Ali Soufan
Jarenlang speelde Ali Soufan als FBI-agent een belangrijke rol in de strijd tegen Al-Qaeda. Als ondervrager haalde hij cruciale informatie uit gearresteerde terroristen. Tot de CIA zich met de ondervragingen ging bemoeien en waterboarding en andere martelpraktijken introduceerde. “Die harde ondervragingstechnieken hebben niets opgeleverd.”
Van 1997 tot 2005 werkte Ali Soufan (37) als specialist in antiterreur voor het FBI. Als zoon van een Libanese journalist groeide Soufan op in Beiroet. Later verhuisde hij samen met zijn ouders naar de VS. Hij startte zijn carrière als jonge politieagent in de straten van New York. Het FBI rekruteerde hem als antiterreuragent, onder andere omwille van zijn perfecte kennis van het Arabisch. Soufan verdiende zijn sporen als onderzoeker naar, en ondervrager van de verantwoordelijken achter de zelfmoordaanslag op de Amerikaanse torpedojager USS Cole in oktober 2000. Na 9/11 ondervroeg hij verschillende verdachten in Guantánamo. Soufan: “Guantánamo was opgericht als basis voor het verzamelen van inlichtingen. Opgepakte strijders van op het slagveld in Afghanistan werden er ondervraagd. In die tijd wisten we nog niet wie ‘goed’ of ‘slecht’ was. Dus werden ze ‘verzameld’ op een plaats, waar de goeden van de slechten gescheiden zouden worden. Jammer genoeg werd er na het ondervragen geen werk gemaakt van de noodzakelijke tweede stap: vervolgen of vrijlaten.”
Ali Soufan bood de verdachten die hij ondervroeg thee aan, discussieerde met hen in vloeiend Arabisch over religie en politiek en slaagde er na urenlange sessies in om hen waardevolle informatie te ontfutselen. In de zomer van 2005 verliet Soufan het FBI. Hij richtte een beveiligingsfirma op en hulde zich in stilzwijgen, zoals het een ex-FBI-agent betaamt.
Tot de Amerikaanse minister van Justitie Eric Holden in april van dit jaar voor opschudding zorgde door de zogenaamde Torture Memos of folternota’s vrij te geven. In die vier nota’s beschrijven Holdens voorgangers tot in detail de ‘harde methoden’ die de CIA mocht gebruiken om terrorismeverdachten te ondervragen. De memo’s gaven CIA-agenten en contractors van de CIA toestemming om gevangenen tot 180 uur na elkaar van hun slaap te beroven, of urenlang naakt tegen een muur te laten staan. Er werden technieken in beschreven zoals waterboarding en walling.
Bij waterboarding wordt de gevangene aan handen en voeten op een aflopende plank vastgebonden, met zijn hoofd onderaan. Er wordt een dweil over zijn hoofd gelegd, waarover water wordt gegoten. Als de dweil vol water zit, krijgt de gevangene 40 seconden lang geen lucht. De gevangene denkt dat hij aan het verdrinken is en raakt in paniek.
Bij walling wordt de gevangene tegen een flexibele, valse muur geplaatst, waarna hij “snel en stevig” tegen de muur wordt geslagen. De muur is zo geconstrueerd dat ze het geluid van elke slag versterkt. De gevangene krijgt daardoor het gevoel dat hij harder geslagen wordt dan in de realiteit, en raakt – opnieuw – in paniek.
Toen Ali Soufan de folternota’s onder ogen kreeg, vond hij de tijd rijp om zijn stilzwijgen te doorbreken. Hij reageerde op 23 april 2009 met een vlammende open brief in de New York Times. “Zeven jaar lang heb ik gezwegen”, schreef hij. “Maar door de publicatie van de foltermemo’s is de tijd rijp om de puntjes op de i te zetten. De vier memo’s claimen dat harde technieken zoals waterboarding effectief waren en heel wat informatie opgeleverd hebben. Daar is niets van waar. Ze hebben er alleen voor gezorgd dat de CIA en het FBI lange tijd niet on speaking terms waren en ze hebben het imago van de VS in de wereld zware schade toegebracht.”
Een maand later, op 13 mei, legde Soufan een getuigenis af voor de Commissie Justitie van de Amerikaanse Senaat, waarin hij opnieuw uitdrukkelijk stelde dat de harde ondervragingstechnieken van de CIA niets dan schade en schande opgeleverd hebben. “Alleen de eerste fatsoenlijke ondervragingen door het FBI hebben resultaat gehad.”
Abu Zubaydah
In maart 2002 werd de Saoedische Al-Qaeda-terrorist Zayn al-Abidin Muhammad Husayn, alias Abu Zubaydah, door FBI en CIA-agenten gearresteerd in Pakistan. Zubaydah stond geboekstaafd als een naaste vertrouweling van Osama bin Laden en als Chief Operating Officer van Al-Qaeda. Tijdens zijn arrestatie raakte Zubaydah zwaar gewond. De FBI-agenten Ali Soufan en Steve Gaudin waren de eersten die hem op een geheime locatie ondervroegen. Ali Soufan: “We hadden veel ervaring in het ondervragen van Al-Qaedaterroristen. We werkten samen met de plaatselijke CIA-agenten en hielden ons volledig aan het boekje – de Informed Interrogation Approach uit het Army Field Manual. Die benadering wortelt vooral in de ervaringen die het Amerikaanse leger opgedaan heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog en tijdens de oorlog in Vietnam. Het komt erop neer dat je je als ondervrager moet inwerken in de details van een zaak, de cultuur van de ondervraagde moet kennen en zijn ideologie en denkwijze moet doorgronden. Al die dingen speel je tijdens de ondervraging voortdurend tegen elkaar uit. Als ondervrager ben je de enige waarmee de gevangene kan communiceren. Door hem op een familiaire, vriendelijke, respectvolle manier te benaderen, breng je hem in verwarring. Want dat is niet direct wat hij van een ‘vijandige’ ondervrager verwacht.”
Het eerste wat Soufan aan Zubaydah vroeg was zijn echte naam. Soufan: “Zubaydah antwoordde met zijn alias. ‘Vind je het erg als ik je Hani noem?’ vroeg ik hem. Dat was de troetelnaam die zijn moeder hem als kind gaf. Hij keek me geschrokken aan en zei: ‘Oké.’ Binnen het uur haalden we belangrijke informatie uit hem. De toenmalige CIA-directeur George Tennet was zo zwaar van onze resultaten onder de indruk dat hij instructies gaf om ons te feliciteren. Maar van zodra hij hoorde dat we FBI-agenten waren, trok hij die felicitaties in en stuurde hij vanuit Washington CIA-agenten en contractors van CTC (een privébeveiligingsfirma van voormalige CIA-agenten – JS) overzee om de ondervragingen van ons over te nemen.”
In tegenstelling tot het FBI mag de CIA geen ondervragers in dienst hebben. Dus maakte ze voor ondervragingen van verdachten gebruik van de diensten van contractors zoals CTC. De voornaamste taak van de geheime dienst CIA is inlichtingen verzamelen. Het FBI heeft politionele bevoegdheid: ze onderzoekt misdrijven, spoort actief vermeende misdadigers op en mag daarvoor mensen ondervragen. Het FBI is binnen en buiten de VS actief; de CIA mag alleen buiten de VS opereren. Daarom richtte de CIA geheime gevangenissen in het buitenland op, waar ze ver van nieuwsgierige blikken terreurverdachten door contractors kon laten ondervragen.
De dagen na zijn arrestatie verslechterde de toestand van de zwaar gewonde Abu Zubaydah zienderogen. Ali Soufan en Steve Gaudin besloten om hem over te brengen naar een ziekenhuis. “Daar bleven we hem ondervragen. We hielden rekening met zijn slechte medische conditie, maar probeerden tezelfdertijd zoveel mogelijk informatie uit hem te halen over acute terroristische dreigingen. Met succes. Zubaydah sprak toen ook voor het eerst over Khalil Sheikh Mohammed als het brein achter de aanslagen van 9/11 en over zijn eigen functie binnen Al-Qaeda.”
Toen de CIA-agenten en de CTC-contractors uit Washington arriveerden, werden Soufan en Gaudin buitenspel gezet. “Bij hun ondervragingen introduceerden de contractors meteen andere, harde verhoortechnieken. Zubaydah werd naakt ondervraagd en werd 48 uur lang wakker gehouden. Op dat moment waren de zogenaamde foltermemo’s zelfs nog niet geschreven. Het resultaat was niet dat Zubaydah begon te praten, maar wel dat hij helemaal dichtklapte.”
Na een week zonder bruikbare informatie van Zubaydah besloot het CIA-hoofdkwartier in Washington om Soufan en Gaudin terug de leiding te geven over de ondervragingen. “Zubaydah vertelde ons toen over de plannen van ‘dirty bomber’ Jose Padilla. Maar een paar dagen later namen de CTC-contractors de ondervraging opnieuw fors in handen. Nu namen ze hun toevlucht tot luide muziek en experimenteerden ze met het extreem manipuleren van de temperatuur in Zubaydahs cel.”
‘Verbeterde verhoortechnieken’
Op 1 augustus 2002 schreef de hooggeplaatste jurist van het Ministerie van Justitie Jay Bybee de eerste foltermemo. In 2005 zouden er nog drie updates volgen. De nota van 2002 was een antwoord op een specifieke vraag van het toenmalige machtige hoofd van de juridische dienst van de CIA, John Rizzo. Rizzo vroeg zich af hoe ver CIA-agenten en CTC-contractors mochten gaan in het ondervragen van Al-Qaeda-terrorist Abu Zubaydah. De memo leest als een gedetailleerde cataloog van inventieve foltertechnieken. In naam van de toenmalige minister van Justitie John Ashcroft en van president Bush, somt Bybee tien ‘Enhanced Interrogation Techniques’ – verbeterde verhoortechnieken – op. Naast waterboarding en walling bestaan de ‘verbeterde technieken’ onder andere uit: gevangenen urenlang van hun slaap beroven, hen 18 uur lang opsluiten in een kleine donkere kist, hen geboeid in lastige houdingen laten staan, hen urenlang naakt opsluiten in een ijskoude cel, hen meermaals in het gezicht slaan (“De ondervrager slaat de verdachte in het gezicht met de vingers licht gespreid. De hand maakt contact met het gebied tussen de top van de kin van de verdachte en de onderkant van de daarmee corresponderende oorlel. Het doel is om de verdachte te shockeren, verrassen en/of vernederen.”). De CIA-ondervragers krijgen ook toestemming om de insectenfobie van Abu Zubaydah maximaal uit te buiten. Ze mogen de geblinddoekte terreurverdachte samen met een (“onschadelijk”) insect in een afgesloten kist plaatsen en hem wijsmaken dat hij op elk moment dodelijk gestoken kan worden.
De CTC-contractors brachten de foltermemo meteen in de praktijk. Abu Zubaydah zou in totaal minstens 83 keer aan de techniek van het waterboarden onderworpen worden. Ali Soufan ontdekte de kist waarin Zubaydah samen met het insect opgesloten zou worden – “het ding zag eruit als een doodskist.” Soufan belde razend naar zijn oversten bij het FBI. “Ik liet hen weten dat ik met dat hele gedoe niets te maken wou hebben. Robert Mueller, de directeur van het FBI, gaf me gelijk. ‘We don’t do that’, reageerde hij. En ik werd helemaal van die zaak af gehaald.”
“De memo’s van Justitie uit 2005 beweren dat de Enhanced Interrogation Techniques succesvol waren en dat Abu Zubaydah pas begon te praten na 1 augustus 2002. Dat is niet waar. Alle zogenaamde successen zijn in de memo’s opzettelijk verkeerd gedateerd. Zo stelt een memo dat Zubaydah Jose Padilla aan de galg praatte na een waterboardingsessie. Waterboarding werd officieel goedgekeurd met de memo van 1 augustus 2002 en officieus geïntroduceerd midden juli van datzelfde jaar. Terwijl Padilla al gearresteerd werd in mei 2002 als gevolg van de informatie die Zubaydah aan óns gegeven had.”
Competitie
Nadat de directie van het FBI zich gedistantieerd had van de door de regering uitgevaardigde eerste foltermemo, kreeg de CIA vrij spel in het hard ondervragen van terreurverdachten. Volgens Ali Soufan waren de meeste CIA-agenten op het terrein het niet mee eens met de koers die hun leiding volgde. “Op ‘de werkvloer’ waren er geen verschillende visies tussen agenten van het FBI en van de CIA. Er is natuurlijk altijd competitie geweest tussen FBI en CIA. Net zoals je dat in Engeland ziet tussen Scotland Yard, MI5 en MI6. Tot op zekere hoogte is dat zelfs gezond. Maar na 9/11 werd alles plots veel gecompliceerder.”
Soufan wijst met een beschuldigende vinger naar de regering Bush die de politieke lijn in de strijd tegen terreur uitzette en de CIA in het folterkeurslijf dwong. Hij vraagt zich ook af of de contractors in hun harde ondervragingen niet nog verder gegaan zijn dan wat door de foltermemo’s was toegestaan.
Leon Panetta, de door president Obama benoemde directeur van de CIA, heeft ondertussen alle contracten met contractors voor ondervragingen stopgezet, de geheime gevangenissen in het buitenland gesloten en een memo uitgevaardigd dat ondervragingen van terreurverdachten moeten gebeuren volgens de regels van het Army Field Manual.
Grote voorstanders van de ‘Enhanced Interrogation Techniques’, zoals de voormalige vice-president Cheney, beweren dat de harde technieken informatie van onschatbare waarde opgeleverd hebben en dat ze Amerika gevrijwaard hebben van nieuwe aanslagen. Michael Hayden, die van mei 2006 tot februari 2009 de CIA leidde, stelt onomwonden dat de harde ondervragingen zijn agenten van de ene grote vis naar de andere leidden. Ali Soufan betwist dat. “Het is hoogst onzeker dat de brute technieken, noem het foltering als je wil, ooit een mensenleven gered hebben of bruikbare informatie opgeleverd hebben. Alle ‘succesvolle’ voorbeelden die door de vorige Amerikaanse regering gegeven zijn, blijken niet te kloppen. Zo beweert ze dat Abu Zubaydah na een sessie waterboarding Khalil Sheikh Mohammed aanduidde als het brein achter de aanslagen van 9/11. Maar Zubaydah heeft ons die naam gegeven in april 2002, drie maanden vóór waterboarding geïntroduceerd werd.”
“We weten dat alle harde technieken – zelfs de meest extreme uit de memo’s van het ministerie van Justitie – niets voorstellen in vergelijking met wat leden van Al-Qaida bereid zijn om te doorstaan. We zijn de verkeerde kant opgegaan in het bestrijden van Al Qaida door onze ondervragingstechnieken te verruwen. Al-Qaida-leden willen gefolterd worden, ze smeken er bijna om. Onze door Justitie goedgekeurde ‘harde technieken’ waren gewoon niet hard genoeg om hen te laten breken. Een ondervrager die succes wil hebben, mag niet meegaan in wat een Al-Qaeda-lid verlangt en verwacht. Hij moet hem slim ondervragen – want daar zijn terroristen niet op voorbereid. Al de successen die wij haalden, waren het gevolg van slimme verhoortechnieken. Alle valse ‘resultaten’ die daarna kwamen, zijn volledig toe te schrijven aan de ‘verbeterde’, harde ondervragingstechnieken.”
©Jan Stevens