‘Elke avond dronk ik 14 pinten en snoof ik een halve gram coke’

Jarenlang voerde schrijver en ex-scenarist Ward Hulselmans een gevecht met de drank. Toen hij stiefzoon Pieter Wachters aan alcohol en coke ten onder zag gaan, greep hij samen met diens moeder drastisch in. Ward: “We lieten Pieter vallen als een baksteen en stopten met hem liefde te geven.” Pieter: “Ik ben mama en Ward daar eeuwig dankbaar voor.”

Vijftien jaar geleden werden Ward Hulselmans (70) en Pieter Wachters (36) stiefvader en -zoon. Van die vijftien jaar herinnert Pieter zich vooral de laatste 4,5 jaar. “Zolang ben ik nuchter”, zegt hij. “De jaren daarvoor zijn troebel. Die tijdslijn reconstrueer ik aan de hand van de verloren jobs en de auto’s die ik in de prak reed.”

In het boek Morgen word ik nuchter bundelt Ward Hulselmans de brieven die hij Pieter stuurde toen die drie maanden lang ging afkicken in Zuid-Afrika. “Pieter wist niet hoe hard ikzelf met verslaving worstelde”, zegt hij. Want tijdens het schrijven van scenario’s voor succesvolle tv-reeksen als Niet voor publicatie, Heterdaad, Stille Waters, Witse en Salamander ontwikkelde Ward Hulselmans een stevig drankprobleem. “Al schreef ik altijd met een nuchtere kop. Daarom zonk ik nooit zo diep als Pieter. Zeventien jaar lang gaf ik als krantenjournalist aan de lezers de verhalen van andere mensen door. In 1989 werd ik voltijds scenarioschrijver en putte ik uit mijn fantasie. Vandaag schrijf ik alleen nog zeer persoonlijke boeken. Vroeger schreef ik heel fanatiek, waardoor ik me telkens opnieuw geestelijk uitputte. Ik zag maar één manier om mezelf weer overeind te helpen: drank. Dertig jaar lang. ’s Nachts stond ik op om bij te tanken en rond vier in de ochtend nam ik vier dafalgans om nog even te kunnen slapen. Ik dacht: misschien helpt mijn ervaring Pieter terwijl hij aan het afkicken is. Dus begon ik hem brieven te schrijven.”

Verstopte je de eerste brief in Pieters bagage, zoals je in Morgen word ik nuchter beschrijft?

Ward: “Nee, die eerste brief was een dichterlijke vrijheid. Maar alle andere verstuurde ik wel naar hem. Ik was op dat moment niet van plan om daar ooit een boek van te maken. Ik wou alleen Pieter helpen. Die brieven bleven vervolgens in de schuif liggen. In 2020 verscheen Enkele reis realiteit, mijn eerste persoonlijke boek. Nogal wat mensen voelden zich daardoor aangesproken en trokken aan mijn mouw. ‘Je hebt misschien nog ervaringen die anderen kunnen helpen. Schrijf daar ook over.’ Ik hield de boot af. Nu is het er toch.”

Pieter, wat vind jij van het boek?

Pieter: “Ik kende het werk van Ward van op tv, maar ik had nooit iets van hem gelezen. Ik las helemaal niets. Plots stuurde hij me teksten van zijn hand. Dat was een ontdekking. Zijn brieven hielpen me even ontsnappen aan de realiteit dat ik in Kaapstad zat om af te kicken. Voor het eerst begreep ik dat er ook buiten Netflix nog fantasie bestond. Het was fijn om te verdwalen in de verhalen van iemand die ik dacht te kennen. Ward, de man die bij ons thuis kwam, mijn moeder hielp en ook mij probeerde te helpen. Mama was altijd zo heel lief voor mij, terwijl ik zoveel mogelijk van haar stal. Ik kwam daar allemaal mee weg.”

Je bestal je moeder?

Ward: “Dat deed hij zeker. Van mij heeft hij nooit iets gepikt.”

Pieter: “Omdat ik heel goed wist tot waar ik kon gaan. Ooit ging ik er zonder vragen met Wards auto vandoor, naar vrienden om de hoek. Hij belde me en ik was door dat telefoontje zo van mijn melk dat ik die avond niets gebruikt heb. Eerst klonk hij heel rustig, maar dan schoot hij uit zijn krammen. ‘Maak dat je terug bent!’ Ik was snel weer thuis. Ward begroette me zo innemend dat ik dacht: ‘Wat is dit?’ Ik trok naar mijn kamer en raakte de rest van de avond geen drank of drugs meer aan. Vanaf dat moment wist ik: van Wards spullen blijf ik best af.”

Je moeder bleef je wel bestelen. Had ze het niet door of tolereerde ze het?

Ward: “Ze miste altijd dingen. Alles drukte Pieter achterover.”

Pieter: “Jij zag hoe ze reageerde, ik niet, want ik was dan weg.”

Ward: “Na een tijd werd er niet meer gereageerd.”

Pieter: “Ik was mijn eigen leugens beginnen geloven.”

Ward: “Je hield jezelf voor de gek, zoals elke superverslaafde. Zo ver zat ikzelf gelukkig niet. Jij manipuleerde niet alleen jezelf, maar ook de mensen uit je omgeving. Alles stond bij jou in het teken van de volgende bak bier of de volgende lijn coke. Je trok je van de gevolgen geen bal aan. Je was ook heel geslepen. Toen je dan uiteindelijk écht om hulp vroeg, wisten wij: Pieter moét weg, hier ver vandaan. Want in een lokaal afkickcentrum in de buurt zou je binnen de kortste keren opnieuw alles en iedereen beginnen manipuleren. Daarom stuurden we je naar het andere eind van de wereld. Zonder geld, zodat je er niet weg kon. Ik hoopte dat het strenge regime je structuur in je leven zou geven. Maar ik hoopte ook dat je overweldigd zou worden door de prachtige Zuid-Afrikaanse natuur, waardoor je zou beseffen dat er iets is dat veel groter is dan jij.

“De eerste maanden mochten we af en toe Skypen. Je zei dan altijd dat alles oké was. ‘Ik kom snel terug naar huis.’ Achteraf keken je moeder en ik elkaar aan en we schudden ons hoofd. Nee, het was niet oké.”

Pieter: “Ik kan het me zo voorstellen: hoe jullie van zodra het scherm op zwart ging, tegen elkaar zeiden: ‘Pieter is er nog lang niet.’”

Ward: “Ja, en dan vonden we: ‘Er moet zeker nog een maand bij.’”

Pieter: “Mijn Zuid-Afrikaanse therapeuten vroegen me vervolgens: ‘Wat denk jij Pieter? Misschien nog een maand extra?’ Ze gaven me het gevoel dat het mijn eigen keuze was. (lacht)”

Hoe raakte je ooit verslaafd, Pieter?

Pieter: “Het is begonnen met een jointje. ‘Dat kan geen kwaad’, geloofde ik. ‘Dat hou ik wel onder controle.’ Want cannabis was iets ‘natuurlijks’. In het begin leek het ook alsof ik ermee overweg kon. Maar gaandeweg werd blowen een automatisme. Ik verloor de controle.”

Ward: “In de jaren 1980 ging ik als journalist in Amsterdam een week lang op stap met professionals die heroïnejunkies trachten te helpen. Een van die hulpverleners zei me: ‘Na al die jaren vind ik een heroïneverslaving niet meer zo erg. Het klinkt wellicht hard, maar ze zijn meestal toch een vogel voor de kat. Veel erger is de algemene versuffing door cannabis onder tienerjongens en -meisjes.’”

Pieter: “Toen al?”

Ward: “Ja, ik stond als aan de grond genageld.”

Pieter: “Lang geloofde ik dat blowen niet aan de basis lag van mijn afdaling in de hel. Niet dat het de schuld van alles is, maar cannabis legde wel het fundament voor mijn continue verlangen naar een roes.”

Die roes zocht je met cocaïne en drank?

Pieter: “Alcohol en cocaïne gingen hand in hand. Het ene is een upper, het andere een downer. Daar kon ik heel lang op teren.”

Jij wist niets van Wards worsteling met drank?

Pieter: “Als verslaafde herkende ik bepaalde handelingen. Ik zag hem een glas drinken en kreeg soms het gevoel dat ik naar het topje van de ijsberg keek. Ward was de eerste die ik belde toen ik op de bodem van de hel zat. Ik zei: ‘Jullie weten veel over mijn drankmisbruik, maar er is ook nog cocaïne.’”

Je moeder en stiefvader wisten lang niet dat je ook aan de coke zat?

Pieter: “Nee, en die verslaving was minstens even erg als de alcohol. De drank was míjn top van de ijsberg. Ik raakte razendsnel verslingerd aan de coke. Mijn cannabisdealer had altijd cocaïne bij. Hij legde zichzelf een lijntje en vroeg: ‘Jij ook?’ ‘Nee, daar begin ik niet aan’, antwoordde ik. Tot ik iemand anders een lijn zag snuiven en vroeg: ‘Mag ik ook eens?’ Dat was meteen het beste wat ik ooit meemaakte. Ik ben vrij stil van aard en plots werd ik een spraakwaterval. Een week later kocht ik mijn eerste gram.”

Ward: “Toen ik in Pieter zijn leven kwam, zat ik nog aan de drank. We hebben net samen een wandeling van drie kwartier naar hier achter de rug, en heel de tijd haalden we herinneringen op. Dat gebeurt elke keer opnieuw als we elkaar ontmoeten. Met een verslaving ophouden, is als verdriet. Telkens weer moeten we daarover praten.”

Omdat een leven in nuchterheid aanvoelt als verlies? De roes is weg en er is enkel nog de harde waarheid?

Ward: “Toch niet. Het is bij elkaar naar bevestiging zoeken dat het door ons gekozen pad het juiste is. Verslaving is zo verdomd ingrijpend. Zoveel jaar later raak ik daar af en toe nog door geëmotioneerd: ‘Waarom dronk ik toen toch zoveel?’ Ik zakte soms heel diep. ’s Morgens zat ik dan ziek op het toilet te jammeren: ‘Nooit meer.’ Ik meende dat ook. Maar ’s avonds zag de wereld er weer anders uit. ‘Vanmorgen voelde ik me wat slapjes; nu ben ik terug het heertje.’”

Heb je de alcohol helemaal afgezworen?

Ward: “Nee, ’s middags en ’s avonds drink ik bij het eten nog een glas wijn. Het is niet zo dat ik opnieuw verloren ben als ik een glas durf te drinken. Ik zonk nooit zo diep als Pieter, misschien omdat ik meer verantwoordelijkheden had. Ik kon mijn drankzucht in de mate van het mogelijke beheersen.”

Maar op die momenten dat het niet lukte, zoop je je lam?

Ward: “Dan was ik weg. En elke keer opnieuw zweerde ik op mijn communieziel: ‘Dit was de allerlaatste keer.’”

Pieter: “Morgen word ik nuchter is daarom de perfecte titel voor Wards boek. Ik ken intussen heel wat ‘gelijkgezinden’ over de hele wereld, en iedereen had hetzelfde mantra: ‘Morgen stop ik.’ Veertien jaar lang werd ik elke ochtend wakker met een kater. Ik lag dan te bleiten in bed, met een halve lijn coke op het nachtkastje en een lege fles naast het bed. ‘Dit nooit meer.’”

Ward: “Als de spijt het overneemt, geloof je dat je nuchter een ander mens zal zijn. Alleen is dat niet zo.”

Want dan is de magie weg?

Pieter: “Precies. Je wordt dan geconfronteerd met jezelf en denkt: ‘Is dit alles?’ Dus drink je bier en snuif je coke tot je jezelf terug een topkerel voelt.”

Ward: “Ik probeerde al drinkende het perfecte punt te bereiken: dat ultieme niveau waarop ik het beste functioneerde. Maar eens dat magische punt bereikt, stampte ik het totaal om zeep.”

Is het een drang tot zelfvernietiging?

Ward: “Bij mij niet. Ik kende mijn plaats in de wereld niet. Het leek alsof alle andere mensen wél zichzelf waren en in het bezit waren van de juiste code. Alsof zij hun verleden kenden en wisten waar ze naartoe gingen. Alsof zij wisten hoe ze zich moesten gedragen. Ik heb nog altijd het gevoel dat ik die code niet heb. Dat zorgt voor frustratie. Drinken is een makkelijke weg om dat onbehagen te onderdrukken. De schroom om gewoon te leven smelt dan weg als sneeuw voor de zon.”

Pieter: “Ik had een God-complex. Het heelal draaide alleen rond mij. Ik kroop in mijn eigen wereld en alcohol en coke versterkten dat gevoel. Door de drank en drugs kon het me niet schelen wat ik mama en Ward aandeed. Ik had geen enkel schuldgevoel toen ik moeders bankkaart pikte. Ik lag er niet van wakker toen ik opnieuw een job verloor. Dat gevoel alleen op de wereld te zijn, werd alleen maar groter. Een knuffel zei me niets meer. Een ongeval met de auto maakte totaal geen indruk op me. Een straf gleed van me af als water van een eend. Seks vond ik te veel moeite en verdween totaal uit mijn leven. Alleen coke en alcohol interesseerden me nog. De drugs palmden mijn hele gevoelswereld in.”

Ward: “Je zat ook altijd alleen.”

Pieter: “Ja, dat is zo typisch voor verslaafden: ze trekken zich op hun kamer terug. In het begin zei ik tegen vrienden met wie ik samen dronk: ‘Dit hou ik vol voor altijd.’ Ik geloofde echt dat ik een sociale mens was. Op het einde trok ik me totaal terug. Want met anderen op café drinken, was saai. Het gewone dagelijkse leven werd de meest vervelende ervaring ooit. Mijn lichaam reageerde op geen enkele prikkel meer. Er was alleen die nooit aflatende behoefte aan alcohol en coke. Ik dronk geen pinten meer voor het genot. Ik had ze nodig om me niet zo ellendig en depressief te voelen.”

Alcohol was jouw antidepressivum geworden?

Pieter: “Daar leek het op, ja. Ik moést drinken en ik wist niet waarom. Heel lang had ik niet door dat ik een dwangmatig gebruiker was. Ik bleef mezelf wijsmaken: ‘Als ik wil, stop ik.’

“Coke was even makkelijk te bestellen als een pizza. Ik had nummers van verschillende dealers verspreid over de stad. Ik ben er zeker van dat de service er de voorbije vier jaar nóg op vooruit gegaan is. Indertijd werd ik al netjes thuis beleverd. Mijn dealer deed alsof hij mijn vriend was. Hij kwam FIFA spelen en een paar lijnen leggen in het huis waar Ward en mama vier uur later arriveerden.

“Elke avond dronk ik 14 pinten en snoof ik een halve gram coke om te kunnen slapen. Soms zat de combinatie niet goed en raakte ik toch niet in slaap. Ik lag te woelen in bed en wist: slapen lukt niet. Ik moest dan op zoek naar nog een fles drank. Soms was er alleen rode wijn: hét recept voor een smerige kater. Elke morgen at ik eitjes met een stevige teen look in. Ik poetste uitvoerig mijn tanden, was gul met de deo en stak mijn mond vol kauwgom. Vervolgens stapte ik ergens binnen en zag ik mensen hun hoofd wegdraaien als ik sprak.”

In Morgen word ik nuchter ondertekent Ward de brieven naar Pieter met ‘Thomas’. Waarom?

Ward: “Het boek is een mengeling van fictie en non-fictie. Ik put uit eigen ervaringen, maar wat in Morgen word ik nuchter precies feit of fantasie is, laat ik in het midden. Wel helemaal realistisch is het grote geheel waarin alles zich afspeelt: dat we jaren moesten leven met de collateral damage van Pieters allesvernietigende verslaving. Al die jaren wilden we hem helpen omdat we hem graag zien. Maar dat werkte averechts: onze liefde hield de verslaving enkel in stand. Een verslaafde is heel geslepen: hij kent al je zwakke plekken en profiteert daar genadeloos van. Tot die dag dat we hem lieten vallen als een baksteen. Niet veel later vroeg hij me om hulp.”

Pieter: “Zonder dat ze het wilden, maakte ik hen medeplichtig en afhankelijk. Mama en Ward konden vreselijk kwaad worden op Pieter de alcoholist, maar twee dagen later stond diezelfde Pieter fris en monter uitgebreid voor de hele familie te koken. ‘Nog een wijntje, Ward?’ Stiekem had ik dan al een fles porto uit.”

Door je te laten vallen, zonden ze je het signaal: nu is het menens?

Pieter: “Het is heel goed dat ze dat gedaan hebben. Ze bliezen alle bruggen op en sloten alle wegen af. Jarenlang kon ik mijn moeder vanalles wijsmaken, al geloofde ze me niet altijd. Duizenden keren zei ze: ‘Ik zet je valies klaar.’ Alleen deed ze dat nooit. Na een tijd kwam ze steeds minder naar huis en bleef ze zo lang mogelijk bij Ward. Ik vond dat prima, want dan kon ik mijn zin doen. Op een keer kwam ze de keuken binnen. Ik riep haar toe: ‘Hey mama, ik ga koken, waar heb je zin in?’ Ze keek me aan met een blik in haar ogen die ik nooit eerder gezien had. Ze zei: ‘Ach jongen, het kan me niet meer schelen.’ Ze draaide zich om en verdween. Ik voelde dat ze het meende. Vanaf dat moment begon er iets in mij te sterven.”

Ward: “We stopten met liefde te geven en zorgden ervoor dat er geen cent meer te vinden was.”

Pieter: “Het klinkt misschien gek, maar daar ben ik jullie heel erg dankbaar voor. Ik had zolang op jullie liefde geteerd. Tot duidelijk werd dat jullie écht niet meer in me geloofden. Zelfs de vrouw die mij op de wereld gezet had en me altijd onvoorwaardelijk graag gezien had, kon het niet meer schelen. Dat kwam hard aan.”

Ward: “Voor het eerst in je leven besefte je dat je jezelf aan het voorliegen was. Je moeder had je een spiegel voorgehouden.”

Pieter: “De kracht vloeide uit me weg. Toen ik Ward belde, wou ik niet meer leven. Alleen was ik niet sterk of moedig genoeg om er zelf een einde aan te maken. Ik heb wel verschillende afscheidsbrieven geschreven en ik fantaseerde hoe ik met mijn auto tegen een boom knalde. Ik kon het niet en eerlijk gezegd wou ik het ook niet. Ik was vanbinnen aan het sterven.”

Waarom belde je naar Ward?

Pieter: “Die bewuste avond was ik zoals elke avond bezig aan mijn dieet van alcohol en coke. Op een krantensite las ik een artikel waar ik hevig van schrok. Er stond dat langdurig cocaïnegebruik de hartkamers doet krimpen. De drug bleek een stille doder te zijn. Al zag mijn lichaam er op dat moment redelijk goed uit; ik was geen uitgemergelde junkie. Ik belde Ward en vertelde hem dat ik ook aan de coke zat. Hij reageerde rustig. Ik haakte in en voelde even opluchting. Meteen daarna sloeg ik in paniek: ‘Wat heb ik nu gedaan?’ Ik nam mijn telefoon en begon een bericht te tikken: ‘Ward, het was maar…’ Ik aarzelde. De ene stem in mijn hoofd zei: ‘Wees blij dat je het eindelijk hebt uitgesproken.’ De andere stem fluisterde: ‘Je gaat er toch niet mee kappen?’ Die sms heb ik nooit verstuurd, maar die avond en de dagen erna heb ik wel zoveel mogelijk gesnoven en gezopen.”

Ward: “Meteen na Pieters telefoon schoten wij in actie. We wisten: hij moét weg. Tien dagen later zat hij op het vliegtuig naar die ontwenningskliniek in Zuid-Afrika.”

Pieter: “Als je echt wil afkicken, moet je radicaal kappen met mensen, plaatsen en dingen die gelinkt zijn aan je verslaving. Het land Zuid-Afrika trok mij finaal over de streep. Ik dacht: ‘O, het strand, zalig.’ Wist ik veel.”

Raakte je er overweldigd door de natuur, zoals Ward hoopte?

Pieter: “Ja, Ward had dat goed ingeschat. Ik was nog nooit in Zuid-Afrika geweest en kwam ’s nachts in Kaapstad aan. Ik had het adres van het centrum op voorhand gegoogeld. Door het jarenlange drinken en snuiven, had ik maar weinig kennis verzameld. Ik kende helemaal niets. Op het vliegtuig dronk ik vier glazen wijn, evenveel gin-tonics en daarna stortte ik me op de Zuid-Afrikaanse likeur Amarula. In mijn notitieboekje noteerde ik: ‘Die Amarula is wel lekker. Moet ik kopen als ik terug thuis ben.’ Op weg naar de rehab besefte ik niet eens dat het mijn definitieve afscheid van alcohol en cocaïne zou worden. ‘Ik ga ontnuchteren’, geloofde ik. Dat was niet hetzelfde als stoppen. Die eerste ochtend in Kaapstad trok ik het gordijn open. Ik dacht: ‘Wat is dat?’ Ik zag een rare berg in de vorm van een gigantische tafel.”

Ward: “De Tafelberg. (lacht)”

Hoe ging het er in de afkickkliniek aan toe?

Pieter: “Het was keihard werken. Ik werd omringd door medeverslaafden en therapeuten en kwam er met niets meer weg. Regelmatig kreeg ik te horen: ‘Stop bullshitting the bullshitter, Pieter.’ De drie belangrijkste begrippen die ik er leerde, waren: ‘eerlijkheid, openheid van geest en bereid zijn tot’. Het duurde een maand vooraleer ik ook bij mijn therapeuten ‘brak’. Die eerste dag stapte ik mijn kamer uit, de gang op. Daar passeerde het mooiste meisje dat ik ooit gezien had. Mijn hart maakte een vreugdesprong en ik dacht: ‘Het is hier een sportkamp.’ De eerste maand speelde ik het behulpzame typetje en sloofde ik me uit. In elke sessie vroeg therapeute Lindsey: ‘Pieter, how are you?’ Waarna ik begon te ratelen hoe fantastisch alles was. Ze luisterde en zweeg. Tot ik na vier weken zei: ‘Ik weet het niet. Wat moet ik doen?’ Ze keek me aan en sprak de gevleugelde woorden: ‘Aha, you’re coming for a question this time.’ (lacht) Ze zei: ‘Probeer niet zoveel meer te overdrijven en te liegen.’ Dat was het begin van de verandering. Ik ontdekte dat ik eerlijk moest leren zijn voor mezelf. Want dat kon ik niet meer.”

Ward: “Soms vragen we ons allebei af: wat is het leukste aan niet meer drinken? Dan antwoorden we altijd allebei: ‘Nooit meer moeten liegen.’ (lacht) Gewoon jezelf kunnen zijn en niet langer al die nieuwe constructies aan leugens moeten blijven onthouden. Dat is een gigantische opluchting.”

Ben jij ooit in therapie geweest?

Ward: “Nee. Mijn leven lang al word ik achtervolgd door de dood. Mijn broer, zus, mijn kinderen. Al die mensen rond me stierven. Maar die overlijdens speelden geen rol in mijn drankmisbruik. Nooit. Drank maakte gewoon deel uit van het ritme waarop ik leefde en schreef. En ik dronk omdat ik mijn plek niet vond. Van zodra ik die plaats min of meer wél gevonden had, nam het drinken geleidelijk af. Die eerste avond dat ik in slaap geraakte zonder eerst whisky te moeten zuipen, was een bevrijding.

“Ik verloor mijn zoon toen hij twintig was. Tien jaar later stierf mijn dochter. Ik kon niet meer dezelfde lucht inademen. Onmiddellijk na haar begrafenis ben ik vertrokken. Ik liet alles in de steek en verhuisde naar Wallonië. Daar begon het langzaamaan te helen. Ook dankzij Pieters moeder. Al flakkert het net als bij een veenbrand af en toe nog wel eens op.”

Pieter: “Ward had een reden om te drinken. Ik niet. Ward was een ‘functionerende alcoholist’: iemand die ondanks zijn verslaving zijn job perfect blijft uitvoeren.”

Ward: “Amper 10 procent van de verslaafden raakt er uiteindelijk net als Pieter ook vanaf.”

Pieter: “Ja, maar de meeste mensen raken níet verslaafd. Dat mogen we toch ook niet uit het oog verliezen. Ze drinken een periode veel, blowen cannabis of snuiven coke en beseffen op een keer: ‘Het wordt iets te hevig. Tijd om ermee te kappen.’ Waarna ze er ook écht een punt achter zetten, net zoals al die mensen die op een bepaald moment stoppen met roken. Dat is een heel natuurlijk proces, waar te weinig aandacht voor is. De schijnwerper wordt altijd meteen op de uitzonderingen gericht: op mensen zoals ik die de grens oversteken, nooit genoeg hebben en er niet zelf mee kunnen ophouden.”

Hoe gaat het nu met jullie?

Pieter en Ward: (in koor) “Heel goed.”

Pieter: “Ik stond een half jaar droog en begon te voelen wat het betekent om iemand een knuffel te geven. Die eerste keer lekker eten, dat eerste diepgaande gesprek, die eerste keer nuchter verliefd worden: al die ‘nieuwe’ ervaringen gaven me een duw in de rug. Ik begon opnieuw te studeren, een bachelor toegepaste psychologie. Nu geniet ik volop van alle nieuwe ervaringen en emoties, al geef ik toe dat er ook slechte dagen zijn. Dat is geen ramp, want ook dat heb ik moeten leren: er is niets mis met af en toe ongelukkig zijn.”

Ward: “Het was heel spannend voor ons toen Pieter een tijdje na zijn terugkeer uit Zuid-Afrika alleen ging wonen.”

Pieter: “Ook voor mij. Ik moest in deze samenleving nuchter leren zijn. Dat was veel makkelijker in dat strenge regime in Kaapstad. Alles werd daar voor me geregeld. De laatste week in rehab sloeg de schrik me om het hart. ‘Wat wordt het in het boze België?’ In februari landde ik op Zaventem. In Zuid-Afrika was het zomer en hier was het nat, kil en koud. Ik zocht werk dat ik niet mee naar huis moest nemen en werd orderpicker in een magazijn. ’s Avonds ging ik sporten en daarna kroop ik braaf in bed. Het eerste jaar legde ik mezelf die saaie routine op en ging ik geen relaties aan. Het had geen zin me met iemand te verbinden, ik was immers nog op zoek naar mezelf.”

Wordt de verleiding naar drank en drugs niet heel groot als je alleen leeft?

Pieter: “Ik heb na mijn terugkeer nooit dat vreselijke verlangen naar drank en coke gehad. Ik werk nu in een sportclub waar ik zelfs af en toe achter de bar sta en dat is geen enkel probleem. Ik worstelde wel met hardnekkige gedragsverslavingen.”

Ward: “Zoals: schoenen en kleren kopen, reizen, fitness, eten en het geld door ramen en deuren smijten. Op een bepaald moment zei hij opgewekt: ‘Ward, weet je hoeveel ik aan reizen heb uitgegeven? 10.000 euro!’ Ik was pissed.”

Pieter: “Ik dacht toen dat je blij zou zijn met mijn hervonden joie de vivre. (lacht) Dus ja, die gedragsverslavingen probeer ik te bedwingen. Al is het verzamelen van sportschoenen toch heel wat onschuldiger dan coke snuiven. Ik weet ook dat ik moet oppassen voor mogelijke tegenslagen. Ik mag die niet in mijn eentje proberen oplossen en moet op tijd hulp inroepen. Daar hebben ze me in Kaapstad voor gewapend: ‘Praat op tijd met anderen. Ga sporten. Lees een boek. Mediteer.’ Een zelfhulpgroep zoals de AA levert fantastisch werk.”

Ward: “Het twaalfstappenprogramma van de AA is gebaseerd op generatielange ervaring in het omgaan met verslaving. Ook veel andere zelfhulporganisaties maken er gebruik van en ook ik val er op terug.”

Volg jij bijeenkomsten van de AA?

Ward: “Nee, maar veel lotgenoten hebben daar wel veel aan. Kijk naar beroemdheden zoals Elton John of Anthony Hopkins: al decennialang zijn zij nuchter dankzij de AA.”

Pieter: “De bijeenkomsten van een zelfhulpgroep ondersteunen ook mij, net als de hulp van mama, Ward en iedereen die me graag ziet, zoals die oom bij wie ik altijd terecht kan. Mijn therapeuten in Kaapstad waarschuwden me: ‘Vrienden en kennissen hebben na verloop van tijd minder in de gaten dat jij die strijd voert.’ Gelijkgezinden in een zelfhulpgroep blijven zich daar altijd van bewust.”

Ward: “Pieter is mijn zelfhulpgroep. Een paar weken geleden belde ik hem. ‘Ik moet je iets vertellen. Daarnet stond ik voor een nachtwinkel en ik heb het niet gedaan.’”

Pieter: “Er is een speciale band tussen ons. Maar toen ik nog gebruikte, zei mama vaak: ‘Ward komt niet, hij kan je even niet horen of zien.’ Verbeter me als ik fout ben, Ward, maar in die tijd walgde je soms van me. Je zag hoe ik door mijn drank- en drugsmisbruik mama ongelukkig maakte.”

Ward: “We leefden in heel moeilijke omstandigheden, Pieter.”

Pieter: “Zeker, al waren er ook betere momenten. Als ik een paar dagen niets had achterovergedrukt, eens geen auto in de prak had gereden, net een nieuwe job had versierd en helemaal up was, kookte ik voor jullie, reed ik het gras af, kwam ik een paar dagen op tijd naar huis en waste ik jouw auto. Eén avond zaten we dan gezellig samen en maakten we grapjes. Tot ik het opnieuw verknoeide en de walg bij jou terug de overhand nam. Die walging is nu helemaal weg en ingeruild voor een échte relatie.”

Zijn jullie bang om te hervallen?

Pieter: “Als ik nee antwoord, lijkt het alsof ik mijn verslaving te weinig ‘respecteer’. Maar ik weet wat ik moet doen om nuchter te blijven. Ik weet ook wat ik moet ondernemen wanneer het mis dreigt te gaan.”

Ward: “Ik ben niet bang om te hervallen, ook al stond ik dan twee weken geleden voor die nachtwinkel. Een half jaar geleden stond ik daar ook. Bij aankomst thuis was de fles toen leeg. Maar deze keer kocht ik niets en belde ik Pieter. Ik heb er vertrouwen in dat het zal blijven lukken, want wat ik nu heb, wil ik niet kwijt. Nooit meer.”

Ward Hulselmans, Morgen word ik nuchter, Manteau, 160 blzn, 22,99 euro

 © Jan Stevens

Vergelijkbare berichten