Alessi

In 1970 kwam Alberto Alessi aan het hoofd van het Italiaanse designbedrijf Alessi. “Het was toen een grijze en saaie onderneming.” Het zou nog 15 jaar duren vooraleer hij Alessi eindelijk kon laten swingen. “Mijn vader hield niet van geëxperimenteer. Maar ik ben een heel geduldig man. Dat is meteen ook mijn grootste handicap.”

De prille twintiger Alberto Alessi (62) liep niet over van enthousiasme toen hij in 1970 aan de top kwam van het familiebedrijf Alessi. “Ik had rechten gestudeerd en was niet geïnteresseerd in de metalen huis-, tuin- en keukenvoorwerpen die in het bedrijf geproduceerd werden. Ik was vooral bezig met kunst, architectuur, psychologie en filosofie. Alessi was een heel traditioneel Italiaans familiebedrijf. In de jaren zestig en zeventig was het vanzelfsprekend dat je als oudste zoon het bedrijf van je ouders voortzette. Je had geen andere keuze. Dochters kwamen daar niet voor in aanmerking. Nu is dat gelukkig niet langer zo. Misschien neemt mijn jongste dochter Emma later wel de zaak over. Maar als ze daar geen zin in heeft, zal ik er niet van wakker liggen. Ik wist al van heel jong dat het mijn lot was om de fabriek over te nemen. Dat drukte echt op mijn gemoed.”

Het metaalverwerkende bedrijf Alessi werd in 1921 gesticht door grootvader Giovanni Alessi in Crusinallo, een klein stadje in Noord-Italië vlakbij het Ortameer. In de jaren vijftig nam Alberto’s vader Carlo het roer over. Hij trok vormgevers aan en introduceerde design. “Toch vond ik Alessi een grijs en saai bedrijf toen ik aan het hoofd kwam”, zegt Alberto Alessi. “We produceerden alleen die metalen voorwerpen. Daar werd ik niet direct wild van. Ik wou veel meer fun binnenbrengen in de hele onderneming. Als jonge ceo zocht ik al toenadering tot meer provocerende designers. De schilder Salvador Dalí was een van de eersten waarmee ik in zee ging, maar zijn ontwerpen waren geen groot succes. Mijn vader vond het flauwekul en gebood me om ermee te stoppen.”

Alberto Alessi gehoorzaamde en hield zich vijftien jaar lang gedeisd. “In 1970 wist ik perfect wat me te doen stond om de grijsheid van Alessi te doorbreken. Design was hot in Milaan. Er was zoveel te doen, er hing zoveel creativiteit in de lucht. Ik popelde om de deuren van Alessi wijd open te zetten, maar vader wou me de sleutel niet geven. Ik heb 15 jaar gewacht vooraleer ik vrij beslissingen kon nemen.”

Heeft hij daar spijt van? “Nee. Ik ben heel fier dat ik het die eerste 15 jaar geduldig heb volgehouden. Mijn grenzeloze geduld is meteen mijn voornaamste handicap. Soms grijp ik naast interessante projecten omdat ik te lang wacht. Toen ik jonger was, begreep ik helemaal niet wat er mis was met geduld hebben. Nu weet ik dat het soms verstandiger is niet te lang te treuzelen en snel toe te happen.”

Wat heeft Alberto Alessi dan gemist door een geduldig man te zijn? “Dat is te privé. Laat het ons erop houden dat ik door geduld uit te oefenen veel afgezien heb. Vijftien jaar afwachten was geen lachertje. Misschien had Alessi als bedrijf nu nog verder gestaan als ik toen meer mijn plaats had opgeëist en mijn visie had proberen doordrukken. Ik ben helemaal geen harde ceo. Ik ben heel zacht. Misschien wel té. Soms wou ik dat ik op een harde, sterke manier kon reageren. Want zo zou ik mezelf kunnen ontladen en raak ik een aantal opgekropte frustraties kwijt.”

‘No canta’

Halverwege de jaren tachtig kreeg Alberto Alessi de teugels eindelijk stevig in handen. Hij introduceerde snel nieuwe materialen zoals plastic, hout en porselein. En hij zocht toenadering tot gerenommeerde ontwerpers als Giacon, Sapper, Graves, Rossi en Stark. “Onze producten zijn écht. Ze zijn als een gedicht, als een goeie film, als een mooie song. Ze zijn de beste expressie van creativiteit, en hebben niets te maken met slechte industriële massaproductie. Wij ontwerpen producten die zingen. Alessi is nog steeds een industrieel bedrijf, maar er zit een cultureel project achter. Dat is uniek. Fabrieken worden verondersteld om alleen maar voorwerpen te produceren en daarmee zaken te doen. Dat is bij ons niet het geval. Onze producten geven een culturele meerwaarde aan de consumptiemaatschappij. Natuurlijk produceren en verkopen we, maar we zorgen tegelijkertijd voor een klein beetje meer transcendentie. Onze producten stijgen uit boven al die andere, banale troep. Ik ben er rotsvast van overtuigd dat schoonheid de wereld kan redden. Het klinkt heel naïef, maar het is mijn geloof. Een goed gedesigned product geeft de echte geest weer van de tijd waarin het is gecreëerd. De zetels waarin we nu zitten, zijn niet echt toonbeelden van goed design. Ze zingen niet. No canta. Maar ik word niet triest als ik iets zie dat slecht gedesigned is. Het zou erg zijn als ik bij elke aanblik van een lelijk ding depressief zou worden. Ik moet nog kunnen overleven.”

Is tijdloosheid dan geen kenmerk van goed design? Alessi: “Niet noodzakelijk. Goed design heeft veel te maken met de periode waarin het gecreëerd is. Al kan ik niet precies omschrijven waarom. Neem de jaren vijftig: uit die tijd dateren veel dingen die we nog steeds als tijdloos ervaren. Waarom? Geen idee. In de zeventiger jaren zijn er ontzettend weinig producten ontworpen die de toets ’tijdloosheid’ doorstaan. En toch wordt er nu door designers soms naar teruggegrepen. Goed design uit de fifties straalt het geloof en de hoop van die periode uit. In de seventies was de tijdsgeest totaal anders – en dat merk je aan de producten. Toch werden er toen ook fijne dingen ontworpen. Het design van een bepaalde tijd weerspiegelt altijd hoe het klimaat toen was.”

Wat zegt het hedendaagse design over de tijd waarin wij leven? “Het voorbije decennium is heel moeilijk om te definiëren. Waarschijnlijk omdat het huidige design zoveel verschillende stijlen met elkaar vermengt en een beetje gekunsteld is. De hele designscene is in de war en is zo een weerspiegeling van de verwarrende tijd waarin we leven. Wat niet wil zeggen dat er geen goeie ontwerpen meer gemaakt worden.”

Milaan

Italië geldt al jaren als het mekka van de goede smaak. “De stad Milaan heeft daarin een stuwende rol gespeeld”, zegt Alessi. “Italiaanse designbedrijven concentreren zich vooral op meubels, verlichting en accessoires. Tezelfdertijd zijn ze allemaal een soort van researchlaboratorium. Wie vandaag op zoek is naar het neusje van de designzalm hoeft alleen maar de catalogi van de Italiaanse designfabrikanten te openen. Wij hebben die vaardigheden ontwikkeld omdat we geleerd hebben creativiteit in productontwikkeling te verzoenen met de markt. Toen Italiaanse design in de jaren vijftig startte, was er bij toeval een sterke generatie van architecten en designers actief. Dat was echt uniek en heeft zich daarna nooit meer herhaald. Giò Ponti, de geboeders Castiglioni, Vico Magistretti, Marco Zanuso en veel anderen waren erg sterk en zeer invloedrijk. Alle designfabrikanten zaten rond Milaan. Kleine, ambachtelijke fabriekjes die elk hun eigen specialisatie hadden. Onze werknemers waren goeie ambachtslui, maar het gebeurde allemaal op kleine schaal. Die kleinschaligheid koesteren we nog steeds, en laat toe dat er veel geëxperimenteerd wordt. Als er dan iets misgaat, weegt dat niet zwaar door. Stap voor stap ontstond er in Milaan een centrum van elkaar ‘bevruchtende’ fabriekjes en designers. Tijdschriften zoals Domus, Abitare, Casa Vogue speelden daarin een cruciale rol. Net als de befaamde, grote Milanese beurzen. Al die dingen samen vormen een verklaring voor het succes van de Italiaanse design. Ik zou er ook nog kunnen aan toevoegen dat de queeste naar schoonheid waarschijnlijk gewoon al sinds de renaissance in onze genen zit. Maar misschien klinkt dat iets te romantisch.”

Wijn

Vandaag werken er 500 mensen bij Alessi. In 2008 draaide het bedrijf een omzet van 100 miljoen euro en exporteerde het 60% van zijn producten naar meer dan zestig landen. Alberto Alessi: “In onze branche zijn we een groot bedrijf. We werken daarnaast ook nog eens samen met 200 onafhankelijke designers. Mijn voornaamste taak is om dat allemaal te coördineren en dat hele netwerk up to date te houden. Elk jaar brengen we tussen de 60 en 80 nieuwe producten op de markt. Ik begeleid heel dat proces, en ga telkens weer op zoek naar de meest geschikte designer. Elk jaar opnieuw beginnen we ook met minstens tien nieuwe designers te werken. Mijn oude ‘meesters’ suggereren me veel beloftevolle ontwerpers. Mensen zoals Andrea Branzi en Cecilia Cassina nemen me dan apart en zeggen: ‘Alberto, er is een jonge Fransman die je zou moeten ontmoeten.’ Zo heb ik Philippe Stark in de tachtiger jaren leren kennen. Journalisten die gespecialiseerd zijn in design en architectuur tippen me soms jonge beloftes. Daarnaast werken we samen met universiteiten. We organiseren een stuk of vijf workshops per jaar om pas afgestudeerd designtalent te ontdekken. En dan zijn er nog de spontane sollicitaties. We ontvangen er zo’n 300 per jaar. Ik neem die allemaal heel serieus. Maar de kwaliteit is niet goed. Heel kieskeurig pik ik er de parels uit. Ik doe dit soort van werk ontzettend graag. Van al de rest hou ik niet, en dat interesseert me ook niet. Doordat ik aan het hoofd van een familiebedrijf sta, kan ik het me veroorloven om als ceo op middellange termijn beoordeeld te worden. Als Alessi op de beurs genoteerd zou staan, zou ik verplicht zijn om elk kwartaal mijn resultaten openbaar te maken. Zo zit ik niet ineen. Het enige waar ik spijt van heb, is dat ik iets te weinig tijd overhoud voor mijn wijngaard. Sinds een paar jaar is wijn maken een van mijn grootste passies. Ik heb mijn eigen wijngaard aan het Ortameer. Die passie komt voort uit mijn liefde voor het degusteren van wijn. Ik heb mijn domein opgestart in 2001. Ik zocht naar een plaats om mijn nieuwe huis neer te poten. Ik vond een fantastische oude boerderij met een spectaculair zicht op het meer. De boerderij was een ruïne. Het terrein beslaat 60.000 m². Ik kocht het hele domein en vroeg me toen af: ‘Wat moet ik met al dat land aanvangen?’ Heel lang geleden had ik al eens vage plannen om wijnboer te worden. Nu had ik alle mogelijkheden om mijn droom waar te maken. Ik heb contact gezocht met enkele oenologen die zweren bij biodynamische wijnbouw. Zij verwerpen het gebruik van chemische stoffen op het land en hechten veel waarde aan een gezonde bodem als basis voor gezonde wijnranken. Biodynamische wijnbouw maakt gebruik van plantaardige, minerale en dierlijke stoffen die de groei stimuleren en de aarde doordrenken met positieve krachten. Ze houdt ook rekening met de stand van de zon en de maan. We hebben de eerste jaren veel geïnvesteerd in het prepareren van de grond. In 2005 en 2006 hebben we de wijnranken geplant. In 2008 hebben we voor het eerst een klein beetje geoogst. 2010 wordt het jaar van de eerste, echte grote oogst. De officiële presentatie van de wijn is voor 2012. Onze wijn heeft nog geen naam. Ik denk niet dat het Château Alessi zal worden, nee. Ik wil mensen op geen enkele manier beïnvloeden door mijn naam op de flessen te zetten.”

Hoe belangrijk is duurzaam ondernemen voor Alberto Alessi? “Heel belangrijk, maar zonder te overdrijven. Mensen zijn bezorgd om het milieu en marketeers hebben dat goed begrepen. Onze producten zijn geen wegwerpproducten. Ze zijn zo goed gemaakt, dat ze bijna eeuwig meegaan. Eens je een fluitketel van Alessi gekocht hebt, moet je nooit nog een andere kopen. Doordat we zo’n fijn ontworpen producten hebben, raken mensen er zeer aan gehecht. Ze kunnen het niet over hun hart krijgen om een oude citruspers van Alessi ooit te vervangen door een nieuwe. Een van onze grootste problemen is misschien wel dat onze producten nooit dood gaan. Onze degelijkheid zorgt voor een limiet op onze groei.”

©Jan Stevens

Vergelijkbare berichten