De welwillende dictator

In zijn aangrijpende roman De onzaligen van Łódź reconstrueert de Zweedse schrijver Steve Sem-Sandberg het leven in het getto van de Poolse stad Łódź tijdens de bezetting van de nazi’s. “Ik wou het verhaal vertellen van degenen die het niet overleefden.”

 

Vlak nadat de Duitsers in september 1939 het Poolse Łódź binnentrokken, verduitsten ze de naam van de stad tot Litzmannstadt. Łódź herbergde de tweede grootste Joodse gemeenschap in Europa. Op 10 december stelde Friedrich Übelhör, de gouverneur van het district Kalisz- Łódź, een geheim memorandum op schrift waarin hij de contouren uittekende voor de inrichting van een Joods getto in de stad. “Volgens een redelijke schatting wonen er momenteel circa 320.000 Joden in Łódź”, schreef hij. “Het is ondoenlijk deze allemaal in één keer te evacueren. In de tussentijd wordt het Jodenvraagstuk als volgt opgelost: alle Joden dienen in een gesloten getto te worden ondergebracht, zodanig dat ten eerste een sterk Duits centrum rondom het Vrijheidsplein wordt ontdaan van Joden en dat ten tweede dit getto ook de noordelijke delen van de stad omvat, die reeds vrijwel uitsluitend door Joden worden bewoond.”

Aan het hoofd van het getto installeerden de nazi’s de 63-jarige Mordechai Chaim Rumkowski, die ze een paar maanden eerder benoemd hadden tot de voorzitter van de door hen uitgevonden Joodse Raad. In ruil voor zijn welwillende medewerking kreeg Rumkowski de absolute macht, met een eigen administratie én een Joodse (ongewapende) politiemacht. De leden van de Joodse Raad genoten van een aantal privileges: ze woonden in de beste huizen en kregen voldoende te eten. De enige voorwaarde was dat ze het vuile werk van de nazi’s zonder morren moesten blijven opknappen.

 

Rond de zowel fascinerende als verwerpelijke Chaim Rumkowski weefde de Zweedse schrijver Steve Sem-Sandberg zijn meesterlijke historische roman De onzaligen van Łódź. ‘In de late jaren negentig woonde ik in Praag”, zegt Sem-Sandberg. “Ik had Warschau bezocht, maar was nooit in Łódź geweest. Ik wou toen dezelfde route volgen van de Joodse families die vanuit Praag naar het getto van Łódź gedeporteerd werden. Ik vertrok in het station waar zij zestig jaar eerder op transport gezet werden. Het getto van Warschau is heropgebouwd, maar dat van Łódź ziet er voor een groot deel nog net zo uit als aan het einde van de Tweede Wereldoorlog. Ik had foto’s bij uit die periode en het was alsof de tijd er was blijven stilstaan. Het was een grijze, mistige dag. Ik had alleen een oude kaart en ik probeerde daarmee mijn weg te vinden, maar ik liep hopeloos verloren. Ik weet nu nog altijd niet waarom, maar ik sloeg in paniek. Mijn hart bonkte als bezeten, terwijl er helemaal niets gebeurde. Auto’s reden gewoon voorbij en de huizen bleven roerloos staan. Op een of andere manier greep dat getto me naar de keel. Ik was eerst van plan om er een dag of twee te blijven; uiteindelijk bleef ik twee weken.’

Het idee voor het schrijven van De onzaligen van Łódź rijpte in het getto. Sem-Sandberg: ‘Het was een indrukwekkende ervaring om daar te zijn: het leek alsof het getto aan de haal ging met mijn verbeelding. Ik had in die tijd ook een aantal gesprekken gevoerd met overlevenden. Een van hen had me een plattegrond van het getto gegeven. Ik ontmoette hem in Stockholm. Hij zei: “Als je naar Łódź gaat, zul je veel verhalen horen over Chaim Rumkowski. Een ding mag je nooit vergeten: zonder Rumkowski zat ik hier nu niet.”’

 

Heart of Darkness

Wist Chaim Rumkowski van in het begin wat de nazi’s met de Joden van plan waren?

STEVE SEM-SANDBERG: Ik ben zo goed als zeker van wel, al is niet iedereen daarvan overtuigd. Rumkowski’s toespraken zijn bewaard gebleven. Hij was vol van zichzelf en schreef bij wijze van spreken elke dag een speech. Als je de eerste toespraak leest die hij na de eerste deportatie in 1941 gaf, merk je tussen de regels door dat hij het wel degelijk wist. De mensen die toen op transport gezet werden, waren trouwens zijn eigen politieke vijanden. Het personage Chaim Rumkowski zou rechtstreeks geplukt kunnen zijn uit een roman van Joseph Conrad. Hij lijkt een perfecte kopie van Kurtz uit Heart of Darkness. Hij is geboren in 1877 in Wit-Rusland uit een gewone Joodse familie. Later vestigde hij zich in Łódź en werd er actief in de textielindustrie, maar dat liep uit op een sisser. Vóór de Tweede Wereldoorlog kocht hij een vervallen boerderij in Helenówek, vlak bij Łódź, en stichtte er een kolonie voor Joodse weeskinderen. Het staat vast dat hij de kinderen in zijn weeshuis seksueel misbruikte. Hij was in de ban van het zionisme van Theodor Herzl. Hij droomde ervan vrije kolonies te stichten, waar kinderen als echte kibbutznikim de grond konden bewerken en een vak konden leren. Dat verklaart ook waarom hij zich zo vlot door de nazi’s liet inschakelen als voorzitter van het getto: hij hoopte dat het getto ooit zou uitgroeien tot een Joodse vrijstaat onder Duits bestuur. Tot aan de inval van de Duitsers was hij een man van twaalf stielen en dertien ongelukken. Pas op zijn 63e, toen de nazi’s hem aanwezen om de voorzitter te worden van de Joodse Raad, kreeg zijn ‘carrière’ een boost. Tot dan duidde niets erop dat hij zich zou ontwikkelen tot een dictatoriale gettoleider. Maar toen de grenzen van het getto dichtgingen, stapte hij in de volgspot en werd hij de man die hij altijd al had willen zijn.

 

Waarom werd hij door de nazi’s ‘uitverkoren’?

SEM-SANDBERG: Daar bestaan veel theorieën over. Het meest voor de hand liggende antwoord is dat hij zichzelf via allerlei intriges in die positie manoeuvreerde. Hij had daarvoor al geprobeerd om een Joodse politieke loopbaan uit te bouwen. Hij was een fervente anticommunist en dat was een pluspunt in de ogen van de Duitsers. In naam van de kehila, de Joodse Raad, schreef hij een brief naar de Duitse autoriteiten waarin hij hen Joodse medeburgers als werkkracht aanbood. Ze mochten zelf kiezen hoeveel ze er nodig hadden. In ruil voor zijn ‘diensten’ vroeg hij of ze de rest van de Joden van Łódź niet langer wilden lastigvallen. Vanaf dat moment zagen ze hem als een figuur waar ze zaken mee konden doen.

Hij maakte van het getto een belangrijk productieapparaat voor de nazi’s. Łódź was in die tijd een textielcentrum, vergelijkbaar met het Britse Manchester. Elk gezin had zijn eigen naaimachine want de vrouwen werkten thuis voor de textielfabrikanten. Rumkowski sloeg die machines aan en gebruikte ze voor zijn eigen fabriekjes. De nazi’s bestelden uniformen bij hem en hij liet die door zijn Joodse medeburgers naaien. De werkkrachten – bijna allemaal ‘gerekruteerd’ uit het Joodse proletariaat – hadden geen andere keuze dan zich daarnaar te schikken. De Duitsers waren zeer onder de indruk van zijn organisatorische kwaliteiten: het getto was bijna meteen productief. Onder het getto van Warschau liep een rioleringssysteem met ondergrondse tunnels en kanalen. Die werden door het verzet gebruikt om wapens binnen te smokkelen waardoor de inwoners in opstand konden komen. Die opstand werd bloedig onderdrukt en het getto werd opgeruimd. In het getto van Łódź, na Warschau het tweede grootste in Polen, was er geen ondergrondse riolering. Het was een oud, verwaarloosd stuk van de stad. Toen de gettogrenzen dicht gingen, was er geen enkele mogelijkheid meer om wat dan ook binnen te smokkelen. Rumkowski was een alleenheerser, zonder concurrentie van het verzet of van een maffia-achtige organisatie die de zwarte markt in handen had. In het begin braken er op sommige plaatsen wel nog kleine opstanden uit, maar die werden door Rumkowski’s ordediensten met harde hand bedwongen.

Er waren in die tijd iets van een tweehonderd getto’s die de nazi’s in bezet Polen hadden ‘opgericht’. Tegen 1943 waren al die getto’s ‘geliquideerd’. Alleen dat van Łódź bleef over. Op 22 juni 1944 werkten er nog steeds 76.401 Joden. Dat is echt verbazingwekkend en onderstreept het economische belang van het getto voor de Duitsers. Om het met de woorden van Reichsführer Himmler te zeggen: ‘Zonder het getto van Łódź hadden we nooit de middelen gehad om ons leger aan het oostfront te bevoorraden.’ De Joden uit het getto produceerden alles: uniformen, schoenen, oorwarmers… In de buurt van Moskou vroor het -45°, de soldaten aan het oostfront konden die oorwarmers dus goed gebruiken. In Łódź hebben ze 188.000 oorwarmers ineen genaaid. Ze produceerden één paar aan een kostprijs van amper 2 pfennig. Sommige nazileiders verdienden er tot 8 mark het stuk aan.

 

Nazistische proletarische leider

Wat dreef Chaim Rumkowski? Zijn drang naar persoonlijke macht of de redding van de mensen uit het getto?

SEM-SANDBERG: Beide. De ironie is dat hij de Duitsers wou overtreffen. Hij wou hen tonen dat hij net als zij was. In een van zijn toespraken zei hij: ‘Mijn devies is: elk Duits bevel altijd minstens tien minuten vóór zijn.’ Zijn redenering was: zolang we voor hen blijven produceren, zullen de nazi’s hun ideologie niet tegen ons gebruiken en zijn we veilig. Vanuit het standpunt van een ‘overlever’ was die redenering zinvol. Pas toen de Russen aan de andere kant van de rivier de Wisła stonden, besloot Himmler in juni 1944 dat het tijd werd om het getto op te ruimen.

Rumkowski slaagde erin om van het getto een echte ‘arbeidersstad’ te maken, wat de Duitsers ook zo graag wilden. Dat maakt zijn collaboratie nog meer verdacht, want hij transformeerde zichzelf in een perfecte kopie van de nazistische proletarische leider, oefende op net dezelfde manier macht uit en voelde evenveel verachting voor de zwakken en voor degenen die niet in het systeem pasten.

Overal waar hij kwam, moest er een podium klaarstaan vanwaar hij kon beginnen speechen. Tijdens die toespraken praatte hij altijd over het getto en hemzelf als over één en dezelfde figuur. Hij sprak over ‘mijn apotheek’, ‘mijn bank’, ‘mijn politiemacht’, alsof alles in het getto zijn persoonlijke eigendom was, terwijl hij eigenlijk niets meer dan een marionet in handen van de Duitsers was. Maar alleen de manier waarop hij zichzelf zag, maakte het mogelijk dat hij duizenden mensen regelrecht hun dood in kon sturen. In september 1942 kwam het Duitse bevel dat alle inwoners van het getto die niet in hun eigen onderhoud konden voorzien, inclusief de kinderen, gedeporteerd zouden worden. Na overleg met de nazi’s gaf Rumkowski een speech. ‘Gisteren kreeg ik het bevel meer dan twintigduizend mensen uit het getto te laten deporteren’, zei hij. ‘De vraag was of we deze weerzinwekkende taak op ons moesten nemen of aan anderen moesten overlaten. Maar omdat we ons niet laten leiden door de gedachte ‘hoeveel zullen er vergaan’, maar door de gedachte ‘hoeveel kunnen we er redden’, besloten we, hoe zwaar het ook is, dat wijzelf dit besluit moeten uitvoeren. Ik moet zelf deze wrede, bloedige operatie uitvoeren. Ik moet de armen amputeren om het lichaam te redden. Ik moet de kinderen laten gaan.’

 

Er is ontzettend veel historisch materiaal voorhanden over het getto van Łódź. Hoe komt het dat het zo goed bewaard gebleven is?

SEM-SANDBERG: Omdat er amper opstand geweest is. Een voorname bron voor mijn roman is de ruim drieduizend bladzijden dikke Gettokroniek. Elke Pools-Joodse gemeenschap had traditioneel haar eigen kroniek waarin het leven van de hele gemeenschap werd neergeschreven. In 1940 besloot Rumkowski dat de Gettokroniek meteen ook zijn hoogstpersoonlijke hagiografie moest bevatten. Hij stelde twaalf voltijdse bedienden aan om alles te archiveren. De mensen die eraan meeschreven waren er zich van bewust dat ze in extreem gevaarlijke, maar ook extreem interessante tijden leefden. Daarom is het zo een gedetailleerd verslag geworden. Als je het leest, kom je in een totaal andere wereld terecht. De Gettokroniek werd elke dag nauwgezet bijgehouden, en bevat alle toespraken van Rumkowski. Het was een goudmijn.

 

U hebt uw roman geschreven in een zeer afstandelijke stijl.

SEM-SANDBERG: Die afstand was noodzakelijk. Ik wou vermijden dat er een identificatieproces tot stand komt tussen de personages, de schrijver en de lezer. Want dat is wat bij het lezen van de meeste romans gebeurt: je gaat je als lezer identificeren met het hoofdpersonage, of met het slachtoffer. En dat wou ik niet. Ik vond het zinloos om het zoveelste Holocaustverhaal te schrijven met als eindscène de overlevenden die in oude foto’s zitten snuisteren. Van bij de start wist ik: dit boek moet eindigen op het moment dat het getto opgeruimd wordt. Zonder overlevenden. Ik wou het vanuit het perspectief van de slachtoffers schrijven, vanuit het standpunt van degenen die hun verhaal niet meer kunnen vertellen. Sentimentaliteit was uit den boze, want dan had de roman niet dezelfde kracht gehad.

 

Leeft de man nog die u de kaart van het getto van Łódź gaf?

SEM-SANDBERG: Ja. Ik was heel benieuwd naar zijn reactie. Nadat hij het boek gelezen had, klopte hij me op mijn rug en zei: ‘Goed gedaan, Steve.’

 

Steve Sem-Sandberg, De onzaligen van Łódź, Anthos, 599 blz., 24,95 euro, ISBN 978-90-414-1599-8

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten