Iran vs. Iran
De voorbije week zagen de straten van Teheran groen van het volk. Tienduizenden protesteerden dag na dag tegen de in hun ogen frauduleuze herverkiezing van president Ahmadinejad. Sinds zaterdag lijken het protest en de repressie alleen maar grimmiger te worden. De Nederlands-Iraanse politicoloog Peyman Jafari houdt zijn hart vast. “Ik ben bang dat het in een bloedbad eindigt.”
Twintig jaar geleden vluchtte de toen dertienjarige Peyman Jafari (1976) samen met zijn familie vanuit Iran naar Nederland. “Het was tijdens de oorlog met Irak. Mijn vader zat in het leger en was politiek actief. Vluchten was onze enige optie.”
Vandaag is Jafari als politicoloog verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam. Hij bestudeert er de complexe relatie tussen de Iraanse machthebbers, het zakenleven en sociale organisaties. Vlak voor de presidentsverkiezingen in zijn geboorteland verscheen zijn boek Het andere Iran, waarin Jafari op zoek gaat naar de ziel van het moderne Iran.
“Het beeld dat veel westerlingen hebben van het land als een monolithisch religieus fundamentalistisch blok, strookt niet met de werkelijkheid”, zegt hij. “De gebeurtenissen van de voorbije week tonen hoe diep de verdeeldheid binnen de Iraanse politieke elite zit. Die loopt niet per definitie langs religie; een hervormer als Mir Hossein Mousavi is zelf een heel gelovige, vrome man. Hij wordt gesteund door een aantal belangrijke ayatollahs uit de heilige stad Qom, het Iraanse Vaticaan. De verdeeldheid loopt dwars door de religie heen. Al dertig jaar lang is religie voor de hele islamitische republiek het ideologische anker, het fundament waarop gebouwd wordt. Maar de opstand tegen de sjah in de jaren zeventig is oorspronkelijk niet begonnen als een religieuze revolte. De revolutie werd heel breed gevoerd. Het verzet bestond ook uit seculiere en linkse organisaties.”
De revolutie van 1979 is ingepikt door de religieuzen onder leiding van ayatollah Khomeini?
PEYMAN JAFARI: Ja. Dat is de reden waarom er nog steeds een grote tegenstelling in het systeem ingebakken zit. De Iraanse bevolking deed in 1979 massaal mee aan de revolutie. Uiteindelijk kwam de macht in handen van een kleine groep geestelijken. Ze hebben een paar concessies aan het volk moeten doen: een parlement installeren en verkiezingen voor de gemeenteraden en de president invoeren. Nu komt die tegenstelling duidelijk naar boven: ligt de soevereiniteit bij het volk of bij de geestelijkheid?
Hoe ‘democratisch’ zijn die verkiezingen?
JAFARI: In Iran zitten elementen van een democratie en een theocratie. Die twee botsen voortdurend met elkaar. Tijdens de laatste campagne voor de presidentsverkiezingen werden er felle debatten gevoerd tussen de verschillende kandidaten. De meeste burgers waren er echt van overtuigd dat ze nu een keuze konden maken. 85% of veertig miljoen mensen hebben hun stem uitgebracht. Dat zegt veel over hoe het politieke beleid de bevolking beroert. Mensen willen participeren en hun stem laten horen. Natuurlijk waren de kandidaten al op voorhand geselecteerd. Niet iedereen die zich kandidaat stelt, mag uiteindelijk ook aan de verkiezingsrace meedoen. Een presidentskandidaat moet alleszins een man zijn en een trouwe aanhanger van de grondwet van de islamitische republiek. Maar binnen de geselecteerde kandidaten waren er wel verschillende stromingen. In de jaren tachtig bleven de verschillen tussen conservatieven en hervormers door de oorlog met Irak en de economische crisis onder de oppervlakte. Een decennium later kwamen ze naar boven. Rafsanjani presenteerde zichzelf als gematigd conservatief, terwijl ayatollah Khamenei traditioneel conservatief is. In 1997 won Khatami als hervormer de presidentsverkiezingen. In 2005 werd hij opgevolgd door de neoconservatieve populist Ahmadinejad, die nu de hervormingsgezinde Mousavi ‘verslagen’ heeft. De tegenstelling tussen conservatieven en hervormers wordt met de dag scherper.
Willen de hervormers de economie liberaliseren of de bevolking meer vrijheden geven?
JAFARI: Rafsanjani kwam bij de verkiezingen van 1989 op als een economische hervormer. Economische hervorming betekende eerst en vooral: toelaten van een vrije markt. Hij is daar niet echt in geslaagd. Toen Khatami in ’97 aan de macht kwam, was zijn uitgangspunt: als we de economie willen hervormen, moeten we eerst politieke hervormingen doorvoeren. De zege van Khatami was vergelijkbaar met de dagen die we nu vlak voor de verkiezingen meegemaakt hebben: er hing toen ook in Teheran een elektrisch geladen sfeer in de lucht. 80% van de bevolking nam deel aan de verkiezingen; 70% daarvan stemde op Khatami. Mensen koesterden enorme verwachtingen. Maar de Iraanse president is niet almachtig. De echte macht zit bij de geestelijken en vooral bij de Raad van Hoeders – twaalf oerconservatieve geestelijken die alle beslissingen aftoetsen aan hun versie van ‘de islamitische leer’. De Raad heeft vergaande hervormingen altijd tegengehouden. Zij benoemt ook de rechterlijke macht. Via die weg liet ze dissidente kranten sluiten. Na 8 jaar Khatami waren de Iraniërs teleurgesteld. Hij had economische liberaliseringen doorgevoerd die gewone mensen rechtstreeks raakten. Door het wegvallen van subsidies groeide de armoede.
Op dit moment leeft 40% van de bevolking in Teheran onder de armoedegrens. ‘Gelijkheid’ was een belangrijk thema in de revolutie van 1979. Mensen hoopten dat er na de sjah meer gelijkheid zou komen, en nu zien ze in Noord-Teheran enorme flatgebouwen oprijzen. Het rijke deel van de bevolking permitteert zich de nieuwste auto’s, terwijl de gewone burger met moeite overleeft.
Een kleine groep van invloedrijke geestelijken heeft veel economische macht. De Iraanse economie is bijna volledig in handen van de staat en van semi-staatsondernemingen. De vroegere president Rafsanjani is een van de ‘boegbeelden’ van die ‘miljonairmollahs’. De semi-staatsbedrijven waren oorspronkelijk opgericht om de armen en de slachtoffers van de oorlog tegen Irak te helpen. Twintig jaar later hebben de managers van die bedrijven vooral zichzelf verrijkt.
Ahmadinejad werd in een bijzondere periode president. In 2005 zat Bush in het Witte Huis en regende het oorlogsdreigementen. De aanvallen op Irak en Afghanistan maakten indruk op de Iraanse politieke leiders. Ze voelden zich omsingeld. In de Perzische Golf lagen Amerikaanse oorlogsbodems, in de buurlanden vochten Amerikaanse soldaten. Ahmadinejad is toen door de opperste geestelijke leider ayatollah Khamenei naar voor geschoven. Een belangrijk deel van de bevolking was bang voor een invasie. “We hebben een sterke man nodig die niet op de knieën gaat.” Ahmadinejad heeft die angst slim uitgebuit door zich heel provocatief op te stellen. Met zijn anti-Israëlretoriek en zijn anti-Amerikanisme bouwde hij een stevige basis op. Hij is goed geholpen door Bush. Met een Clinton of een Obama als Amerikaanse president had Ahmadinejad nooit een kans gemaakt. Want met Ahmadinejads voorganger Khatami waren wel degelijk zaken te doen. Khatami veroordeelde in 2001 de aanslagen op de Twin Towers. Hij heeft ook meegeholpen in Afghanistan om de Taliban eruit te krijgen. Khatami heeft met goedkeuring van Khamenei een akkoord aan de VS voorgelegd dat erg ver ging om tot goeie relaties te komen. En juist op dat moment zei Bush: “Iran behoort tot de As van het Kwaad”, en gooide daarmee de deur keihard dicht.
Islamitische feministes
In welke zin is Mousavi een hervormer?
JAFARI: Hij wil sociale en culturele vrijheden toestaan. Hij vindt het belangrijk dat vrouwen op straat niet lastig gevallen worden door de zedenpolitie. Het was geen toeval dat de vrouw van Mousavi op elke verkiezingsbijeenkomst naast hem liep. Ze is een belangrijke figuur in de islamitische vrouwenbeweging. Het zijn trouwens vrouwen die de kar trekken van de demonstraties. Op de foto’s zie je vooral mannen, maar de organisatoren achter de schermen zijn vrouwen. 60% van de universiteitsstudenten zijn meisjes. Vrouwen zijn de voorbije jaren vanuit veel hoeken actief. Meer seculiere vrouwen komen op voor het niet dragen van de hoofddoek en voor de volledige gelijkheid tussen man en vrouw, maar er zijn ook religieuze vrouwen die vrouwenrechten propageren. Islamitische feministes. Die twee groepen zijn de voorbije jaren heel goed met elkaar gaan samenwerken. Op termijn kan dat voor verandering zorgen.
Mousavi wil een einde maken aan het willekeurig oppakken van kritische studenten. Als hij ooit aan de macht komt, zal hij natuurlijk niet iedereen vrijlaten. Ook hij zal ervoor zorgen dat de vrijheid niet te fel uit de hand loopt. Hij wil wel een einde maken aan de basiji – de staat binnen de staat. De basiji en de Revolutionaire Garde treden op basis van hun bondgenootschap met Ahmadinejad eigenhandig op. De basiji is een maffieuze paramilitaire organisatie van ‘vrijwilligers’. Vaak zijn het jonge mannen die gerekruteerd worden van op het platteland, uit het armste van het armste deel van de bevolking. De commandanten die de basiji aansturen, hebben banden met Ahmadinejad en andere ultraconservatieven. De Revolutionaire Garde controleert heel wat economische activiteiten. Daarom willen ze ook niet dat de staat in gevaar komt. Het gaat echt over een gevecht om de staat. De staat controleert de olie-inkomsten en iedereen wil daar zijn graantje van meepikken. Het draait om geld en om de controle over de petrodollars.
Mousavi wordt voornamelijk gesteund door studenten en intellectuelen?
JAFARI: Zij vormen de harde kern van zijn actieve supporters, maar zijn steun gaat toch veel ruimer. Hij was in de jaren tachtig premier en hij heeft toen een heel egalitaire politiek gevoerd. Het was oorlog en economische crisis, maar de arme bevolking werd beschermd door subsidies en voedselbedelingen. Bij veel mensen is het idee blijven hangen dat Mousavi een man is die opkomt voor de armen. Ahmadinejad doet dat natuurlijk veel beter. Het helpt Mousavi niet dat hij de steun heeft van de rijke, ‘corrupte’ Rafsanjani. Vorige week maandag kwamen er 1 miljoen mensen op straat, dat waren niet alleen studenten, maar ook werkende mensen die voelen dat het anders moet.
Is er op grote schaal verkiezingsfraude gepleegd?
JAFARI: Daar zijn belangrijke aanwijzingen voor. Ik wil niet uitsluiten dat Ahmadinejad best wel eens had kunnen winnen. Hij heeft sowieso een belangrijk deel van de bevolking achter zich. Maar de marge waarmee hij nu officieel gewonnen heeft, is onwaarschijnlijk groot. Daar komt bij dat de andere kandidaten in hun eigen woonplaats verdacht slecht gescoord hebben. Karroubi, de andere hervormingsgezinde kandidaat, heeft nu iets meer dan 300.000 stemmen gehaald. In de verkiezingen van 2005 haalde hij in zijn eigen provincie Lorestan alleen al 400.000 stemmen. Hij zou nu dus nationaal slechter gescoord hebben dan toen in zijn thuisbasis. Dat is ongeloofwaardig. De religieuze machthebbers lijken niet goed te weten hoe ze met de demonstraties moeten omgaan. Het ene moment maken ze een terugtrekkende beweging, het andere moment – zoals nu – houden ze een harde lijn aan. Vroeger zouden ze er gewoon keihard tegenaan gegaan zijn. Toen was de leiding meer coherent. De cirkel van macht rond de geestelijken en de president is in de loop der jaren kleiner geworden. Vroegere insiders zijn outsiders geworden. De kloof tussen conservatieven en hervormers is onder druk van een deel van de bevolking groter geworden. Ik vrees dat de kloof nu zo groot en onbeheersbaar is, dat de elite rond Ahmadinejad en Khamenei de hervormers wil uitschakelen.
Fysiek uitschakelen?
JAFARI: Ik sluit dat niet uit. Dé vraag is: hoe gaan ze verder vanaf hier? Er zijn twee opties: ofwel meer repressie, en dan wordt het heel erg bloedig. Ofwel een compromis dat de breuklijnen min of meer lijmt. Al lijkt dat laatste heel onwaarschijnlijk na de toespraak van ayatollah Khamenei op vrijdag en het keiharde optreden van de politie op zaterdag.
Op dit moment zijn de demonstranten niet uit op een revolutie. De meeste Iraniërs blijven religieus. Er sluipt wel steeds meer secularisering in de maatschappij. Jongeren noemen zichzelf nog gelovig, maar gaan niet zo vaak meer naar de moskee. Ze hunkeren ernaar om persoonlijke vrijheden los te koppelen van religieuze dogma’s. Steeds meer jongeren nemen ook die vrijheden. De conservatieve geestelijken zien dat met lede ogen aan.
De demonstraties gaan niet over het in vraag stellen van de religie, maar alleen over nieuwe, eerlijke verkiezingen. Een hertelling van de stemmen is voor de demonstranten out of the question. Op een aantal plaatsen gebeurt dat nu wel, onder auspiciën van de Raad van Hoeders, maar dat brengt helemaal geen zoden aan de dijk. Want niemand vertrouwt de Raad.
Nieuwe verkiezingen zouden dan weer gigantisch groot gezichtsverlies betekenen voor Ahmadinejad en Khamenei. De leiders zitten in een Catch-22. Wat ze ook doen, het zal nooit goed zijn. Ofwel lijden ze gezichtsverlies, ofwel eindigt het in geweld.
In vergelijking met Khatami vroeger, gedraagt Mousavi zich nu zeer dapper. Toen de studenten indertijd de straat op kwamen, keerde Khatami zich tegen hen. Hij noemde hen relschoppers en liet de politie optreden. De hervormers hebben lessen geleerd uit het verleden. Ze worden uit het staatsapparaat weggeduwd en beseffen dat ze niets anders hebben dan de macht van de straat. Maar de druk op Mousavi vanuit het religieuze establishment groeit met de dag. Voor hem wordt het buigen of barsten.
Peyman Jafari. Het andere Iran. Van de revolutie tot vandaag. Ambo, Amsterdam. 216 blz. 17,95 euro.
©jan@janstevens.be