Pension Semtex
Oxana lacht.
“Wilt u er een biertje bij?” vraagt ze, terwijl ze me een bord aanreikt.
“Dank je. Een halve liter Lobckowitz, graag.”
Schnitzels en noedels zwemmen in een donkerbruine jus. Een schijfje tomaat en een plakje komkommer balanceren op de rand van het bord. Ik kokhals. Maar Oxana lacht. Oxana lacht altijd. Voorzichtig zet ze het bier op tafel.
“Tsjechen zijn even grote boerenpummels als Oostenrijkers”, fluistert ze. “U moet de volgende keer mijn land bezoeken, sjasliek eten en wodka drinken. Ik zal u gidsen. Tsjechië is een apenland. Oekraïne is het mooiste land ter wereld. Niet vertellen aan mijnheer Novak.”
Ze raakt mijn arm aan en knipoogt.
In een hoek van het restaurant hangt een tv.
“Mijnheer Novak, Rosanne begint!”
Manuel Novak sloft de keuken uit. Hij neemt een stoel en zet zich kreunend naast Oxana neer. Samen met hun pensiongasten staren ze gebiologeerd naar de vijfhonderd en zoveelste aflevering van een slecht nagesynchroniseerde Braziliaanse soap.
In pension Lovrana wordt het eten elke avond om klokslag half zes opgediend. Precies een half uur later legt iedereen mes en vork neer. Schnitzels en noedels wegen niet op tegen de liefdesperikelen van de bloedmooie Rosanne.
Aan het tafeltje naast het mijne zit Stanislava Spezjlová.
“Rosanne doet de mensen dromen, mijnheer. Dromen van een beter leven. Maar mij interesseert het niet. Mijn leven is toch bijna voorbij.”
Stanislava is tachtig. Ze is keurig in het zwart gekleed. Vierendertig jaar geleden werd ze weduwe. Ze rouwt nog steeds. Haar handtas puilt uit van de foto’s van haar klein- en achterkleinkinderen.
“In de winter van 1946 kwam ik voor het eerst naar dit pension”, zegt ze in vloeiend Duits. “Ik skiede toen samen met mijn man op de Cerna hora, de Zwarte Berg.”
Stanislava woont in een flatje in Pardubice.
“Kent u die stad?” vraagt ze. “Elk jaar in oktober komen paardenliefhebbers van heinde en ver er naar de steeple-chase kijken. Het parcours is zo zwaar dat de meeste paarden sneuvelen vóór de laatste hindernis.”
Haar lachje wordt gesmoord door Oxana’s klaterlach. Rosanne kust een met goud omhangen maffiabaas vol op de mond.
“Van 1937 tot 1987 werkte ik als bediende in Synthesia, toen de grootste chemische fabriek van Tsjechië”, zegt Stanislava trots. “Er werkten meer dan vijfduizend mensen. De nieuwe managers hebben na de Fluwelen Revolutie een vierde van de arbeiders en de bedienden ontslagen.” Ze spuwt het woord ‘managers’ uit. “Ik ben in Praag geboren, maar omwille van het werk ben ik verhuisd. Synthesia ligt in Semtín, op een boogscheut van Pardubice.”
Ik complimenteer haar met haar Duits.
“U bent een charmeur.” Ze straalt. “Bij Synthesia was ik verantwoordelijk voor de contacten met onze zusterfirma in de DDR. Mijn Oost-Duitse collega’s spraken geen woord Tsjechisch. Noodgedwongen moest ik hun taal leren.”
We zwijgen. Ik kauw op een stuk koude schnitzel. De maffiabaas geeft Rosanne de bons. De pensiongasten vloeken. Oxana zoekt naar haar zakdoek in de mouw van haar schort.
Stanislava Spezjlová rommelt in haar handtas en tovert een oude ansicht te voorschijn.
“Kijk”, zegt ze. “Zo zag Lovrana eruit toen het nog eigendom van Synthesia was.” Op de kaart staan foto’s van de binnen- en de buitenkant van het pension.
“Het is hier geen spat veranderd.”
“Alles is hier bij het oude gebleven, ja. Alleen de sfeer is weg. Na de machtsgreep van Havel en zijn kliek, werd de directie van de fabriek gedwongen om het pension te verkopen aan Manuel Novak. Lovrana heette vroeger Chata Chemik. De bedienden en kaderleden van Synthesia brachten hier gratis hun jaarlijkse vakantie door. Ik ben blijven komen. Er hangen teveel mooie herinneringen vast aan deze plek.” Ze glimlacht droef.
***
Het restaurant is leeg. Ik zit als enige aan de toog. Manuel Novak heeft een zwart jasje aangetrokken en speelt barman.
“Kent u Fawlty Towers?” vraag ik hem.
“Hoe bedoelt u?”
“Laat maar zitten. Hebt u heimwee naar de tijd van voor de Fluwelen Revolutie?”
Manuel grijnst. “U hebt met de oude mevrouw Spezjlová gesproken. Let maar niet op haar. Ze is verbitterd. Heeft ze u verteld over de fabriek?” Ik knik. Hij vervolgt: “Ze heeft er natuurlijk niet bijgezegd wat Synthesia produceerde. In plaats van Lovrana had ik dit pension beter Semtex gedoopt. Synthesia was de belangrijkste producent van het kneedbare explosief. Terroristen waren er kind aan huis. In de bagageruimte van de Boeing die boven Lockerbie ontplofte, zat een flinke kluit semtex, afkomstig van Synthesia. Het werd via Oost-Duitsland naar Libië getransporteerd. Het resultaat: bijna driehonderd doden. Weet u hoe de Italiaanse maffiabestrijder Borsellino en zijn vijf lijfwachten aan hun einde gekomen zijn? Door een semtexbom van Synthesia. Maar daar wordt die lieve mevrouw Spezjlová liever niet aan herinnerd.”
Manuel neemt twee glaasjes en giet ze vol tot aan de rand.
“Proef dit eens. Heb ik zelf gestookt. Nee, mijnheer, het zijn gouden tijden voor wie van aanpakken weet. Pavel Kerner, Stanislava’s schoonzoon, werkte als ingenieur in de fabriek. Na de revolutie werd hij ontslagen. Hij was vijfenveertig en vond geen werk meer. Hij heeft met zijn spaarcenten een café in Pardubice gekocht. Een jaar later was hij failliet. Hij schreeuwde overal rond dat het kapitalisme hem kapot gemaakt had. Vorig jaar heeft hij zich onder een trein gegooid. Ik neem het mevrouw Spezjlová niet kwalijk dat ze verlangt naar vroeger. Ze heeft haar portie ellende wel gehad. Maar ik ben blij dat die communistenbende opgeruimd is. Oxana, drink je een glaasje mee?” roept hij naar de keuken.
Hij vult een derde glas en zegt: “U moet het in één teug opdrinken. Na zdravi.”
Het goedje smaakt naar kruidnagel en brandt als pure alcohol. Ik kokhals.
Oxana lacht.
© jan@janstevens.be