“Vooruitgang is een illusie”

Honderd jaar geleden waren vooraanstaande Britse en Russische geleerden ervan overtuigd dat ze met hulp van de wetenschap de dood konden overwinnen. In zijn boek Het onsterfelijkheidscomité reconstrueert de Britse filosoof John Gray die zoektocht naar het paradijselijke eeuwige leven. In een klap maakt hij het proces van alle moderne rationele denkers die geloven dat het ooit nog goed komt met onze wereld: “Het is gevaarlijk om te denken dat we erop vooruit gaan.”

Bij sommigen heeft de Britse filosoof John Gray de reputatie niet meer of niet minder dan de reïncarnatie van de pessimistische zeurpiet en misantroop Arthur Schopenhauer te zijn. In eerder verschenen boeken met duistere titels als Zwarte mis, Vals ochtendlicht, Strohonden en Al-Qaida en de moderne tijd trok de emeritus professor Europese ideeëngeschiedenis aan de London School of Economics fel van leer tegen het utopische vooruitgangsdenken. Hij haalde snoeihard uit naar het verlichte geloof in wetenschap en technologie en herleidde al onze hoop en illusies op een betere wereld genadeloos tot brandhout.

In zijn nieuwe boek Het onsterfelijkheidscomité breit John Gray daar op virtuoze wijze een vervolg aan. Tot aan het einde van de negentiende eeuw werden alle vragen over het leven na de dood beantwoord door de grote religies. Maar onder druk van nieuwe natuurwetenschappelijke inzichten zoals de evolutietheorie van Darwin werden al die zekerheden weg gevaagd. Het darwinisme plaatste de mens op hetzelfde schavot als alle andere aardse dieren: ook voor de koning der schepping wachtte na zijn dood de totale vergetelheid; ook de mens was als soort gedoemd om uiteindelijk uit te sterven.

In het eerste deel van Het onsterfelijkheidscomité reconstrueert Gray hoe briljante, vooraanstaande wetenschappers, filosofen en politici daar aan het eind van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw toch een ‘wetenschappelijk verantwoord’ antwoord op trachtten te vinden. Grote denkers en schrijvers zoals Henry Sidgwick, George Eliot, Frederic Myers, Henri Bergson, William James en politici zoals Arthur Balfour, Britse premier van 1906 tot 1911, werden lid van de Society for Psychical Research, een Britse vereniging van spiritisten. Ze konden zich niet neerleggen bij hun eigen sterfelijkheid en bij die van hun geliefden. In de Society wilden ze “paranormale verschijnselen op onbevooroordeelde en wetenschappelijke wijze onderzoeken.” Zo probeerden ze na de dood van Frederic Myers in januari 1901 via verschillende mediums contact met zijn geest te krijgen. De geschriften die hij vanuit gene zijde ‘verstuurde’ werden jarenlang minutieus en volgens de regels van de wetenschappelijke kunst aan nauwgezet onderzoek onderworpen.

In het tweede deel van Het onsterfelijkheidscomité vertelt Gray het intrigerende verhaal van de Russische bolsjewistische ‘Godbouwers’. In 1924 richtte sovjetpoliticus en schrijver Anatoli Loenatsjarski het Sovjetcomité voor Psychisch Onderzoek op. Loenatsjarski was in de prille communistische dictatuur het hoofd van het Commissariaat voor Verlichting en beschikte over enorm veel macht. Hij bepaalde wat er onderwezen en wat er gepubliceerd werd. Loenatsjarski was een aanhanger van de theosofie en een ‘wetenschappelijke’ believer in het paranormale. Hij zag de revolutie als meer dan een radicale verandering in het gewone, aardse leven van mensen. Samen met zijn mede-godbouwers geloofde hij dat de bolsjewistische revolutie voor een mutatie in de mens zou zorgen. “De revolutie schept een nieuwe soort”, stelde hij. “Ze zal de menselijke geest verder ontwikkelen tot de Al-Geest.” De revolutie zou zorgen voor ‘onsterfelijkheid’, aards leven of dood stelde daarbij niets voor, want “door hun banden met het vleselijke lichaam te verbreken zullen de mensen een onvergankelijk rijk betreden. Planten, dieren en niet-wedergeboren mensen zullen worden verdelgd. Het enige dat zal zijn overgebleven is oneindige, onsterfelijke energie.”

‘Al die verspilde jaren’

“Wij, ‘verlichte’ geesten, vinden die ‘oude’ verhalen over de Society for Psychical Research en de Godbouwers nu hoogst vermakelijk”, zegt John Gray. “Zeker als we ons focussen op de hilarische uitwassen van hun zoektocht naar ‘wetenschappelijk onderbouwde’ onsterfelijkheid. Het meest amusante voorbeeld daarvan is de manier waarop ze getracht hebben om het lichaam van de dode Lenin te converseren tot ze hem weer tot leven konden wekken. De Godbouwers hadden een onwankelbaar, magisch geloof dat de wetenschap er ooit in zou slagen de doden weer levend te maken. Toen Lenin in januari 1924 stierf, probeerden ze hem eerst in te vriezen met een Russische diepvriezer, maar dat werkte niet echt goed. Dus dachten ze: ‘Misschien moeten we eerst dubbele beglazing installeren.’ Dat lukte ook niet. De bolsjewieken waren grote germanofielen. Ze waren ervan overtuigd dat Duitsland voor de hoogst mogelijke vorm van menselijke beschaving stond. ‘Dus moeten we een Duitse diepvriezer hebben’, besloten ze. ‘Die zal Lenin wel kunnen conserveren.’ Heel komisch, alleen waren de ultieme consequenties van de theorieën van de Godbouwers iets minder grappig. Zij noemden zichzelf rationalisten die elke vorm van mysterie afwezen. Ze verwierpen de godsdiensten van het verleden omdat die het mysterie boven het mensdom hadden geplaatst. Zij wilden de mensheid bevrijden van de natuur en ze wilden die verlossing collectief en fysiek bereiken. Ze wilden een nieuwe mens creëren die niet langer sterfelijk was. Ze hebben dat gedaan op een nietsontziende manier, want de massale vernietiging van mensenlevens vormde daar een wezenlijk onderdeel van. Ontelbare mensen moesten sterven opdat een nieuw mensdom voor eeuwig van de dood verlost zou zijn. Tussen 1917 en 1941 vonden zo tussen 20 en 60 miljoen mensen de dood.”

We vinden de intellectuelen die aan de wieg stonden van de Society for Psychical Research en de Godsbouwers nu naïef en verdwaasd, maar volgens u maken te veel rationeel denkende mensen vandaag nog steeds dezelfde denkfouten?

JOHN GRAY: De leden van de Society for Psychical Research waren de beste filosofen, de beste psychologen: de topklasse van de Britse intellectuele elite. Ze hadden bijna allemaal de religie opgegeven. Ze zouden dolgraag in een hiernamaals willen geloven, maar ze wilden daar dan wel de wetenschappelijke ‘bewijzen’ van zien. Ik ben een groot bewonderaar van Henry Sidgwick. Hij was een van de meest vooraanstaande denkers uit de victoriaanse tijd en werd de eerste voorzitter van de Society. Hij gaf zijn geloof in het christendom op, maar wou blijven geloven dat er een Opperwezen was dat het universum geschapen heeft. Zonder een leven na de dood had ethiek volgens hem geen enkele zin. Want waarom zou je het goede doen als er toch geen laatste oordeel volgt? Sidgwick kon de sterfelijkheid niet aanvaarden. Aan het einde van zijn leven dacht hij helemaal niets gevonden te hebben. Hij keek achterom en had het over ‘al die verspilde jaren’. Voor victorianen die religie vaarwel hadden gezegd, betekende de dood het finale verlies. In die tijd was er een grote kindersterfte en volwassenen werden op alle leeftijden het slachtoffer van tyfus of cholera. De leden van de Society for Psychical Research streefden niet zozeer onsterfelijkheid voor zichzelf na, maar wilden vooral niet dat de mensen waarvan ze beroofd waren voor eeuwig verdwenen. Frederic Myers spendeerde meer dan twintig jaar om in contact te komen met de geest van een vrouw op wie hij ooit verliefd geworden was en die zelfmoord gepleegd had.

Religies zoals het christendom beschouwen opstaan uit de dood als een mirakel. Ik geloof niet in mirakels, maar ik vind het makkelijker om in mirakels te geloven dan in een rationeel denkend persoon die claimt dat mensen hun kennis gebruiken om hun levens te verbeteren. “Geleidelijk aan wordt het beter. Af en toe zal er wel eens een terugslag zijn, of een beetje tegenwind. Dat is onvermijdelijk, maar over een langere periode zullen we kennis hanteren om erop vooruit te gaan.” Terwijl er geen enkele objectieve reden is om die stelling aan te nemen of zelfs maar te overwegen. Als je een rationeel denkend wezen bent, kijk je naar het bewijs. De twintigste eeuw kende een gigantische toename in kennis, in technologische kracht en in welvaart. Maar tezelfdertijd zag je een gigantische toename van massamoord. Denk aan Nazi-Duitsland, de Sovjet-Unie en aan het Cambodja van Pol Pot. Mensen die zichzelf nu als rationalisten beschouwen en alleen dingen op basis van bewijs geloven, zijn er nog steeds van overtuigd dat we doorheen de geschiedenis er alleen maar op vooruit gaan. Ook ik aanvaard alleen dingen op basis van bewijs. Voor mij staat het als een paal boven water dat mensen in de toekomst kennis op net dezelfde manier zullen gebruiken zoals ze in het verleden gedaan hebben. In het verleden gebruikten mensen hun kennis soms voor goede doelen, soms voor slechte. Maar in de eerste plaats diende hun kennis om hun eigen doelen waar te maken. Een van de doelen van de nazi’s was de systematische uitroeiing van de Joden. De Holocaust was onmogelijk zonder treinsporen, telefoons, telexen: de nazi’s gebruikten de technologie en de kennis van die tijd voor de uitvoering van hun sinistere plan.

Wetenschap maakt de mens tot mens. Als kennis de wereld inkomt, passeert ze via de conflicten die eigen zijn aan onze menselijke natuur. Mensen hebben soms destructieve impulsen en soms creatieve. Kennis zal dus ook altijd op die twee manieren gebruikt worden. Het beste waar we op kunnen hopen, is dat we de balans een klein beetje kunnen laten overhellen in de richting van het ‘goede’. Misschien lukken we daarin. Maar het is absolute onzin om als rationeel denkend mens tot de conclusie te komen dat kennis systematisch voor goede doeleinden gebruikt zal worden. Dat zal nooit gebeuren. Nooit. Mensen zijn nu eenmaal wie ze zijn. En ze zullen altijd zo blijven.

Diëten om onsterfelijk te worden

Als een van de hedendaagse opvolgers van de geleerden van de Society for Psychical Research en van de Godsbouwers presenteert u op het einde van uw boek de Amerikaanse informaticus, uitvinder en schrijver Ray Kurzweil.

GRAY: In zijn boek the Singularity is Near: When Humans Transcendend Biology beweert Kurzweil dat onze wereld zeer binnenkort drastisch zal veranderen door onze snel toenemende kennis. Volgens hem zal het niet lang meer duren eer intelligente computers hun menselijke bedenkers zullen inhalen. Mensen zullen letterlijk versmelten met de kunstmatige intelligentie van de machines waardoor ze uitzicht hebben op eeuwig leven. Ze zullen zichzelf in robots kunnen uploaden, waardoor ze niet langer kwetsbaar zullen zijn voor natuurlijke verouderingsprocessen. Hij ziet dat hele proces in een niet zo verre toekomst en heeft een dieetboek geschreven waarin hij voedingstips geeft die het mogelijk moeten maken om in leven te blijven tot dat magische moment waarop de technologie de sterfelijkheid zal overwinnen. Wij, rationele mensen, lachen dan wel om de ideeën van de geleerde heren van de Society en van de Godsbouwers, maar de hedendaagse geschriften van een man als Kurzweil tonen aan dat die ideeën in werkelijkheid nog steeds heel ernstig genomen worden. Ook en vooral door rationeel denkende mensen.

In een interview van een paar jaar geleden vertelde de voormalige Belgische eerste minister Jean-Luc Dehaene dat hij zeer onder de indruk was van het werk van Ray Kurzweil.

GRAY: Kijk, als zelfs een voormalig eerste minister Kurzweil ernstig neemt! (lacht) Vorige week gaf ik een lezing in Londen. Iemand uit het publiek zei achteraf: “Ik kom net van een conferentie in Amerika met veel machtige ceo’s. Zij zijn allemaal zeer erg geïnteresseerd in Kurzweil en nemen hem heel ernstig.” Nu zeggen we: “Figuren als Sidgwick en Loenatsjarski waren gek, verward, gestoord, verblind. Wij zijn geestelijk gezond en weten dat er geen contact met doden mogelijk is.” Terwijl al die gekke ideeën alive and kicking zijn, in verschillende vormen. We geloven nu dat we onsterfelijk zullen worden als we ons laten uploaden. De moderne ‘rationele ziel’ Ray Kurzweil wil net hetzelfde als zijn ‘rationele voorgangers’ Sidgwick, Myers en Loenatsjarski. Kurzweil wil de individuele ziel uploaden in een virtueel heelal – Sidgwick en co. wilden de individuele geest opnemen in een wereldziel. Het is altijd hetzelfde verhaal: een deeltje van het mensdom wordt opgenomen in een wolk van bewustzijn of informatie. Ik zeg niet dat we nooit in staat zullen zijn om een deel van onszelf in computers te downloaden; misschien wordt die technologie inderdaad ooit bewaarheid. Maar als dat lukt, zal er geen virtueel paradijs volgen: het conflict in deze wereld zal gewoon overgedragen worden naar de virtuele wereld. De Poolse sciencefictionschrijver Stanislaw Lem heeft dat uitstekend verwoord in zijn essay Summa Technologiae. Lang voor de matrix verzon hij een machine die een perfecte virtuele realiteit kon creëren. In het boek verkent hij alle mogelijkheden van die virtuele wereld. Lem is realistisch genoeg om te beseffen dat zo’n wereld ook altijd verbonden zal zijn met oorlog en met alle ellende die we in de echte wereld kennen. Kurzweil laat dat er allemaal uit. Hij wil de technologie gebruiken om niet alleen de dood, maar ook de geschiedenis een hak te zetten. Zowel de Society for Psychical Research, als de Godbouwers en Kurzweil proberen allemaal te ontsnappen aan de nachtmerrie van de geschiedenis. Wie religieus is, kan geloven dat hij ooit door God gered zal worden. Wie rationeel denkt, weet dat dat onmogelijk is. Daarom ook ben ik zo kritisch tegenover Kurzweils ‘rationalisme’. Wie mirakels en mythes wil, moet zich maar naar de oude solide, coherente godsdiensten richten.

Maar heeft elke mens niet gewoon behoefte aan de illusie dat het allemaal ooit beter wordt?

GRAY: De illusie dat het ooit beter wordt, is iets heel recent. Natuurlijk is er vooruitgang in de zin dat we meer weten dan ooit tevoren en dat we meer macht hebben dan ooit tevoren. Maar de gedachte dat er vooruitgang is waar te nemen in ethiek, politiek en beschaving is een illusie. Het geloof in vooruitgang dateert van de 18e eeuw. De eeuwen ervoor bestond dat niet. In de boeken van het Oude Testament of bij Homerus vind je geen enkele verwijzing naar vooruitgang. Leefde iedereen toen in wanhoop? Ik denk het niet. Mensen hadden zinvolle levens: ze kenden liefde en haat, waren creatief, hielden zich bezig met vroege vormen van wetenschap. Maar ze geloofden niet in de vooruitgang. Het kan best zo zijn dat veel moderne mensen niet zonder die illusie kunnen leven, maar ik vind dat een zwakheid. Ik vind het zelfs gevaarlijk. Wetenschap heeft een moment bereikt waarop de vooruitgang praktisch niet meer gestopt kan worden. Zelfs als 80 procent van de mensheid vernietigd zou worden in een ecologische crisis, zou onze kennis misschien wel een terugslag krijgen, maar ze zou terug beginnen groeien. Ethiek en politiek werken zo niet. In een paar maanden of jaren kunnen we van beschaving in barbarij vervallen. Van zodra we in de barbarij zitten, is het bijzonder moeilijk om er terug uit te geraken.

Veel mensen zeggen: ‘We geloven niet in utopisme, we geloven in verbetering stap voor stap – met af en toe een terugval – maar toch: geleidelijk, voetje voor voetje gaan we erop vooruit.’ Dat is niet mogelijk. Ik ben een groot bewonderaar van de schrijver Arthur Koestler, ook al was hij een monster. Koestler groeide op in het interbellum in Centraal-Europa. Hij zag de ineenstorting van het Habsburgse rijk en de opkomst van het etnisch nationalisme. Ik ben een fervent anticommunist – ik was dat tijdens de Koude Oorlog en ben dat nog steeds. Dus hou ik niet van Koestlers communisme, maar ik veroordeel hem er niet voor op de manier waarop veel liberale schrijvers en denkers dat wel doen. Ze zeggen: “Hij was een extremist die op zoek was naar een totale oplossing voor de menselijke problemen.” Ze verwijten hem dat hij niet zoals Karl Popper dacht, die ervan overtuigd was dat vooruitgang stap voor stap mogelijk was. Ze vergeten dat geleidelijke, voorzichtige vooruitgang in Centraal Europa op dat moment onmogelijk was. Er waren geen gemeenschappelijke instellingen, geen gemeenschappelijke doelen. De middenklasse was failliet, er werd op grote schaal etnisch gezuiverd. Koestler begreep dat vooruitgang en verbetering – gesteld dat het mogelijk zou zijn – alleen maar kon na een verschrikkelijke catastrofe. Stel dat je het ongeluk had om geboren te zijn in Wit-Rusland in 1910, hoe zou je leven er dan hebben uitgezien? De Eerste Wereldoorlog, ineenstorting van het regime van de tsaar, burgeroorlog, bolsjewisme, stalinisme, Hitler, opnieuw stalinisme. Geen vooruitgang, alleen horror. Tijdens het stalinisme en het nazisme is de helft van de populatie in landen zoals Wit-Rusland ofwel uitgemoord ofwel naar andere streken verplaatst. Geleidelijke verbetering was voor al die volkeren een complete illusie. De periodes waarin we die zogenaamde vooruitgang in de geschiedenis meemaken, zijn op de vingers van een hand te tellen. En ze duren nooit voor altijd of zelfs niet voor lang. Alles wat gewonnen is, raakt ook weer verloren. Het beste voorbeeld daarvan is nog maar heel recent: de manier waarop door George Bush en zijn administratie het verbod op folteren doorbroken is. Dat verbod op folteren was vooruitgang, betekende een grote verbetering. Natuurlijk werd er nog gemarteld, maar het was op zijn minst op papier verboden. In een pennentrek werd dat verbod ongedaan gemaakt door de leider van ’s werelds grootste liberale democratie – en ik zeg dit zonder enige ironie. Obama heeft het verbod op folteren terug in ere hersteld. Alleen vrees ik dat folteren daardoor niet meteen uit het systeem verdwenen is. Want eens de gruwel er terug in geïnjecteerd is, is het verdomd moeilijk om ze er weer uit te krijgen.

© Jan Stevens

 

John Gray, Het onsterfelijkheidscomité, Ambo, Amsterdam, 238 blz., 24,95 euro, ISBN 978-90-263-2388-1

Vergelijkbare berichten