Lawrence Wilkerson, kabinetschef van Colin Powell, betreurt de oorlog in Irak

Jarenlang was kolonel Lawrence Wilkerson (71) de schaduw van Colin Powell. Eerst als assistent toen Powell opperbevelhebber van het Amerikaanse leger was; later als kabinetschef toen hij minister van Buitenlandse Zaken werd. Ze stonden samen aan de wieg van de oorlog in Irak. Daar heeft Wilkerson nu veel spijt van. ‘Ze hebben ons genaaid.’

 

5 februari 2003. Op de plenaire vergadering van de VN-Veiligheidsraad legt minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell het ‘ultieme bewijsmateriaal’ op tafel dat de Iraakse dictator Saddam Hoessein over massavernietigingswapens beschikt. Hij toont er onder meer gedetailleerde tekeningen van mobiele laboratoria voor de aanmaak van biologische wapens. Powells uiteenzetting overtuigt een aantal landen om samen met de VS ruim een maand later Irak binnen te vallen. Op 1 mei roept president George W. Bush van op het dek van de oorlogsbodem USS Abraham Lincoln triomfantelijk de overwinning uit.

Tot vandaag zijn er in Irak geen massavernietigingswapens gevonden. De tekeningen van de labo’s en al de rest van het bewijsmateriaal waren door Powells kabinetschef Lawrence Wilkerson in een mooie presentatie gegoten. Die blunder bezorgt hem nog steeds slapeloze nachten. ‘Ze hebben ons toen genaaid’, zegt hij. ‘We wisten niet dat zowel die mobiele labs, als het Iraakse nucleaire programma, als de link tussen het Saddam-regime en Al Qaida, ordinaire leugens waren. Op 29 januari 2003 stapte Powell mijn kantoor binnen. “Je moet eens langsgaan bij de CIA”, zei hij. “Ze hebben daar alle inlichtingen verzameld die ik nodig heb voor mijn presentatie bij de VN.” Toen ik bij de CIA buiten kwam, was ik er voor honderd procent zeker van dat ik waardevolle, onheilspellende informatie over het regime van Saddam Hoessein in handen had. Nu weet ik dat het geprefabriceerd ‘bewijsmateriaal’ was. De rest van de Bush-administratie heeft ons misbruikt om het Amerikaanse volk en de rest van de wereld om de tuin te leiden.’

Volgens Wilkerson was het geen toeval dat Colin Powell door president George Bush en vicepresident Dick Cheney als lokeend naar de VN gestuurd werd. ‘Powell was het populairste lid van de regering en werd door de hele internationale gemeenschap ernstig genomen. Op het kabinet maakten we grapjes dat zijn populariteit net onder die van Moeder Theresa piekte. Terwijl zij 80 procent in de populariteitspolls haalde, schommelde hij rond de 75 procent. Ik ben momenteel een boek over heel die affaire aan het schrijven en heb de voorbije maanden zelf onderzoek gevoerd en met insiders gepraat. Ik weet met absolute zekerheid dat George Tenet, de toenmalige CIA-directeur, doelbewust loog tegen Colin Powell. Ook vicedirecteur John McLaughlin beloog mijn minister. Ik heb bewijs gevonden dat CIA-analisten en medewerkers van de National Intelligence Council orders ontvingen van Dick Cheney. Veel valse informatie kwam rechtstreeks van het kabinet van de vicepresident.’

 

In 1989 werd u de persoonlijke assistent van generaal Colin Powell, toen hij opperbevelhebber van het Amerikaanse leger was.

Lawrence Wilkerson: Ik was professor ‘strategie’ aan het Naval War College in Newport, Rhode Island, de meest prestigieuze militaire academie in de VS. Begin 1989 kreeg ik telefoon van Colin. Op dat moment was hij nog Nationaal Veiligheidsadviseur van president Ronald Reagan, maar hij stond op het punt benoemd te worden tot opperbevelhebber. Ik kende hem niet en zijn telefoontje verraste me. Hij nodigde me uit in Washington voor een gesprek. Dat duurde twee uur. Hij stelde me vragen als: ‘Zou je een speech voor me kunnen schrijven voor in een zwarte baptistenkerk?’ (lacht) Vlak nadat ik hem na het gesprek gesalueerd had, vroeg hij: ‘Wil je deze baan?’ Ik antwoordde: ‘Niet echt, Sir. Ik geef graag les en ben gelukkig met wat ik doe.’ Hij zei: ‘Bedankt voor je eerlijkheid.’ Ik was al een paar maanden voor hem aan de slag, toen hij me zei: ‘Wil je weten waarom ik je aangenomen heb? Jij was de enige die de job niet wou.’ (bulderlach)

Waarom ik ooit voor het leger gekozen heb? In 1966 studeerde ik filosofie en literatuur. Van de ene dag op de andere gaf ik die studies op om te gaan vechten in Vietnam. Een van mijn beste vrienden uit het middelbaar sneuvelde er. Op mijn universiteit weerklonken de eerste anti-oorlogsprotesten, maar ik zat in tweestrijd. Mijn vader en schoonvader hadden in de Tweede Wereldoorlog gevochten. Op een bepaald moment nam ik een besluit en zei ik tegen mijn kersverse vrouw: ‘Ik neem dienst.’ Ik wist toen niet dat ik ooit zou afzwaaien als kolonel.

 

Toen Colin Powell na zijn pensionering als militair in de politiek ging, volgde u hem.

Wilkerson: Hij is niet echt zelf in de politiek gestapt. Als opperbevelhebber van het leger wist hij perfect hoe het politieke spel ineenzat, maar gedroeg hij zich nooit als een politicus. In 1995 vroegen zowel de Democratische als de Republikeinse partij hem meermaals op te komen voor de presidentsverkiezingen. Zes maanden lang heeft hij daarover nagedacht. In die periode heeft hij met veel mensen over een mogelijk leven in de politiek gepraat, ook met mij. In november ’95 kwam hij tot het inzicht dat hij niet gemotiveerd genoeg was voor een politieke carrière, laat staan voor het presidentschap. Ik weet nog dat hij toen een persconferentie gaf in de Ramada Inn in Alexandria, Virginia, waar hij officieel bekendmaakte dat hij niet zou deelnemen aan de presidentsverkiezingen. Hij heeft het nooit zelf gezegd, maar de échte reden is dat hij walgde van het politieke gekrakeel. Ook toen al waren de voorverkiezingscampagnes van de presidentskandidaten niet echt toonbeelden van verfijnde politieke cultuur.

 

Toch was Colin Powell van januari 2001 tot januari 2005 minister van Buitenlandse Zaken tijdens de eerste termijn van president George W. Bush, met u als kabinetschef.

Wilkerson: De Republikeinen hadden zijn benoeming tot opperste bevelhebber mogelijk gemaakt. Toen ze hem die ministerpost aanboden, wou hij die uit loyaliteit niet weigeren. Hij zag het als een wederdienst. Ik heb hem vaak horen zeggen: ‘Als het op internationale politiek aankomt, ben ik een Republikein. Als het op sociale politiek aankomt, een Democraat.’ Hij vertelde me dat hij in 1964 voor de Democraat Lyndon Johnson stemde. Buitenlandse Zaken is het minst politieke departement. Een minister van Buitenlandse Zaken voert op geen enkel moment campagne voor de president en houdt geen politieke toespraken.

 

Hoe u het ook draait of keert: Colin Powell hielp zijn president wel de door velen gecontesteerde invasie in Irak in gang zetten.

Wilkerson: Weet u, historici zullen zich vertwijfeld blijven afvragen waarom die tweede Golfoorlog überhaupt ooit in gang gezet is. Na mijn ontslag als kabinetschef ging ik terug lesgeven. Elk jaar geef ik mijn studenten nu de opdracht om zelf een diepgaand onderzoek te voeren naar de beweegredenen voor die oorlog. Meestal lijsten ze er zes op, variërend van olie, over terrorisme, potentieel gebruik van massavernietigingswapens, tot een reactie op een vermeende aanval van Saddam Hoessein op vader of zoon Bush. Ze concluderen ook allemaal dat er geen enkel officieel overheids- of regeringsdocument te vinden is dat de beslissing ondersteunt om ten strijde te trekken. Geschiedkundigen zullen daar tot het einde der tijden vergeefs naar blijven zoeken. Want er is nooit een moment geweest waarop president George W. Bush officieel verklaarde: ‘Ik heb iedereen gehoord en neem het besluit om Irak binnen te vallen.’ Nooit. Het was meer sluipende besluitvorming. We stuurden troepen en lieten de VN-wapeninspecteurs weten dat we niet geloofden dat hun inspecties ooit resultaten zouden opleveren. We namen nog andere kleine beslissingen die er op leken te wijzen dat ons einddoel een invasie was. Maar op geen enkel moment belegde de president een vergadering om aan alle leden van de Nationale Veiligheidsraad duidelijk te maken dat hij het bevel zou ondertekenen om Irak binnen te vallen. In alle vorige grote conflicten was dat wél gebeurd. Nu niet.

 

Vicepresident Dick Cheney was degene die echt de touwtjes in handen had?

Wilkerson: Ja. George W. Bush was een zeer gewillige marionet aan Cheney’s hand. Van in het begin van zijn presidentschap smeekte hij bijna om door Dick Cheney bij het handje genomen te worden. Die investeerde elke dag veel tijd en energie om Bush nog hulpelozer te maken dan hij al was.

 

De neoconservatieven waren grote voorstanders van een invasie in Irak. Voerde Cheney hun agenda uit?

Wilkerson: Ik weet niet hoe groot de invloed van de neoconservatieven op Dick Cheney was. Ik had de indruk dat hij in de eerste plaats zelf de agenda wou bepalen. Al is het wel zo dat de plannen van machtige neonconservatieve denkers als Richard Perle en Bill Kristol mooi parallel liepen met die van de vicepresident. Dick Cheney is geen neoconservatief, maar een ‘hypernationalist’, net als de toenmalige minister van Defensie Donald Rumsfeld. Al kunnen we die laatste misschien beter een hyper-Rumsfeldiaan noemen, want het voornaamste element van zijn ideologie was hijzelf. (lacht schamper) Rumsfeld was geobsedeerd door het uitbouwen van zijn persoonlijke macht en kon ook aan niets anders denken. Dick Cheney is er heilig van overtuigd dat alles wat Amerika ooit gedaan heeft en ooit zal doen, per definitie juist is. Als vicepresident probeerde hij die filosofie door ieders strot te duwen. Hij was uitzonderlijk goed in het doordrukken van zijn gedacht, veel beter dan alle andere ministers uit de Bush-administratie. Hell, wat zeg ik? Hij nam gewoon de hele administratie over: meer dan vier jaar lang bepaalde hij het beleid.

 

In mei 2003 interviewde ik Richard Perle. Hij zag de inval in Irak vooral als een manier om de oorlog naar de terroristen te brengen. Na 9/11 wou hij het slagveld van de Twin Towers verleggen naar het Midden-Oosten.

Wilkerson: Ik heb Perle in die tijd verschillende keren ontmoet en hij vertelde me exact hetzelfde. Zijn kompaan Bill Kristol had concrete plannen om chaos te creëren in heel Zuidwest-Azië. Door daar boots on the ground te droppen, zouden de terroristen bijna vanzelf toestromen om de satan te bestrijden. Wat ons dan weer goed uit kwam, want dan konden we hen allemaal samen in de pan hakken. Tezelfdertijd hielden we Israël veilig. Tot zover de totaal van de pot gerukte neocon-theorie. Ik vermoed dat Israël de echte motivatie voor de neocons was om Irak binnen te vallen. Dat gold zeker voor een man als Douglas Feith, op dat moment viceminister voor Defensie. Zolang Syrië, Irak en zelfs Iran in chaos verkeerden en aan elkaars strot hingen, was Israël veilig.

 

De huidige oorlog in Syrië, de terreur van de IS, de aanslagen in Parijs en Brussel hebben allemaal hun oorsprong in de invasie in Irak van 2003?

Wilkerson: De huidige ellende heeft nog veel diepere wortels. Het begon al in 1991, bij de eerste Golfoorlog, toen Paul Wolfowitz en een paar andere neoconservatieve hardliners in het Pentagon die compleet geschifte strategie van de chaos in het Midden-Oosten uitdachten. Hun baas, toenmalig minister van Defensie Dick Cheney, was daar razend enthousiast over. Hij trok ermee naar het Witte Huis en probeerde ze te verkopen aan president George H. Bush. Uit zeer betrouwbare bron weet ik dat vader Bush bleek wegtrok toen hij het plan las. Hij zei letterlijk: ’Stuur dit onding terug naar de gekken in de kelder van het Pentagon.’ Het plan lag daarna stof te vergaren, tot George W. aan de macht kwam met Dick Cheney als zijn vicepresident. Van zodra de kans zich voordeed, blies die laatste het gekkenplan weer leven in.

 

Hoe kijkt Colin Powell nu op die hele periode terug?

Wilkerson: Ik zie hem nog regelmatig, maar ik wil niet meer in zijn naam spreken. U zal hem dat zelf moeten vragen.

 

Hoe kijkt uzelf er op terug?

Wilkerson: De invasie in Irak in 2003 is waarschijnlijk de meest catastrofale beslissing die na Wereldoorlog Twee genomen is. Wij hebben ons daarvoor laten misbruiken. De oorlog in Vietnam was al een afschuwelijke vergissing met gigantisch veel slachtoffers; Irak heeft een nog catastrofaler scenario in gang gezet. Wij hebben de duistere machten vrijgemaakt die Zuidwest-Azië in de goorste ellende storten. We hebben geen Arabische Lente gestart, maar een Arabische winter. Ik vrees dat die winter meer dan een generatie zal duren. We veroorzaakten een onwaarschijnlijke poel van ellende waar we zelf in dreigen te verzuipen. Voor 2003 speelde de tegenstelling tussen sjiieten en soennieten in de regio nauwelijks een rol. Vandaag lusten die twee grote moslimgroepen elkaar rauw. Die oude tegenstelling hebben wij met onze invasie op scherp gezet.

We leven nu in extreem gevaarlijke tijden waar alleen het militair-industriële complex van profiteert. 44 miljard dollar verdienden het olie- en gaswinningsbedrijf Halliburton en de private military contractor Kellogg, Brown and Root (KBR) aan Afghanistan en Irak. Tot 2007 was KBR onderdeel van Halliburton. 44 miljard.

 

Van 1995 tot 2000 was Dick Cheney CEO van Halliburton.

Wilkerson: Precies. Hij heeft er nog steeds belangen. Cheney profiteerde op financieel vlak het meest van de oorlogen die hij zelf in gang gezet heeft. Het ziet ernaar uit dat de kassa nog heel lang zal blijven rinkelen.

 

Eind 2005 nam u in verschillende interviews de folterpraktijken van de CIA op de korrel. Waarom deed u dat niet toen u nog in de regering zat?

Wilkerson: Omdat we er toen niets van afwisten. Nadat in april 2004 de martelingen door Amerikaanse soldaten in de Abu Ghraibgevangenis in Bagdad bekend raakten, vroeg Colin Powell me om op zoek te gaan naar alles wat met foltering te maken had. Het kostte me negen maanden om alle documenten, zowel geheime als niet-geheime, over de ‘speciale ondervragingstechnieken’ te verzamelen. Toen we in januari 2005 afscheid namen van de macht, had ik alles netjes in kaart gebracht. In mei 2004 noemde Donald Rumsfeld Abu Ghraib het werk van een paar ‘rotte appels’. Begin 2005 was het voor mij duidelijk dat het allesbehalve om een paar rotte appels ging, maar dat voor het eerst in onze geschiedenis marteling een systeem geworden was, besteld door de president en beheerd door de vicepresident en zijn advocaat David Addington. Toen wist ik dat ik niet langer mocht zwijgen. Ik kreeg meteen als reactie dat de ‘speciale interviewtechnieken’ een klein kwaad waren, bedoeld om het veel grotere terroristische kwaad aan te pakken of te verhinderen. Dat ‘kleine kwaad’ heeft wel onze democratie de genadeslag gegeven, en ons moreel aanzien in de wereld.

 

De Verenigde Staten zijn vandaag geen democratie meer?

Wilkerson: Nee. Misschien is die er wel nooit geweest, want onze founding fathers stichtten indertijd geen democratie, maar een federale republiek. In het begin werden senatoren gekozen door de staten en niet door het volk. Op dit moment is Amerika geen democratie zoals Frankrijk, Groot-Brittannië of Duitsland. Omdat we nog steeds die federale republiek zijn, met ondertussen iets meer democratische aspecten, zijn we ontzettend kwetsbaar voor politici met kwade bedoelingen. Er moeten dringend hervormingen doorgevoerd worden, waardoor het parlement meer macht krijgt en de administratie minder.

 

Bent u nog lid van de Republikeinse Partij?

Wilkerson: Zeker, ik probeer mijn partij terug op het juiste spoor te zetten. Donald Trump drijft de Grand Old Party bijna tot zelfmoord, al weet ik niet of dat een weldoordachte strategie van hem is. Ik ben wel benieuwd hoe er na de conventie puin geruimd zal worden.

 

De voormalige ambassadeur Howard Gutman is ervan overtuigd dat Trump nooit genomineerd zal worden.

Wilkerson: Ik zou daar maar niet te zeker van zijn. De Donald Trump die we tot voor kort te zien en te horen kregen, is niet dezelfde als de Donald Trump die we op de conventie zullen leren kennen, of de Donald Trump die misschien zal meedingen naar het presidentschap. Op dit moment staat er een totaal andere Trump te trappelen in de coulissen. De rebel met zijn ongezouten meningen zal plaats ruimen voor een terughoudende presidentskandidaat met staatsmanallures. Trump is geen idioot. Hij weet zijn kansen heel goed in te schatten, al geloof ik niet dat hij Hillary Clinton zal verslaan.

 

Klopt het dat u indertijd voor president Obama gestemd hebt?

Wilkerson: Ja, ik heb toen zelfs campagne voor hem gevoerd. Zijn presidentschap is jammer genoeg uitgedraaid op een grote teleurstelling, wat zeer tragisch is, want hij had heel wat krediet. Hij is slim en had veel hervormingen kunnen doordrukken, maar zijn grote probleem is dat hij niet van confrontaties houdt. Hij had een hekel aan ruzie met de wetgevende macht en gooide daarom snel de handdoek in de ring.

 

Hebt u ooit overwogen om zelf in de politiek te stappen?

Wilkerson: Nee, net als mijn vorige baas Colin Powell zou ik zo’n job niet eens met handschoenen aan willen aanraken. (lacht)

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten