Italianen
Na het succes van Paolo Giordano en Sandro Veronesi lijkt het alsof elke zichzelf respecterende uitgever dit najaar ook zijn portie Italianen op het Nederlandstalige leespubliek loslaat. Willen de uitgevers snel hun deel van de hype meepikken of waait er wel degelijk een frisse nieuwe wind door de Italiaanse literatuur?
Net als zijn grote voorbeeld Dario Fo houdt acteur, toneelschrijver, filmmaker en romanschrijver Ascanio Celestini (1972) ervan om in alles wat hij onderneemt op zere Italiaanse tenen te trappen. Zo leverde hij in zijn zwartkomische film La Pecora Negra, Het zwarte schaap, uit 2010 snoeiharde kritiek op de werking van de Italiaanse psychiatrie en voerde hij doorheen de hele prent een door flatulentie geplaagde oude non op die wanhopig verliefd is op de paus. In eigen land is Celestini beroemd en berucht, bij ons doet hij voorlopig alleen bij theaterliefhebbers en cinefielen een belletje rinkelen. Maar daar komt snel verandering in, want eerstdaags verschijnt Het barbiehuis, de Nederlandse vertaling van zijn in 2009 verschenen roman Lotta di classi, waarin hij op onnavolgbare wijze een wrang beeld schetst van het uitzichtloze leven van jonge, opgroeiende Romeinen in het Italië van Silvio Berlusconi.
Samen met Celestini verschijnen er dit najaar nog een rist vertalingen van relatief onbekende Italiaanse auteurs, zoals Sebastiano Mondadori (1970) en Susanna Tamaro (1957). Sinds het gigantische succes van De eenzaamheid van de priemgetallen van Paolo Giordano (1982) en Kalme chaos van Sandro Veronesi (1959), hebben vrijwel alle Nederlandse uitgevers ontdekt dat de moderne Italiaanse literatuur meer te bieden heeft dan Umberto Eco. Met de publicatie van romans van onder anderen Niccolò Ammaniti (1966), Silvia Avallone (1984), Nicola Lagioia (1973) en Andrea Bajani (1975) lijkt het alsof er een tsunami aan jong literair talent vanuit Italië onze boekhandel overspoelt. “De golf van enthousiasme over de recente Italiaanse literatuur in België en Nederland spoort niet helemaal met wat er in Italië zelf gebeurt”, relativeert Bart Van Den Bossche, professor Italiaanse literatuur aan de KULeuven. “Giordano en Veronesi scoorden onverwacht goed bij ons. Over De eenzaamheid van de priemgetallen waren niet alle Italianen even lovend. Veel Italiaanse recensenten en lezers vinden dat boek helemaal niet hét meesterwerk van de afgelopen tien jaar, en begrijpen ook niet waarom het in het buitenland zo bejubeld wordt.”
Toch is er volgens Van Den Bossche wel degelijk sprake van een nieuwe Italiaanse literaire golf. “Het recente proza is rijk en levendig en wordt druk becommentarieerd. Aan de basis van die discussie liggen vijf half anonieme schrijvers uit Bologna die zich in 2000 verenigden in het Wu Ming-collectief. Zij vroegen zich af waarom er in de jaren negentig zoveel epische romans in Italië verschenen. Ze catalogeerden die ambitieuze, vaak experimentele romans onder de naam New Italian Epic. Volgens hen schreven jonge romanciers over sociaal-politieke thema’s omdat de politici het lieten afweten. Het afschuwelijke Italiaanse politieke klimaat vormt nog steeds een vruchtbare bodem waar de letteren op bloeien. Deze zomer publiceerde het gloednieuwe collectief Generazione Trenta Quaranta (TQ), een groep schrijvers tussen dertig en vijftig, hun eerste politieke manifest. Zij hebben hun krachten gebundeld omdat ze willen wegen op het publieke debat. Ze nemen expliciet stelling over de manier waarop de Italiaanse bevolking gedesinformeerd wordt, en over hoe literatuur ondergeschikt gemaakt wordt aan commercie. Net als Wu Ming zetten zij zich af tegen tegen het steriele, esthetische en gratuite van grote illustere voorgangers zoals Italo Calvino. De auteurs van Wu Ming keerden zich ook tegen Umberto Eco, al is hij altijd een geëngageerd auteur geweest.”
Moderne klassiekers
Vier auteurs van Wu Ming, Chinees voor ‘anoniem’, publiceerden vlak voor het ontstaan van het collectief onder de naam Luther Blissett de roman Q. De jaren daarvoor hadden ze de website van het Vaticaan gekraakt en kranten en tijdschriften overvoerd met fakenieuws. Zo slaagden ze erin om een verzonnen verhaal over een prostituee met aids die moedwillig gaatjes in haar condooms prikte, tot headline van alle Italiaanse kranten te maken. In Q bekritiseerden ze de moderne Italiaanse samenleving, waar de macht niet langer in handen is van de paus, maar van het IMF. Toen sommige journalisten suggereerden dat Umberto Eco de auteur van Q was, maakten de schrijvers van Wu Ming hun identiteit bekend en gaven ze zelfs een paar interviews, op voorwaarde dat er geen foto’s genomen werden.
In 2003 gaf Oscar Van Gelderen de roman 54, het vervolg van Q, uit in Nederland en België. Van Gelderen staat met zijn uitgeverij Lebowski aan de wieg van het succes van de nieuwe Italianen in de Lage Landen. In zijn fondslijst zitten talloze romans van bestsellerkanon Niccolò Ammaniti, naast maffiaboeken van Roberto Saviano (1979). “Schrijvers zoals Ammaniti en Giordano zijn succesrijk omdat ze hun verhalen vertellen vanuit het perspectief van jonge pubers”, zegt hij. “Daardoor bereiken ze zowel mannen als vrouwen en dat is toch vrij uniek. Want hoe je het ook draait of keert: mannen worden meestal door mannen gelezen en vrouwen door vrouwen. Ammaniti is een klassiek verhalenverteller die er geen graten in ziet om net als zijn grote idool Quintin Tarantino over de top te gaan, waardoor hij ook jonge mensen aanspreekt. Giordano, Ammaniti en Veronesi schrijven de moderne klassiekers van deze tijd. Natuurlijk zitten er af en toe satirische hinten in naar Berlusconi, maar ik heb niet de indruk dat hedendaagse Italiaanse fictieschrijvers daar echt mee bezig zijn.”
‘Armer, vulgairder en treuriger’
Volgens redacteur Frederike Doppenberg van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep levert de nieuwe generatie wel degelijk kritiek op de Italiaanse samenleving, maar doet ze dat heel subtiel en zonder opgeheven vingertje. “Dat maakt deze schrijvers zo uniek. Zij zijn de eersten die zich afvragen of het wel normaal is wat er onder het bewind van Berlusconi gebeurd is. Ze doen dat op een typisch Italiaanse wijze, met veel gevoel voor absurdistische humor. Ook hun voorgangers zoals Carlo Emilio Gadda of Dario Fo keken al door een vervormde bril naar de werkelijkheid. De fenomenale jonge schrijver Andrea Bajani stelt dat er in Italië de voorbije dertig jaar een grote verandering plaatsgevonden heeft, hij noemt het ‘iets indrukwekkends, heftigs, abnormaals, dat tot op heden als normaal wordt gezien.’ Hij vindt dat het land er armer, vulgairder en zelfs treuriger door geworden is. Bajani’s generatie zoekt een manier om die abnormaliteit in woorden uit te drukken.”
Hebben we de nieuwe lichting Italiaanse schrijvers dan vooral te danken aan Il Cavalieri? “Min of meer”, vindt Bart Van Den Bossche. “Niet alle Italiaanse literatuurliefhebbers vinden dat een goede zaak. Ze verwijten de jonge auteurs dat ze Silvio Berlusconi alleen maar belangrijker maken door over hem te schrijven.”
Welke Italiaanse schrijvers zijn tot hiertoe aan het oog van uitgevers ontsnapt en verdienen het om dringend vertaald te worden? Bart Van Den Bossche: “De meeste belangrijke huidige nieuwe Italianen zijn of worden vertaald. Ik vind het wel opvallend dat een paar auteurs van de vorige generatie vergeten zijn, waardoor er een schakel ontbreekt. Pier Vittorio Tondelli debuteerde in de jaren tachtig en ligt in Italië aan de basis van een hele lichting auteurs. Hij is nooit in het Nederlands vertaald, net als zijn generatiegenoot Enrico Palandri. Na het succes van Veronesi en Giordano zijn de Italianen hot en liggen de boekhandels vol met hun werk, maar volgend jaar verhuizen ze misschien naar de Slegte, waardoor het risico groot is dat voor de volgende generatie opnieuw de vergetelheid wenkt.”
Gloednieuw Italiaans literair geweld
Ascanio Celestini, Het barbiehuis, Athenaeum-Polak & Van Gennep, 19,95 euro, ISBN 978-90-253-6905-7
Wrange, vaak hilarische roman over een stelletje jonge, opgroeiende inwoners van een woonkazerne in een buitenwijk van Rome die trachten te overleven in het Italië van Berlusconi.
Sebastiano Modadori, Morgen een jaar geleden, De Bezige Bij, 19,90 euro, ISBN 978-90-234-6766-3
Morgen zal het precies een jaar geleden zijn dat Vittorio’s vrouw Teresa begraven werd nadat ze in een auto-ongeluk om het leven kwam. Samen met zijn nieuwe, twintig jaar jongere vrouw Carola reist hij naar Milaan voor het huwelijk van zijn nicht. Onderweg vraagt hij zich af of hij zijn overleden vrouw eigenlijk ooit echt gekend heeft.
Susanna Tamaro, Voor altijd, Mouria, 16,50 euro, ISBN 978-90-458-0263-3
Matteo zag zijn jonge vrouw Nora en hun zoontje voor zijn ogen zag verongelukken. Lange tijd probeerde hij zijn verdriet te verdrinken met alcohol. Nu, jaren later, woont hij als een eenzaat in een huisje in het bos waar hij troost probeert te vinden in de natuur en de wisseling van de seizoenen.
Roberto Saviano, Kom met me mee, Lebowski, 19,90 euro, ISBN 978-90-488-1125-0
Journalist en schrijver Roberto Saviano heeft van de maffia zijn handelsfonds gemaakt. Toen Gomorra, een mengeling van non-fictie en fictie over de heerschappij van de Napolitaanse comorra, in 2006 verscheen, leverde hem dat onverholen doodsbedreigingen op. “Van Gomorra werden miljoenen exemplaren verkocht”, zegt zijn Nederlandse uitgever Oscar Van Gelderen. “Maar het boek heeft er meteen ook voor gezorgd dat Roberto’s leven zo goed als voorbij is. Hij kan nooit meer op straat rondlopen en moet, in tegenstelling tot Rushdie, voor de rest van zijn bestaan onderduiken. Ik heb mateloze bewondering voor hem, daarom geef ik alles uit wat hij schrijft. Kom met me mee is gebaseerd op een Italiaanse tv-reeks over belangrijke thema’s in de Italiaanse politiek en maatschappij. Roberto liet mensen lijstjes maken van de tien dingen die het voor hen waard maakten om voor te leven.”
© Jan Stevens