Zeldina
Negentien jaar lang was Zelda La Grange de persoonlijke assistente van Nelson Mandela. Van 1994 tot op zijn sterfdag op 5 december 2013 stond ze dag en nacht stand-by. “Het is niet simpel te wennen aan een bestaan zonder hem.”
Zelda La Grange (43) regelde het leven van Nelson Mandela, vergezelde hem op al zijn reizen en hield opdringerige journalisten en al te nieuwsgierige fans kordaat op afstand. Een paar maanden na zijn verkiezing tot president koos Mandela haar om in zijn privésecretariaat te komen werken. Ze was net als typiste op zijn kabinet aan de slag, onervaren én blank. Meer zelfs, als kind uit een oerconservatief Afrikaner gezin zat ze vol heimwee naar de tijd van de apartheid.
“Op het moment dat Mandela me ‘uitverkoos’ om voor hem te komen werken, was ik er nog rotsvast van overtuigd dat ‘gescheiden ontwikkeling’ voor Zuid-Afrika de enige optie was”, zegt ze. “De president wist welk vlees hij met mij in de kuip had: zijn keuze was een typisch staaltje van zijn streven naar verzoening tussen alle burgers van Zuid-Afrika. Hij wou ook verzoening met de architecten van de apartheid, de Afrikaner Boeren, en hun nazaten.”
Na Mandela’s dood eind vorig jaar zette Zelda La Grange zich aan het schrijven van Good Morning, Mr. Mandela, haar herinneringen aan haar leven in zijn schaduw. “Na bijna twintig jaar van intens samenwerken, was hij mijn grootvader geworden. Zuid-Afrikanen noemen hem Madiba, maar ik sprak hem aan met ‘khulu’, opa, en hij had me Zeldina gedoopt. Ik hoopte dat mijn boek zou helpen om zijn dood te verwerken, maar dat is niet gelukt. Ik mis hem meer dan ooit.”
In de jaren zeventig en tachtig groeide u onbezorgd op in een voorstad van Pretoria. Het kon uw ouders niet schelen hoe het de zwarte meerderheid in haar ‘thuislanden’ en townships verging. Zwarten moesten hun plaats kennen en de bordjes ‘slegs vir blankies’ respecteren. U was het daar mee eens?
Zelda La Grange: Ja, en voor buitenstaanders is dat moeilijk te begrijpen. Maar u moet weten dat tijdens de apartheid de media volledig in handen waren van het blanke regime. Kranten en tv zongen de lof van apartheid. Ik kom uit een heel gewoon gezin. Mijn vader werkte op het postkantoor toen hij mijn moeder leerde kennen. Zij was lerares. Mijn ouders waren niet actief in de politiek en hadden geen banden met de regering, maar ze supporterden er wel fanatiek voor. We steunden de apartheid en waren dus op de keper beschouwd racisten. Maar we waren op geen enkele manier verbonden met de rest van de wereld. Daardoor absorbeerden we kritiekloos wat ons gepresenteerd werd door onze media, en wat er verteld werd in onze calvinistische kerken. De bevrijdingsstrijd van de zwarten kon ons gestolen worden, sterker nog, we maakten ons er geen zorgen over. Want de regering beschermde ons tegen gevaarlijke terroristen als Nelson Mandela.
Bij ons voerde het door vooraanstaande Vlamingen opgerichte Protea stevig propaganda voor apartheid. Kent u die organisatie?
La Grange: Dat wist ik niet. In die tijd konden ook blanke Zuid-Afrikanen niet vrij naar het buitenland reizen. Daardoor hadden we zelfs geen zicht op wie er aan ‘onze kant’ stond. (lacht) Ik ben opgegroeid in een veilige cocon van blanke mensen die er heilig van overtuigd waren dat apartheid het best mogelijke systeem ter wereld was.
Toen u op het kabinet van Mandela begon te werken, geloofde u dat nog steeds?
La Grange: Ja. In 1992 begon ik op mijn 22e als secretaresse op het ministerie van Begroting. Twee jaar later, een paar maanden nadat Nelson Mandela de allereerste vrije Zuid-Afrikaanse verkiezingen gewonnen had, solliciteerde ik voor een job als typiste bij de administratie van de president. Ik was nog steeds een fervent tegenstander van gelijke rechten voor alle Zuid-Afrikanen en hield mijn hart vast voor dat nieuwe zwarte bewind. Tijdens mijn sollicitatiegesprek stapte er een zwarte mevrouw het kantoor binnen. Later hoorde ik dat zij Mandela’s secretaresse was. Ze zei: ‘Ik heb een typiste nodig. Of ze zwart of blank is kan me niet schelen.’ Ik sloeg daar verder geen acht op, maar een paar uur later, toen ik terug op mijn vertrouwde werkplek zat, werd ik gebeld. ‘Ben je geïnteresseerd om typiste te worden in het privékantoor van de president?’ Ik zei meteen ja, niet omdat ik het een eer vond om voor onze eerste zwarte president te werken, maar omdat het me om allerlei praktische redenen goed uitkwam. Het privékantoor van Mandela was in de Union Buildings in Pretoria, vlak bij mijn ouderlijk huis. De ene helft van het jaar verbleef de president in Kaapstad en de andere helft in Pretoria. Zes maanden Kaapstad zag ik ook wel zitten, want dan had ik mijn eigen flat en kon ik mijn zin doen. (lacht) Ik aanvaardde die job puur uit opportunisme en voelde geen greintje sympathie voor Mandela.
U was bang voor zwarten.
La Grange: Ja. Die angst zette ik opzij omdat ik door die baan de helft van het jaar dicht bij mijn ouders kon zijn. Ik dacht: ‘Als het lastig wordt, geef ik mijn ontslag.’ Alle Afrikaners groeiden op met angst voor zwarte mensen. De enige zwarten waar we niet bang voor waren, waren onze huishoudelijke hulpjes, de anderen vonden we onbetrouwbare primitieven. Elke mens met een gekleurde huid vonden we minderwaardig. Tijdens de apartheid was het blank en zwart verboden om in één stad samen te leven, vrienden te worden, te trouwen of verliefd te worden.
Wanneer ontmoette u Nelson Mandela voor het eerst?
La Grange: Twee weken na mijn aanstelling botste ik op de gang bijna tegen hem aan. Die eerste ontmoeting was voor mij heel emotioneel. Hij stak zijn hand uit. Ik wist niet goed wat zeggen en stamelde: ‘Good morning, Mr. Mandela.’ Ik was compleet van slag en dat werd alleen maar erger toen hij me in mijn eigen taal, het Afrikaans, aansprak. Met zijn gezicht vol rimpels zag hij er heel oud uit. Hij lachte en vroeg vriendelijk hoe ik heette. Ik wou mijn hand terugtrekken, maar hij liet niet los. Ik begon te zweten en blokkeerde. Met zijn vrije hand klopte hij zachtjes op mijn schouder. ‘Rustig maar’, zei hij. ‘Je bent een beetje aan het overreageren.’ Tijdens die eerste ontmoeting sloeg hij meteen al mijn vooroordelen, angsten en overtuigingen aan diggelen. Mijn ouders, vrienden en kennissen hadden Mandela altijd gecatalogeerd als een bloeddorstige terrorist, terwijl hij een warme, lieve opa leek. Dezelfde avond ben ik met een diep zelfonderzoek gestart, ben ik beginnen lezen en gaan praten met zoveel mogelijk mensen, blank en zwart. Ik wou weten wat er tijdens de apartheid écht in mijn land gebeurd was.
Was het doordat hij u aansprak in het Afrikaans dat u zo van slag was?
La Grange: Dat speelde zeker mee. Hij had Afrikaans geleerd tijdens zijn gevangenschap op Robbeneiland. Hij leerde die taal om te kunnen communiceren met zijn bewakers, zo won hij hun vertrouwen. Dat werkte perfect. In de loop der jaren heeft hij me vaak gezegd: ‘Als je een Afrikaner aanspreekt in het Engels, spreek je tegen zijn hoofd. Als je hem aanspreekt in zijn eigen taal, spreek je tegen zijn hart.’ Tijdens zijn gevangenschap ‘charmeerde’ hij de cipiers: hij verleidde hen door hen in het Afrikaans aan te spreken. Daarom ook raakte ik tijdens die eerste ontmoeting bijna in shock: ik had niet verwacht dat de man die ooit staatsvijand nummer 1 was, zo mooi mijn taal sprak. Dat stond haaks op wat het apartheidsregime ons decennialang had opgelepeld.
Stond de manier waarop Mandela zijn presidentschap invulde ook haaks op wat blank, en misschien ook zwart, verwachtte?
La Grange: Zeker. Een gewoon kompas wijst het magnetische noorden aan, maar daarnaast is er ook nog het ‘ware’, of het geografische noorden. Madiba’s onfeilbaar werkende kompas wees uitsluitend naar dat ware noorden. Hij slaagde er bijna altijd in het ‘juiste’ te doen. Op mijn eerste ontmoeting met hem raakte hij me recht in het hart. Hij had dat effect bij zowat iedereen. Hij voelde altijd aan wat hij moest zeggen of ondernemen om mensen te verenigen. Hij durfde ook mensen te ‘gebruiken’ om dat doel te bereiken. Dat heb ik zelf mogen ondervinden. In november 1994 werd de gezaghebbende progressieve blanke theoloog Johan Heyns in zijn huis doodgeschoten. Professor Heyns had apartheid altijd streng veroordeeld. Hij was voorstander van samenwerking tussen de conservatieve Afrikaners en het nieuwe ANC-bewind en vermoedelijk is hij daarom door blanke extremisten vermoord. Naar aanleiding van die aanslag riep president Mandela alle generaals van de Zuid-Afrikaanse veiligheidstroepen voor een spoedvergadering bijeen. Hij had ook generaal Constand Viljoen uitgenodigd die op dat moment leider was van het rechtse Afrikaner Volksfront. Mijn ouders waren fan van Viljoen en ik was uitermate trots dat ik met die zuivere Boer in één ruimte mocht zitten. Ik merkte dat Viljoen aangenaam verrast was door dat Afrikaner meisje in het kantoor van de eerste zwarte president. Madiba stelde me in het Afrikaans voor aan Viljoen. Hij noemde me ‘een echt Afrikaner boere-meisie’. Heel die scène verwarde me, en ik heb er lang over lopen tobben waarom hij me op die vergadering had uitgenodigd. Nu weet ik dat hij me ‘gebruikte’ om het vertrouwen van de blanke generaals te winnen.
Mandela was 75 toen hij president werd. Een leeftijd waarop de meesten al een jaar of tien van hun pensioen genieten.
La Grange: Ondanks zijn hoge leeftijd bruiste hij van energie, maar dat presidentschap vond hij echt geen cadeau. In het belang van het land dwong hij zichzelf om één termijn van vijf jaar vol te maken. Hij wist dat het welzijn van veel Zuid-Afrikanen van hem afhing en hij voelde ook aan dat de rest van de wereld van hem verwachtte dat hij als icoon van de bevrijdingsstrijd de eerste president van het vrije Zuid-Afrika zou worden. Niet lang voor zijn vrijlating, nomineerde het ANC hem al eens om president te worden en hij heeft dat toen geweigerd. Op dat moment voelde hij zich al te oud. De geschiedenis heeft bewezen dat hij dat mandaat wel moést opnemen en dat hij de juiste man op de juiste plaats was. Ik ben er zeker van dat Zuid-Afrika er vandaag anders aan toe zou zijn als een andere, eventueel jongere ANC-leider de eerste zwarte president geworden was. Mandela had het juiste karakter om Zuid-Afrika te verenigen.
Begin 2007 sprak ik in Soweto, de beroemde township vlak bij Johannesburg, met locals die zwaar teleurgesteld waren in het ANC-bewind. Ze klaagden over het gebrek aan werk, het geweld, de criminaliteit en de schaamteloze corruptie onder zwarte politici.
La Grange: Ik vind dat veel Zuid-Afrikanen onredelijk zijn. Zeker mensen die niet weten hoe politiek werkt, staan veel te snel met hun oordeel klaar. Ik heb het regeringswerk van nabij meegemaakt: ik zat er met mijn neus bovenop. Ik weet hoe groot de uitdagingen zijn waar onze politici voor staan. Zuid-Afrika is een ongelooflijk complex land. Het klopt dat er over sommige aspecten van het ANC-beleid onvrede is, maar over andere deelgebieden zijn mensen dan weer enthousiast. Ik heb met mijn eigen ogen gezien welke vooruitgang we gemaakt hebben en ik kan alleen maar concluderen dat de balans positief is.
U kunt toch niet ontkennen dat het ongenoegen over het ANC-beleid groeit?
La Grange: Ik ga ermee akkoord dat Zuid-Afrika momenteel in moeilijke tijden zit, en dat ook binnen het ANC steeds luidere kritiek op de regering weerklinkt. Mensen hadden verwacht dat na de bewindsperiode van Nelson Mandela het land op hetzelfde elan zou blijven doorgaan, maar dat is onmogelijk én onrealistisch.
Nelson Mandela werd in juni 1999 opgevolgd door Thabo Mbeki. Uit uw boek blijkt dat de verstandhouding tussen Mandela en Mbeki niet goed was. Sterker nog: ze konden elkaar niet luchten.
La Grange: Het klikte niet tussen hen en ik weet niet hoe dat kwam, ik vermoed dat het een persoonlijke kwestie was. In Thabo Mbeki’s ogen leek het alsof Nelson Mandela zich teveel bleef gedragen als het hoofd van de staat, terwijl Madiba alleen maar zoveel mogelijk verzoeken om hulp en advies bleef inwilligen. Ik vermoed dat Mbeki vond dat Mandela zich te paternalistisch opstelde ten opzichte van hem. Ik kan begrijpen dat Mbeki het lastig had met zijn voorganger, want die had hem een zware erfenis bezorgd: er werd van hem verwacht dat hij in de voetsporen trad van een man die bij leven al een legende was.
Het grootste deel van de negentien jaar die u voor Mandela werkte, was u zijn persoonlijke assistente. Wat voor een baas was hij?
La Grange: Hij was aardig, vriendelijk en leek heel meegaand, maar hij kon ook zeer koppig zijn. Als hij zijn zinnen ergens opgezet had, was het quasi onmogelijk om hem daar ook weer vanaf te brengen. Wie rechtstreeks voor Mandela werkte, zat niet in een democratie. (lacht) Hij besliste altijd autonoom. Achteraf beschouwd, blijkt dat de meeste van zijn beslissingen de juiste waren. Een paar keer heeft hij zich vergist en hij gaf dat altijd meteen toe, maar over het algemeen had hij gelijk. Daarom was hij ook zo koppig.
Nam hij beslissingen na veel wikken en wegen?
La Grange: O nee, meestal was dat pure intuïtie, gebaseerd op aandachtig luisteren naar anderen. U had het daarnet over de onvrede bij sommige Zuid-Afrikanen over het ANC-bewind, ik denk dat die onvrede voor een deel te verklaren valt door het onvermogen van de huidige generatie politici om naar mensen te luisteren. Mandela’s beslissingen waren gebaseerd op de opinies van iedereen uit zijn kring. Maar zodra hij een beslissing genomen had, stond die in steen gebeiteld.
Hoe reageerden mensen op die jonge blanke Afrikaner vrouw die zo dicht bij de president stond?
La Grange: Er zat een strategie achter zijn keuze voor mij. Hij wou de wereld tonen dat zelfs mensen die het oude racistische regime leken te vertegenwoordigen, deel uitmaakten van het nieuwe Zuid-Afrika. In de loop der jaren veranderde de relatie tussen ons: we raakten in een soort opa-kleinkindrelatie en naarmate de tijd vorderde, stelden steeds minder mensen zich vragen over die blanke persoonlijke assistente van de president. We deelden dezelfde morele bekommernissen. Mijn wereld draaide rond Madiba. Als hij me aansprak met Zeldina, wist ik dat hij in een goede bui was. Als hij me Zelda noemde, zat er een haar in de boter. (lacht)
Was hij bitter over zijn gevangenschap?
La Grange: Ik heb nooit iets van bitterheid gemerkt. De eerste jaren dat ik hem kende, sprak hij vaak over de gevangenis. Dat was ook niet verwonderlijk, want na 27 jaar in de cel, was er ook niet veel anders waarnaar hij kon verwijzen. Zoals veel oude mensen graag vertellen over hun vroegere carrière of hun familie, vertelde hij vaak over zijn gevangenisleven. Uit die verhalen sprak nooit wrok. Hij wou geen vergelding. Bijna twintig jaar lang heb ik ik heel dicht bij hem geleefd en ik was de eerste die hij belde als hij een probleem had. Nooit heb ik iets gemerkt van een verlangen naar wraak.
Was hij dan toch de heilige zoals veel mensen hem zien?
La Grange: Nee. Zelf zei hij: ‘Een heilige is een zondaar die blijft proberen.’ Zoals elke mens had hij zijn deugden en ondeugden. Hij is wel de meest onzelfzuchtige mens die ik ooit ontmoet heb. Hij hield altijd rekening met het welzijn van anderen, en dat maakt hem zo groot.
Hij was bevriend met de Libische dictator Kaddafi.
La Grange: Ja, en veel bewonderaars horen dat liever niet. Maar het is waar: Nelson Mandela was een goede vriend van Kaddafi. Die vriendschap is geboren nadat ze onderhandeld hadden over de uitlevering van de verdachten van de Lockerbie-aanslag. Kadaffi hield zich nauwgezet aan alles wat hij met Mandela had afgesproken, alleen hield het Westen zich niet aan de belofte om alle sancties tegen Libië op te heffen. Mandela is de Westerse leiders daar op blijven aanspreken, maar dat heeft niet geholpen. De vriendschap tussen hem en Kaddafi bleef wel overeind. Ze was gebaseerd op dat ene feit dat de ‘Broeder Leider’ had laten zien dat hij te vertrouwen was.
Het feit dat Kaddafi de oppositie in eigen land bloedig onderdrukte, speelde geen rol?
La Grange: Op dat moment wisten we nog niet van alle gruwel die we nu wel kennen.
U hebt de dictator zelf ontmoet?
La Grange: Verschillende keren. Hij was een bizarre man. Op een van zo’n bijeenkomsten vroeg de Broeder Leider in de namiddag aan Mandela wat hij ’s avonds op zijn bord wou. Ik vond dat een rare vraag, want op staatsbanketten is het altijd eten wat de pot schaft. We hebben toen kameel gegeten. Ik vond het lekker, tot ik hoorde dat het om kamelenbaby ging. De respectloze, onwaardige manier waarop Kaddafi om het leven gebracht is, heeft Madiba zwaar geschokt.
Na Mandela’s presidentschap bent u voor hem blijven werken?
La Grange: Ik werd toen zijn enige persoonlijke assistente. Het waren geschifte jaren: de hele wereld wou hem spreken. Iedereen wilde een deel van Mandela’s tijd opeisen. Maar de man was 81. We zaten in een moeilijke situatie: we moesten zelf een presidentieel kantoor uit de grond stampen voor de eerste democratisch verkozen president van Zuid-Afrika die ‘op rust’ ging. We kregen geen faciliteiten van de nieuwe regering en dopten noodgedwongen onze eigen boontjes.
Vond hij dat een gebrek aan erkenning?
La Grange: Hij was een optimist. Als ik het niet zag zitten, zei hij: ‘Vervelende toestanden maken het leven interessant.’ De zoektocht naar middelen en naar een nieuwe infrastructuur liet hij aan mij over, hij lag daar niet van wakker. Hij ontving weinig steun van degenen die na hem aan de macht kwamen, maar hij was een eenvoudige man die dat aanvaardde en stug bleef doorwerken.
U probeerde Mandela te beschermen tegen mensen die te dicht kwamen en een te grote claim op hem wilden leggen. Het leverde u het imago van een keiharde bitch op.
La Grange: Ik wou hem niet zozeer beschermen tegen mensen die te dicht kwamen, maar tegen de tallozen die hem voor hun eigen kar wilden spannen. Ik werd daardoor inderdaad uitgespuwd door velen. De verwijten kwamen vaak hard aan, maar ik hield mezelf dan voor dat ik door Mandela betaald werd om hem te helpen, en niet om al die opportunisten ter wille te zijn. Mandela was de beroemdste mens van de hele planeet en ik was me er heel goed van bewust dat mijn job niet die van een doorsnee personal assistent was. Maar als je voor de zoveelste keer aan de telefoon de volle laag krijgt, begint het soms zwaar te wegen. Ik pepte mezelf dan op met de gedachte dat het welzijn van Mandela mijn enige referentie was: zolang hij zich gelukkig voelde, moest ik me niets aantrekken van wat anderen over mij dachten.
Wat vond hij van de huidige president, Jakob Zuma?
La Grange: Wat u niet mag onderschatten, is de geschiedenis van de ANC-bevrijdingsstrijd die mannen als Mandela en Zuma delen. Dat heeft voor levenslange loyauteit gezorgd, ook op momenten dat Jakob Zuma zwaar onder vuur lag, zoals toen hij van verkrachting beschuldigd werd, iets waar hij later voor vrijgesproken is. Over Mandela’s relatie met Zuma leg ik Madiba liever geen woorden in de mond. Laat het er ons op houden dat hij het op politiek vlak niet met alle beslissingen van Jakob Zuma eens was.
In 1996 leerde u Graça Machel kennen, zij werd later de nieuwe mevrouw Mandela. Klopt het dat u en mevrouw Machel lang met geslepen messen tegenover elkaar stonden?
La Grange: Onze verstandhouding verliep de eerste jaren moeilijk. Ze wist niet goed hoe ze moest omgaan met die andere vrouw die het volle vertrouwen van haar man genoot en die ook altijd als eerste door hem werd gebeld als er een probleem was. U moet weten dat haar vorige man indertijd vermoord is door het apartheidsregime. Afrikaner Boeren hebben het vliegtuig van Samora Machel, de eerste president van Mozambique, in 1986 neergehaald. Zij zag mij in het begin als één van hen. Het heeft haar tijd gekost om te leren aanvaarden dat een ‘Afrikaner boere-meissie’ haar zei wanneer en waar ze bij haar geliefde op bezoek mocht komen, wanneer hij tijd had voor een gezinsleven, wanneer zij moest opstaan omdat hij weg moest. We hebben allebei inspanningen geleverd om de verstandhouding tussen ons op een goed peil te krijgen. Een van de grote voordelen van oud worden, is dat een mens ook milder wordt. Nu Graça weduwe is, zijn we vriendinnen. We hebben dezelfde man ‘gediend’, dezelfde dingen meegemaakt en dat zorgt voor een band.
U bent partner- en kinderloos gebleven. U hebt uw eigen leven opgeofferd voor Mandela?
La Grange: Als ik mijn offers vergelijk met die van Mandela, stellen ze niets voor. Het is waar dat ik heel wat gewone, fijne dingen des levens gemist heb. Ik heb daar geen spijt van, want door het werk met Mandela heb ik unieke ervaringen meegemaakt. U mag niet denken dat ik geen gezin mocht hebben, het is gewoon zo uitgedraaid.
Mandela’s dood kwam als een schok, ook al wist ik al lang dat het niet goed met hem ging. Ik had het lastig daarna, en dat gevoel van totale ontreddering werd versterkt doordat de regelingen voor zijn begrafenis ontaardden in een verschrikkelijke chaos. De maanden na zijn dood waren de meest verdrietige uit mijn hele leven. Het is niet simpel te wennen aan een bestaan zonder hem.”
Zelda La Grange, Goedemorgen, mijnheer Mandela, uitgeverij Het Spectrum
© Jan Stevens