008 beginnen schrijven. De tijd daartussen dacht ik bijna nooit aan mijn leven in Bogotá tijdens de jaren van geweld. Dat veranderde toen ik aan deze roman begon: toen wou ik weten waarom mijn generatie zich liet aantasten door de drugshandel. Ik wou achterhalen hoe die afschuwelijke drugswereld onze intieme levens verstoorde en infiltreerde. De drugshandel tastte iedereen aan, op elk niveau van de maatschappij. Colombianen uit de middenklasse veroordeelden de drugsdealers in het openbaar, maar verkochten hen tezelfdertijd in stilte hun eigendommen voor vier keer de officiële prijs. In de eerste jaren van de drugskartels was er ongelooflijk veel hypocrisie en medeplichtigheid in de samenleving. Later betaalden we daar met het extreme geweld een zware prijs voor: begin jaren negentig was Bogotá de hel. De maffiosi hadden de macht gegrepen omdat we hen dat vriendelijk hadden toegestaan.

 

 

 

Terug naar de hel

 

Twee maanden geleden keerde Juan Gabriel Vásquez (1973) terug naar Bogotá. Hoe was het weerzien met ‘de hel’? Vásquez: “Ik heb zestien jaar in het buitenland gewoond, waarvan de laatste dertien in Spanje. Mijn terugkomst in Bogotá was een rare ervaring. Het was geen makkelijke beslissing voor mezelf, maar mijn vrouw en kinderen wilden terug en ik ben gevolgd. Ik vond het fijn om een vreemde te zijn in het land waar ik woonde. Ik had het gevoel dat ik vanuit Spanje als schrijver dingen over Colombia kon zeggen die Colombianen in hun land niet durfden zeggen. Ik ben benieuwd of ik nog steeds vrij en vrank zal mogen spreken. Dé vraag is: wat zal dit betekenen voor mijn fictie? Ik schreef mijn romans over Colombia van op zeer grote afstand; nu zit ik er middenin.”

Misschien kan hij nu over de Belgische Ardennen beginnen schrijven? “In 2001 heb ik al een paar verhalen over België op papier gezet”, lacht hij. “Ze waren het eerste wat ik schreef toen ik van de Ardennen naar Barcelona verhuisde. Daarna begon ik aan mijn allereerste roman over Colombia, zes jaar nadat ik er weggegaan was. Het lijkt echt wel alsof ik eerst plaatsen moet verlaten eer ik erover kan schrijven.”

 

Juan Gabriel Vásquez, Het geluid van vallende dingen, vertaling: Brigitte Coopmans, Signatuur, 272 blzn., 19,95 euro

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten