De man die de wereld wou redden
Harvard-professor Samantha Power schreef de biografie van de Braziliaanse VN-gezant Sergio Vieira de Mello, die in 2003 in Bagdad omkwam bij een bomaanslag. “Zonder die aanslag was Sergio nu misschien secretaris-generaal.” Power zelf wordt getipt als de volgende minister van Buitenlandse Zaken onder Barack Obama. Zelf houdt ze de boot af: “Een onervaren meid zoals ik zou slecht zijn voor de wereldvrede.”
Dinsdag, 19 augustus 2003, vijf uur in de namiddag. De Braziliaan Sergio Vieira de Mello, de speciale gezant voor Irak van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, ontvangt in het VN-hoofdkwartier in Bagdad twee Amerikanen die onderzoek doen naar de humanitaire kosten van de oorlog. Samen met twee leden van Vieira de Mello’s eigen team – zijn stafchef en zijn medewerkster politieke zaken – installeren ze zich voor de laatste vergadering van de dag. Vlak nadat iedereen is gaan zitten, weerklinkt er een oorverdovende explosie. Een ooggetuige verklaarde later dat het leek “alsof een miljoen camera’s tegelijkertijd flitsten”. De ruiten vliegen aan gruzelementen en glasscherven vliegen door de kamer. Het plafond, de muren en de vloer storten in. Die 19e augustus komt VN-gezant Sergio Vieira de Mello samen met 22 medewerkers om bij de eerste grote zelfmoordaanslag in Bagdad na de Amerikaanse invasie.
Een zomerse avond in 1994 in Zagreb, de hoofdstad van Kroatië. De jonge Amerikaanse verslaggeefster Samantha Power (°1970) ontmoet voor het eerst de VN-functionaris Sergio Vieira de Mello. “Ik was nog maar pas gearriveerd in het voormalige Joegoslavië, en vrienden hadden me aangeraden om contact te zoeken met Vieira de Mello: hij stond bekend als de meest dynamische en politiek gewiekste VN’er in de regio.” Tijdens hun etentje in een visrestaurant aan de rand van de stad, raakt Power danig onder de indruk van het politieke inzicht van de Braziliaan. “Ik vroeg hem hoe hij ooit bij de VN verzeild geraakt was. Hij vertelde dat hij een kind van 1968 was, en dat hij tijdens zijn studies filosofie aan de Parijse Sorbonne samen met zijn medestudenten in opstand gekomen was. In zijn beginjaren was hij in de ban van het marxisme. Zijn linkse idealen zijn in de loop der tijden afgezwakt, maar zijn maatschappelijke bewogenheid is hij nooit verloren. Pas na zijn dood besefte ik hoe hard we hem nodig hadden. Toen wist ik: ‘Sergio was de go-to guy.’ En nu kunnen we niet meer naar hem toe. Ik wou de lessen van zijn leven niet bij hem onder het puin laten, en besloot daarom om zijn verhaal te schrijven.”
Power bevroor al haar lopende schrijfprojecten, en begon aan De man die de wereld wilde redden, de vuistdikke biografie van Vieira de Mello. Samantha Power zelf is niet de eerste de beste. Ze werkte als oorlogscorrespondente in onder andere Rwanda, Cambodja en Kosovo, leidt het Carr Center for Human Rights Policy aan de universiteit van Harvard, en won met haar vorige boek Een probleem uit de hel in 2003 de prestigieuze Pulitzer Prize. Tot begin maart van dit jaar was ze de belangrijkste adviseur buitenlandse politiek van Barack Obama. Die zesde maart zei ze off the record aan een journalist van The Scotsman: “Hillary Clinton is een monster. Om te winnen is ze tot alles in staat.” De krant publiceerde haar uitspraak, Power kwam in het oog van een mediastorm terecht en nam onmiddellijk ontslag.
Nu, na de nominatie van Obama lijkt het ergste leed geleden. Samantha Power: “Eindelijk kunnen we ons volop focussen op de presidentsverkiezingen in november. Obama zal winnen. Het wordt lastig, want hij moet de hearts and minds van de Clintonsupporters terugwinnen, maar zijn organisatie is buitengewoon, en er zijn veel staten waar hij meer dan ooit kans maakt omdat de Afro-Amerikanen en de jonge mensen voor hem zullen stemmen. Hij heeft zelfs aanhang in meer vooruitstrevende republikeinse kringen die de blunders van de huidige regering zat zijn.”
Uw naam wordt genoemd als de volgende minister van Buitenlandse Zaken onder president Obama.
SAMANTHA POWER: Toch liever niet. Een onervaren meid zoals ik zou slecht zijn voor de wereldvrede. Want de Bush-jaren hebben ons alleszins een ding geleerd: dat een gebrek aan ervaring tot grote rampen leidt.
De voormalige minister van Defensie Donald Rumsfeld was een man met veel ervaring, net als de huidige vice-president Cheney.
POWER: Oké, ervaring is één ding, je moet natuurlijk ook nog over de juiste capaciteiten beschikken. Barack Obama heeft dan misschien geen ervaring opgedaan in Washington, hij heeft wel jarenlang als advocaat gewerkt, heeft ontzettend veel levenswijsheid en ijvert er oprecht voor om de dingen ten goede te veranderen.
Volgens u huist in Obama dezelfde ‘geest’ als in Sergio Vieira de Mello?
POWER: Van alle politici die ik ken, lijkt Obama qua gedrevenheid en compassie het sterkst op Sergio. Wat Sergio zo speciaal maakte, was dat hij zijn hele leven gezocht heeft naar ‘de waarheid’, naar een doctrine, naar leidraden. Als jonge man koos hij ervoor om filosofie te gaan studeren omdat die queeste naar waarheid gewoon bij hem ingebakken zat. Ik vind het zo jammer dat hij na alle gruwel die hij gezien heeft, na alle gebroken plaatsen waar hij geweest is, nooit de kans gekregen heeft om zijn visie, zijn filosofie uiteen te zetten over hoe we de wereldproblemen moeten aanpakken. Hij heeft dat met stukjes en beetjes gedaan, maar er is geen doorwrochte ‘leer’ overgebleven. Met mijn boek probeer ik dat hiaat een beetje op te vullen.
De man die de wereld wilde redden is naast het levensverhaal van Sergio Vieira de Mello ook het verhaal van de veranderende rol van de Verenigde Naties in de laatste decennia.
POWER: Het is het verhaal van de VN-blauwhelmen die als buffer tussen twee partijen gezet werden, tot de VN-blauwhelmen die vermengd raken met de bevolking, ja. Maar meer nog dan een geschiedenis van de VN, vertelt dit boek de geschiedenis van de meest gevaarlijke plaatsen van de laatste 35 jaar. Ik probeer te beschrijven hoe regeringen, de VN, NGO’s en wij daarop geantwoord hebben. De Verenigde Naties zijn belangrijk, maar ze zijn en blijven één actor tussen vele andere.
Als Vieira de Mello als speciale gezant van UNHCR, de vluchtelingenorganisatie van de VN, naar Cambodja reist, gaat hij met de killers van de Rode Khmer praten. Als hij naar Joegoslavië gaat, koopt hij cadeautjes voor Milosevic of praat hij met figuren als Mladic en Karadzic – die gesprekken leverden hem de bijnaam ‘Serbio’ op. In Rwanda praat hij met de génocidaires. Telkens weer ‘konkelfoest’ hij met oorlogsmisdadigers. Waarom?
POWER: Hij werkte in gebieden waar hij niet moest rekenen op de steun van machtige regeringen. Hij stond er bijna altijd alleen voor. In veel gevallen probeerde hij het lijden in de vluchtelingenkampen te milderen. Op een bepaald moment besloot Sergio dat het roekeloos zou zijn om niet met de Rode Khmer te praten als er maar een schijn van kans was om iets uit de onderhandelingen te sleuren dat de vluchtelingen kon helpen. Het isolement waarin de Rode Khmer zich bevonden, maakte het bijzonder lastig om afspraken te maken over het repatriëren van vluchtelingen. Sergio speculeerde erop dat praten een mogelijkheid op samenwerking kon opleveren. Hij kreeg daarvoor ontzettend veel kritiek van zijn oversten en collega’s. En hij ging soms ook best ver: in juli 1992 schreef hij een interne memo waarin hij het UNHCR-personeel opdroeg af te zien van kritiek in de pers op de Rode Khmer. Zijn redenering was: “Wat bereiken we door de Rode Khmer publiekelijk te bekritiseren? Voor hen worden we dan gewoon een van de talloze vijanden.”
Ging hij door met hen te praten niet lijnrecht in tegen de VN-doctrine?
POWER: Vieira de Mello was slim genoeg om de regels niet te overtreden. Want als hij tegen de VN-doctrine in zou handelen, riskeerde hij vrijwel zeker teruggeroepen te worden. Hij brak geen regels, maar ‘gebruikte’ ze, en zocht voortdurend naar achterpoortjes. Hij vond het zijn taak om vluchtelingen terug naar huis te brengen, ook al lag ’thuis’ in Khmergebied. Een aantal van de vluchtelingen leefde in kampen gecontroleerd door de Rode Khmer, als hij die mensen naar huis wou brengen, moest hij wel praten met degenen die dat konden laten gebeuren. Hij praatte met koelbloedige moordenaars zoals Ieng Sary, tweede in rang na Pol Pot. Sergio was onder de indruk van die ontmoeting. Hij kon in de verfijnde figuur waarmee hij had zitten lunchen, maar moeilijk een koelbloedige massamoordenaar zien. Elke keer wanneer Sergio Rode Khmerfunctionarissen sprak, vermeed hij te praten over hun misdaden. Hij gedroeg zich tijdens die missies als een volbloed Machiavelli, hij vond dat het doel de middelen heiligde, en hij had daar succes mee. Hij slaagde er uiteindelijk in om meer dan 6000 vluchtelingen terug naar huis te brengen.
In Cambodja was hij echt geïntrigeerd door de misdadigers van de Rode Khmer: hij wou ze recht in hun ogen kijken, maar later slaat die fascinatie om in walg. Tot aan zijn missies in Srebrenica en Rwanda heeft hij teveel vertrouwen in moordende machthebbers, en is hij te onderdanig, zelfs tegen het kruiperige af. De massamoord in Srebrenica en de genocide in Rwanda shockeren hem zo erg, dat hij zijn onderhandelingstactiek aanpast. “Als ik een kamer binnenstap om met misdadigers te onderhandelen, laat ik mijn principes niet langer in de gang achter”, besluit hij. “Voortaan neem ik ze mee naar binnen, en pak die schoften harder aan.”
Gebruik van geweld was voor hem geen taboe?
POWER: Hij was zeker geen pacifist, al stond hij in het begin van zijn carrière wel erg sceptisch tegenover het gebruik van geweld. Maar door zijn ervaringen in Libanon en Bosnië raakte hij er meer en meer van overtuigd dat geweld soms gerechtvaardigd was om de levens van mensen te beschermen. Je kunt mensen niet in bescherming nemen door alleen maar het charter van de VN aan agressors te tonen. De laffe houding van de Belgische blauwhelmen in Rwanda deed Sergio beseffen dat de VN soms meer kwaad dan goed doet. Als een VN-interventieleger het niet aankan om een land te stabiliseren, heeft de VN er als peacekeeper niets te zoeken. Als generaal Delaire in Rwanda van in het begin op zijn strepen gestaan had, had hij misschien 5000 manschappen gekregen in plaats van de armzalige 2500. Als je met te weinig manschappen, een slap mandaat en een gammele bewapening naar zo’n gebied moet trekken, bewijs je niemand een dienst: je eigen mensen niet wiens leven je in gevaar brengt, en dat van de bevolking niet, want je hebt de middelen niet om hen te beschermen. Als je die inspanningen er niet voor over hebt, kun je maar beter eerlijk zijn en de burgers zeggen dat de wereld geen zier om hen geeft.
Er zijn maar weinig peacekeeping operaties van de VN die echt geslaagd te noemen zijn.
POWER: Dat is waar. Maar het is sowieso erg moeilijk om succes te meten in dit soort van plaatsen die zo fucked up zijn. Het is ongelooflijk naïef om ervan uit te gaan dat een groep vreemden zo’n land kan binnenwandelen en de ellende in een jaar of twee kan oplossen. We kennen allemaal de mislukkingen, maar niemand weet hoe die plaatsen er zouden uitzien als er geen vredesmacht geweest zou zijn. Hoeveel erger de toestand er zou zijn – of misschien juist beter. We kunnen het gewoon niet weten. We weten niet hoe Zuid-Libanon er nu zou uitzien als Unifil er nooit was geweest.
Vlak voor Vieila de Mello door de VN naar Irak gestuurd werd, ontmoette hij George Bush.
POWER: Ja, en hij charmeerde hem.
Wie charmeerde wie?
POWER: (lacht) Da’s een goeie vraag. Eerlijk gezegd denk ik dat Sergio president Bush charmeerde. Al was hij zeker verrast door de warmte die Bush uitstraalde. Na de invasie in Irak wou Sergio als VN-gezant naar Bagdad. Bush moest daarvoor zijn toestemming geven. De president hield niet van de softe VN-aanpak, maar Sergio gedroeg zich heel macho; hij praatte over wapens en over het doden van mensen… Bush reageerde met: “Wow, een VN-gezant met een shoot-to-kill attitude!” Dat klonk als muziek in zijn oren. Hij dacht: “Met deze kerel kan ik zaken doen.” Door die ontmoeting met Bush verzekerde Sergio zich van zijn aanstelling in Irak. En ze deden zaken in die zin dat Sergio dagelijks met Paul Bremer in Irak praatte, en hem probeerde af te brengen van zijn plannen om de staat te de-baathificeren en het Iraakse leger te demobiliseren. Hij probeerde de Amerikanen er ook van te overtuigen om snel de macht aan de Irakezen over te dragen. Maar zijn mening interesseerde Bremer en zijn vrienden niet. Tijdens de invasie had de VS geen enkel plan voor wat er na de afzetting van Saddam moest gebeuren. En de bezetters hadden ook geen enkel plan om mensen te redden die onder het puin van een opgeblazen gebouw terechtkwamen. Het is ongelooflijk, weet je. Ze hadden echt geen enkel plan om te reageren op een terroristische aanval – hun zogezegde reden waarom ze die oorlog in eerste instantie begonnen waren.
Had Vieira de Mello van onder het puin van het VN-gebouw gered kunnen worden als er wel een fatsoenlijk reddingsteam geweest was?
POWER: Daar ben ik zeker van. Natuurlijk zou hij er zwaar gewond uitgeraakt zijn, maar na de explosie heeft hij nog urenlang geleefd. Zijn vriendin heeft zijn doodstrijd van zeer nabij moeten meemaken, ze heeft hem met haar blote handen uit het puin proberen graven. Ik heb lang met haar gepraat – ze lijdt nog steeds heel erg. Zij overleefde de bom, en na de aanslag liet de VN haar links liggen en deed alsof ze niet bestond. Akkoord, technisch gesproken was ze niet met Sergio getrouwd. Maar zijn echtscheiding zou twee weken later uitgesproken worden. Waanzin.
Was het Vieira de Mello’s ultieme droom en doel om secretaris-generaal van de VN te worden?
POWER: Ik denk het wel. Toen hij stierf was hij nog slecht één promotie verwijderd van het ambt van secretaris-generaal. Zijn dood is een groot verlies. Elke keer als er ergens een crisis uitbreekt, denk ik: “Wat zou Sergio gedaan hebben?”
Laffe Belgen
In haar boek beschrijft Samantha Power een bezoek van Sergio Vieila de Mello aan de Don Boscoschool in Kigali waar Belgische blauwhelmen in 1994 tweeduizend Tutsi’s overlieten aan de génocidaires. “Sergio had zich tot dan suf gepiekerd over het verraad van de Nederlandse VN-blauwhelmen in Srebrenica, maar vanaf dat bezoek aan de Don Boscoschool verwees hij naar de Rwandese slachtpartij als de grootste daad van verraad die de VN op zijn geweten had.”
Samantha Power: “In 1996 bezocht Sergio samen met zijn vriend en VN-functionaris in Rwanda Omar Bakhet de Ecole Technique Officielle Don Bosco in Kigali. In 1994 hadden de Belgische blauwhelmen daar een basis. Er hadden zo’n tweeduizend wanhopige Rwandese Tutsi’s gezeten, tot de Belgische VN-bevelhebber op 11 april 1994 opdracht kreeg zijn troepen terug te trekken. De school was omsingeld door génocidaires. Ze dronken bananenbier, zwaaiden met hun machetes en scandeerden: ‘Hutu’s aan de macht!’ De Tutsi’s smeekten de Belgische soldaten om de school niet te verlaten. Maar de Belgen joegen de hulpeloze Rwandezen weg en vuurden zelfs boven hun hoofden, zodat ze hun voertuigen niet zouden tegenhouden. Van zodra de Belgische blauwhelmen hun hielen hadden gelicht, gingen de gewapende milities, de interhahamwe, naar binnen en slachtten alle Rwandezen af die zo vermetel geweest waren om bescherming te zoeken onder de vlag van de VN. De laffe houding van de Belgen maakte Sergio erg woest. ‘Shit’, moet hij geroepen hebben, ‘soms doet de VN meer kwaad dan goed.'”
© jan@janstevens.be