Gen voor geluk

In zijn schitterende roman Gen voor geluk stelt Richard Powers pertinente vragen over onze wanhopige zoektocht naar geluk. “Die jacht maakt ons alleen nog ongelukkiger. Misschien is het verstandiger om op zoek te gaan naar zin.”

In Gen voor geluk vertelt de Amerikaanse auteur Richard Powers (52) het verhaal van de tweeëndertigjarige totaal mislukte schrijver Russell Stone. Stone is eindredacteur bij een ‘zelfhulptijdschrift’ waarvan de teksten door de abonnees geleverd worden. Toen hij pas als master in de kunst afgestudeerd was, leek het even alsof hij een succesvol schrijver zou worden. In een paar weken tijd slaagde hij erin om drie essays over bestaande mensen aan gerenommeerde tijdschriften te verkopen. Maar nadat zijn hoofdpersonages zich tegen hem keerden en een van hen een mislukte zelfmoordpoging ondernam, kreeg hij geen beklijvende zin meer op papier.

Op een dag krijgt Stone het aanbod om tijdelijk een avondcursus ‘creatieve non-fictie’ aan de universiteit van Chicago te doceren. Zo maakt hij kennis met de jonge Algerijnse vluchtelinge Thassa Amzwar. Thassa straalt van levensvreugde, ondanks alle gruwel die ze in haar geboorteland meegemaakt heeft. Haar medestudenten raken in de ban van haar gelukzaligheid: ze noemen haar Miss Generosity – Miss Mildheid. Russell maakt zich zorgen over Thassa’s permanente opgewektheid. Hij vraagt zich af of ze aan een vorm van posttraumatische stress lijdt en gaat te rade bij universiteitspsychologe Candace Weld. Maar ook zij laat zich overrompelen door Thassa’s levensvreugde.

De befaamde geneticus en gehaaide zakenman Thomas Kurton is al geruime tijd op zoek naar het gen voor geluk. Als hij hoort over het gelukkige Algerijnse meisje, wil hij haar genetisch materiaal onderzoeken. Zij gaat daarmee akkoord, waarna Kurton fier aan de wereld laat weten dat hij het geluksgen op het spoor is. Russell en Candace moeten daarna lijdzaam toezien hoe Thassa vermalen wordt in een steeds hysterischer wordende mediahype.

Academy of Arts and Letters

Een paar dagen voor ik Richard Powers interview, is hij in New York officieel ingehuldigd als kersvers lid van de prestigieuze American Academy of Arts and Letters. “Tijdens de inhuldiging was het alsof ik naar Mount Rushmore stond te kijken”, zegt hij. “Ik zag al die Amerikaanse schrijvers die ik al zolang lees in levende lijve voor me. De Academy stamt uit het midden van de negentiende eeuw, en is gevormd naar het model van de Académie française. Maximaal 250 architecten, kunstenaars, schrijvers en componisten mogen er deel van uitmaken. Er moet eerst iemand doodgaan voor je kans maakt om toe te treden. Dit jaar zijn er vier nieuwe schrijvers bijgekomen, ik ben er dus niet zeker van wie welke plaats heeft ingenomen. Zit ik nu op de stoel van J.D. Salinger of van John Updike? De leden beslissen zelf welke schrijver erbij mag. Dat maakt het heel speciaal: het zijn mijn eigen idolen die beslist hebben dat ik lid mag worden van hun club.”

Sommige lezers vinden het lastig om door de eerste bladzijden van Gen voor geluk heen te geraken. Maar eens ze die doorgesparteld hebben, zijn ze meestal zeer enthousiast.

Richard Powers: “Ik heb een theorie dat elk goed boek je leert hoe je het moet lezen. Gewoonlijk duurt het 50 bladzijden vooraleer de stijl, het ritme en het gevoel van een boek tot volle rijping komen. Het is altijd een grote vergissing om te stoppen met lezen vooraleer je die drempel bent overgestapt. Als je de ervaring wilt meemaken dat een roman je denken zal veranderen, moet je bereid zijn die ingangsprijs te betalen.”

Gen voor geluk begint in een aparte stijl. De verteller zoomt in en uit op hoofdpersoon Russell Stone tijdens zijn rit in de metro, op weg naar zijn eerste les creatieve non-fictie. Het moet niet vanzelfsprekend geweest zijn om zo te schrijven?

Powers: “Die stijl was er ook niet meteen. Gen voor geluk is een delicate evenwichtsoefening tussen een realistische roman en een metafysische meditatie over ‘revisie’ – verbetering. De hele roman door hoor je de verteller zeggen: ‘Wat willen die mensen in dit boek eigenlijk? Ik maak me zorgen over de weg die ze zullen uitslaan.’ Tijdens het lezen van een op het eerste gezicht conventionele roman besef je dat je tezelfdertijd ook een ‘metafictie’ aan het lezen bent: een bespiegeling over revisie, over dat snel naderende moment in de geschiedenis waarop we onszelf zullen ‘verbeteren’. Door mijn manier van schrijven heb ik geprobeerd om vorm en inhoud te laten samenvallen. Die specifieke stijl was er niet meteen. Ik moest eerst het traditionele verhaal schrijven, vooraleer ik de laag erboven kon leggen: net als bij een echte revisie moest ik het boek eerst demonteren en vervolgens als een verbeterde versie weer ineen steken.”

‘Universele expertise’

Mag ik Russell Stone als schrijver een loser noemen?

Powers: “Zeker. In het begin van zijn schrijverscarrière had hij een beetje succes, maar hij raakte zwaar verstoord door de resultaten van dat succes. Hij verloor er zijn zelfvertrouwen door en trok zich terug in zijn schulp. Nu krijgt hij als docent creatieve non-fictie een tweede kans, maar hij weet niet goed hoe hij die moet aanpakken. Ook al is hij zelf een prille dertiger, toch is hij volledig vervreemd van zijn studenten en heeft hij het gevoel dat hij op een andere planeet leeft. Hij is een hulpeloze man die in dit verhaal gegooid is.”

Bent u net als Stone ook ooit in de problemen gekomen door wat u geschreven hebt?

Powers: “Elke schrijver die eerlijk is, zal toegeven dat hij soms verbaasd staat over het effect van zijn proza. Je kunt alle moeite van de wereld doen om de mensheid duidelijk te maken dat je de realiteit ver achter je laat en fictie creëert, toch worden mensen soms verrassend hard door je verhalen geraakt. Je woorden vertroebelen hun gemoed, shockeren hen door wat je als auteur uitricht met ‘hún levens’. Wie vertelt wiens verhaal? Wie is eigenaar van het echte verhaal waarop de fictie is gebaseerd? Dat soort van vragen over eigendom vind je ook terug in de moderne wetenschap: wie is er eigenaar van het menselijke genoom? Eén vijfde is vandaag in privéhanden. Gen voor geluk gaat ook daar over: over de problematische relatie tussen de dingen die we erven, de dingen waar we denken eigenaar van te zijn en de dingen die we veranderen.”

“Eens Thassa Amzwars verhaal als drager van het geluksgen de wereld ingestuurd is, wordt het overgenomen door ‘non-experts’: de ‘grote’ blogschrijvers en twitteraars. Eerst was Thassa een anonieme deelneemster aan een wetenschappelijke studie, waarna haar private verhaal door bloggers in het publieke domein gegooid wordt. Zij worden plots eigenaar van Thassa’s leven, becommentariëren het en veranderen het ingrijpend door de manier waarop ze over haar vertellen. In het verleden werd informatie gecreëerd door experts, geïnterpreteerd door experts en aan het publiek bekend gemaakt door experts. Dat lijkt voltooid verleden tijd. Door het internet zijn we nu allemaal verhalenvertellers geworden.”

Wat vooral een groot probleem is voor de journalistiek?

Powers: “Natuurlijk. Journalisten hebben nu het gevoel dat ze moeten concurreren met mensen die ze nooit zullen kennen, wiens expertise niet vastgesteld kan worden, die elkaar lezen en elkaars geruchten verder verspreiden of aanbevelen. Anonieme figuren die in blogs commentaar leveren op gebeurtenissen en vervolgens twitteren op de commentaar van een andere anonieme twitteraar. De bestaande media hebben geen flauw idee wat ze moeten aanvangen met die vloed aan ‘universele expertise’. De verijdelde aanslag van de ‘Times Square Bomber’ zou er vroeger voor gezorgd hebben dat een onderzoeksjournalist hard zou beginnen graven zijn om zo het echte verhaal en de beweegredenen van die man bloot te leggen. Aangezien het tv-nieuws snel op de bal moet spelen en in competitie is met blogs en youtube, hebben redacties geen tijd en geen middelen meer om hun job te doen en er een journalist op af te sturen. Op Fox News zei de verslaggever: ‘Er is een bom gevonden op Times Square. Laat ons weten wat jullie ervan vinden: is dit het werk van een eenzaat, van Al-Qaeda of van de Taliban?’ Het publiek mocht stemmen, de resultaten verschenen op het scherm en dat werd dan het televisieverhaal. De kijkers geloofden dat het een aanval was van Al-Qaeda, dus werd het ook een aanval van Al-Qaeda.”

Is de wetenschap in hetzelfde bedje ziek?

Powers: “Wetenschap wordt niet zozeer aangedreven door blogs of amateurcommentaar. Ze staat wel onder toenemende druk om onderzoek te vertalen in termen van: ‘Is er winst uit te halen? Wat levert het op?’ Steeds meer middelen voor wetenschappelijk onderzoek komen uit de private sector. De research moet vertaald worden in iets wat verhandelbaar is. Dat is ook wat Thomas Kurton doet als hij Thassa overtuigd heeft om mee te werken aan zijn onderzoek. Hij zegt: ‘Ik beweer niet dat we een product hebben, maar ik denk dat er een product van zal komen.’ Vandaag moet je als wetenschapper een verkoper zijn, en je research moet de kiemen in zich hebben van iets dat commercieel interessant kan worden. Als dat niet zo is, wordt het lastig om investeringsgeld te vinden. We zijn nu aanbeland in het stadium waarin individuele eigenaars individuele genen patenteren. Zij kunnen onderzoek laten stopzetten en dokters vervolgen die hun patiënten informeren zonder de verschuldigde royalties te betalen. In Amerika zijn er succesvolle gerechtszaken geweest, ingespannen door een patenthouder van doordeweekse wetenschappelijke feiten. Hij vervolgde mensen die het waagden die feiten in het openbaar te vernoemen. Stel je voor dat Microsoft het woord ‘Word’ patenteert. Dan krijgt al wie het woord ‘Word’ uitspreekt zonder auteursrechten te betalen, een proces aan zijn broek. Dat is toch absurd? Private ondersteuning heeft de wetenschap zeker een boost gegeven, maar nu zijn we zover gekomen dat al die private eigenaars van kennis een rem zetten op een verdere verspreiding en verdieping van die kennis.”

Depressiegen

Ondanks haar afschuwelijke ervaringen in Algerije, straalt Thassa Amzwar complexloos  geluk uit. De mensen in haar omgeving vinden dat bizar en denken dat ze aan een of andere kwaal lijdt. Wat zegt dat over onze samenleving?

Powers: “Dat we bevrediging verwarren met geluk. We leven in de overtuiging dat geluk verworven of vergroot kan worden door de aanschaf of het gebruik van producten. Gen voor geluk is in oorsprong geïnspireerd door een onderzoek dat in 2003 gepubliceerd werd: wetenschappers beweerden dat ze het depressiegen hadden ontdekt. Hun onderzoek bleek uit te wijzen dat sommige mensen met een bepaald gen vatbaarder waren voor depressie dan ‘gewone’ medemensen die aan dezelfde dosis stress werden blootgesteld. De gedachte dat we in ons lijf ergens de trigger voor geluk of ongeluk zouden kunnen vinden en die zouden kunnen beïnvloeden, zorgde voor een vreemd soort van opwinding. Ik ben de negende persoon op aarde die zijn eigen genoom heeft laten sequencen. Ook ik bleek drager te zijn van dat depressiegen. De ‘ontdekking’ van het gen betekende eigenlijk meteen ook de ontdekking van het gen voor geluk. Als er een variant bestaat die een mens meer vatbaar maakt voor depressie, moet er ook een variant zijn die hem minder vatbaar maakt. Ik had van in het begin het gevoel dat de research iets te licht woog en dat snel zou blijken dat het allemaal veel ingewikkelder lag. Toen mijn boek bijna af was, verscheen er nieuw onderzoek dat aantoonde dat de link die gelegd werd tussen dat gen en depressie niet deugde. Het wijdverspreide gebruik van antidepressiva en angstremmers geeft al aan dat de meerderheid van de mensen vindt dat je een pathologisch probleem hebt als je je iets minder goed voelt dan ‘de norm’. De lijn tussen ‘behandeling’ en ‘verbetering’ is heel dun. Waarom zou je geen pillen gaan slikken om je nog beter dan beter te voelen? Wat is een normale gemoedsgesteldheid en wat is een te behandelen gemoedsgesteldheid? Er zijn veel mensen met klinische depressie die toch een intens, creatief, productief, betekenisvol en zelfs zeer bevredigend leven leiden. Weet je wat de kern van het probleem is? Dat we de afwezigheid van geestelijk lijden verwarren met de aanwezigheid van geluk.”

Misschien zijn we ook gewoon te hard op zoek naar dat geluk?

Powers: “Eigenlijk willen we niet gelukkig worden, maar willen we telkens weer een beetje gelukkiger worden dan het punt waarop we ons nu bevinden. Die jacht vormt meteen ook de bron van ons ‘ongeluk’; net daarom voelen we ons down. Het is verstandiger om van uitgangspunt te veranderen: in plaats van te jagen op nog wat meer geluk, zouden we ons beter focussen op zin en betekenis in ons leven. Herinner je je de scène waar Candace voor Russell twee grafieken op het bedompte keukenraam tekent? Het zijn grafieken die het leven weergeven van de geboorte tot de dood. De ene grafiek start met 10% welbevinden en eindigt met 80%: de levensloop van een ongelukkig kind dat uitgroeit tot een tevreden oudje. De tweede grafiek start op 90% en eindigt op 90%: ze geeft het leven weer van een uiterst gelukkige pasgeborene die uiterst gelukkig blijft tot in het graf. Onderzoek heeft vastgesteld dat de meeste mensen resoluut kiezen voor de levenslijn die de eerste grafiek weergeeft. Waaruit blijkt dat we niet in de eerste plaats geluk nastreven, maar wel op zoek zijn naar een zinvol, betekenisvol bestaan.”

Wat is een betekenisvol leven voor u?

Powers: “Een empathisch verbonden leven met allerlei soorten mensen, niet alleen met naaste familieleden en vrienden. Als je verbonden bent met anderen over een lange periode, word je automatisch gelukkiger.”

Het internet heeft ons nog nooit zo virtueel verbonden met andere mensen dan nu.

Powers: “En we zijn nog nooit geestelijk zo ver verwijderd geweest van anderen dan nu. We hebben facebook precies gecreëerd omdat we zo eenzaam zijn. En van zodra we 30.000 facebookvriendjes hebben, die allemaal elke twee minuten 120 karakters de lucht intwitteren, voelen we ons nog eenzamer. Het is net als zout water drinken: hoe meer je ervan drinkt, hoe dorstiger je wordt. Die technologieën kunnen fantastisch fijn, zolang we het medium niet verwarren met de boodschap. Facebook schept de mogelijkheid om geestelijke empathie met anderen te delen. Maar als je in de overtuiging leeft dat facebook de ultieme sleutel is om je die empathische verbondenheid te schenken, kom je van een kale reis terug. Daarom ook heb ik geen facebook- of twitteraccount, maar wel échte vrienden.”

Richard Powers, Een gen voor geluk, vertaald door Jan Pieter van der Sterre, Contact. 397 blz., 34,95 euro, ISBN: 978-90-254-3208-9

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten