Dé literaire sensatie van 2011
“Dé sensatie uit Italië”, staat op het omslag van XY, de nieuwe roman van Sandro Veronesi. Daar is geen woord van gelogen. Integendeel, deze keer had er zelfs mogen staan: “Dit is een meesterwerk.”
In al zijn romans lijkt het alsof de Italiaanse auteur Sandro Veronesi de woorden achteloos uit zijn mouw schudt, alsof hij ze losjes vanuit de pols in sierlijk handschrift zonder op- of omkijken in één geut op papier zet. Zijn boeken hebben allemaal iets licht, iets ‘je ne sais quoi’, terwijl ze vaak zware thema’s behandelen. Zo beschreef hij in een vorige, door Nanni Moretti verfilmde, roman Kalme chaos (2005) op een sprankelende manier het moeilijke rouwproces van een kersverse weduwnaar. Het boek leverde hem de Premio Strega, Italië’s meest prestigieuze literaire prijs, op.
In zijn nieuwste roman XY overtreft Veronesi zichzelf. In het kleine, rustige bergdorpje San Giuda is het alsof de tijd is blijven stilstaan. Dankzij een speling van de natuur is het dorp niet bereikbaar voor stralen van zendmasten. De oude inwoners van San Giuda worden dan ook nooit lastiggevallen door rinkelende gsm’s en hebben ook nog nooit een variétéprogramma op tv gezien. “Er gebeurde maar één ding in San Giuda, en wel in de winter: de aankomst van de slede van Beppe Formento.”
Het zielenheil van de dorpsbewoners wordt verzorgd door de plichtsbewuste, sympathieke pastoor don Ermete. Elke week komen ze naar zijn kerk om er de communie te ontvangen onder het goedkeurende oog van de patroonheilige Judas Thaddeus, helper en toeverlaat bij hopeloze gevallen – niet te verwarren met Judas Iscariot, Jezus’ verrader.
Op een winterdag verandert het rustig voortkabbelende leven in San Giuda voorgoed, als er rond een met bloed doordrenkte boom een tiental verhakkelde lijken gevonden worden. Onder de slachtoffers zijn ook een paar inwoners van het dorp, waaronder de arme Beppe Formento. De politie denkt eerst aan een terroristische aanslag, tot blijkt dat geen enkel slachtoffer op dezelfde manier gestorven is. De ene is gestikt in een broodkorst, de andere is gestorven aan koolmonoxidevergiftiging, nog een andere is doodgebeten door een haai. Niemand kan de bizarre sterfgevallen verklaren. De politie zit met de handen in het haar: ten einde raad onderneemt ze zelfs pogingen om Formento’s paard Zorro, de enige getuige van de slachtpartij, te ondervragen. Don Ermete was als een van de eersten op de plaats van het misdrijf en ook hij wordt urenlang door een wanhopige onderzoeksrechter op de pijnbank gelegd.
Het dorp is in shock; de bewoners keren zich van hun priester af, krijgen onderling ruzie en lijden in stilte. Don Ermete kan de situatie niet langer aan en doet beroep op de jonge psychiater Giovanna Gassion. Het hele dorp gaat bij haar in therapie. Zowel de priester als de psychiater proberen te vatten waarom San Giuda door het Kwaad getroffen is. De ene door zijn geloof, de andere door haar verstand.
Ondanks de onverklaarbare doden en de onderhuids aanwezige dreiging is XY geen thriller. Nergens worden er verklaringen gegeven of gevonden voor de slachtpartij. Het zijn niet de gruwelijke gebeurtenissen die tellen, maar wel wat ze aanrichten bij de personages in de roman. En om daar achter te komen graaft Veronesi diep in hun psyche. Nooit zwaarwichtig, nooit belerend, maar altijd met die frivole Sandro Veronesi-toets. Tezelfdertijd houdt Veronesi zijn lezers een spiegel voor van wat de dagelijkse gruwel die uit hun televisieschermen stroomt, met hen aanricht. Het is alsof hij ons een goede raad wil geven: ‘Ga op tijd op zoek naar een zielenherder die je kan wapenen tegen het bombardement van ellende dat de tv dagelijks door je strot duwt. Anders riskeer je, net als die arme inwoners van Giuda, langzaam maar zeker gek te worden.’
Achter X en Y, de twee basiselementen van XY, schuilt het hele leven: man en vrouw, dood en leven, ratio en geloof. Sandro Veronesi schudde ze tot een onvergetelijke cocktail. Het jaar is nog lang niet om, toch is XY nu al dé literaire sensatie van 2011.
Sandro Veronesi, XY, vertaald door Rob Gerritsen, Prometheus, Amsterdam, 336 blz., 19,95 euro, ISBN 978-90-446-1762-7
© Jan Stevens