“Napoleon was in alles ambigu”

Napoleon-biografen Bart Van Loo en Johan Op de Beeck nemen de maat van le petit caporal, die precies tweehonderd jaar geleden in Waterloo zijn laatste veldslag verloor. “In het begin was Napoleon getuige op afstand, gaandeweg rolde hij als een snel groeiende sneeuwbal doorheen de geschiedenis, om uiteindelijk alles op te vreten.”

“Echte waarheden zijn moeilijk te vinden in de geschiedenis”, vertrouwde Napoleon in 1816 in zijn ballingsoord Sint-Helena aan zijn biograaf Emmanuel de las Casas toe. “Er bestaan zoveel waarheden! Wat is dan die historische waarheid? Niets meer dan een afgesproken fabel.” Waarna de pas afgezette keizer der Fransen verder ging met het dicteren van zijn versie van de waarheid over zijn eigen leven. In 1823, twee jaar na zijn dood, verschenen Napoleons lijvige, met veel oog voor detail doorspekte memoires Mémorial de Sainte-Hélène. Ze groeiden snel uit tot een uiterst populaire bron van lering en vermaak over een van Frankrijks meest tot de verbeelding sprekende leiders. Na de Mémorial verschenen tot nu wereldwijd nog minstens 300.000 boeken over leven en werk van militair strateeg en verlicht despoot Napoleon Bonaparte (1769-1821).

Eind vorig jaar legde schrijver Bart Van Loo op de top van die stapel zijn vuistdikke kritische biografie Napoleon – de schaduw van de revolutie. Voormalig televisiejournalist Johan Op de Beeck was hem net vooraf gegaan met zijn eveneens vuistdikke tweedelige biografie Napoleon.

De ene biograaf heeft zin in een dubbelinterview, de andere niet. Dus organiseerde Knack een biechtstoelprocedure, ging met elk apart over ‘de kleine korporaal’ praten en verbond achteraf hun visies aan elkaar.

“Tijdens Napoleons ballingschap op Sint-Helena haalden zijn vijanden alles uit de kast om van hem een laffe oorlogsstoker te maken”, zegt Johan Op de Beeck. “Hij was zich daar goed van bewust en besliste zijn eigen geschiedenis te schrijven. Het nageslacht moest weten hoe het ‘echt’ geweest was. In zijn Mémorial de Sainte-Hélène hing hij een fraaier beeld van zichzelf op, omdat hij de talloze foute portretten over hem wou compenseren. Zijn memoires zijn geniaal: je kunt hem nergens op leugens betrappen, maar dé waarheid staat er ook niet helemaal in.”

Volgens Bart Van Loo leverde Napoleon met Mémorial de Sainte-Hélène postuum zijn grootste ‘tour de force’. “Hij herschreef en bewerkte zijn eigen geschiedenis en bepaalde hoe wij hem tot vandaag zien. De verslagen van zijn veldslagen zijn homerische epiek waarbij het werk van Homerus verbleekt. We kennen allemaal dat schilderij van Jacques-Louis David, van Napoleon die met zijn leger over de Alpen trekt. De fiere, van gezondheid blakende leider zit op een briesende hengst, met keurig geklede soldaten op de achtergrond. David schilderde in opdracht van Napoleon voor de hele wereld het beeld van de overwinning. De werkelijkheid is prozaïscher: ziek en verkrampt door de kou sjokte een grauwe Napoleon samen met zijn haveloze troepen de helling op. Van het schilderij van David zijn gravures gemaakt en die werden als propaganda onder de mensheid verspreid. Honderdduizenden maakten zo kennis met de gloriërende veldheer. Op Sint-Helena schilderde hij zichzelf af als de messias van de Franse Revolutie. Grote schrijvers als Victor Hugo en Honoré de Balzac trokken zich op aan het inspirerende Mémorial de Sainte-Hélène en hielpen Napoleons mythe verder in stand houden.”

Waar komt jullie persoonlijke fascinatie voor Napoleon Bonaparte vandaan?

Johan Op de Beeck: Vijf jaar geleden wou ik een boek over de slag bij Waterloo schrijven. Het duurde niet lang of ik besefte dat ik met één van de belangrijkste figuren van de moderne Europese geschiedenis te maken had. Hij leidde een rijk gevuld bestaan en nam graag gewaagde beslissingen. Hij leefde voor tien en overleefde dertig moordaanslagen. Ik moést gewoon zijn verhaal vertellen.

Bart Van Loo: Ik was twaalf en wou mijn stamboom samenstellen. Op mijn fiets reed ik naar alle burgerlijke standen in de buurt. De ambtenaren waren gecharmeerd door zo’n snuffelende snotaap en gaven me toegang tot hun archieven. Toen ik in het begin van de negentiende eeuw aanbelandde, zag ik dat alles in het Frans genoteerd was. Mijn betovergrootvader Joseph Van Loo van Heist-op-den-berg bleek geboren te zijn du deuxième jour du mois de frimaire l’an dix de la République française, à deux heures de relevée. Ik begreep niet waar dat Frans plots vandaan kwam, reed naar huis, dook in onze encyclopedie en ontdekte zo de geschiedenis van de Franse Revolutie. Le deuxième jour du mois de frimaire l’an bleek 23 november 1801 te zijn. Ik las voor het eerst over Napoleon Bonaparte, de man die in 1801 niet alleen in Frankrijk de lakens uitdeelde, maar ook bij ons de plak zwaaide.

Zou er zonder Franse Revolutie ook sprake geweest zijn van Napoleon?

Op de Beeck: Zonder Franse Revolutie hadden we nooit van Napoleon gehoord, maar zonder Napoleon waren de grote principes over gelijkheid in het burgerlijk recht, godsdienstvrijheid en de verhouding tussen kerk en staat vermoedelijk ook dode letter gebleven. Vijftien jaar alleenheerschappij onder Napoleon volstond net om die grote republikeinse waarden veilig te stellen. Hij vormde de brug tussen het oude en het nieuwe. Hij heeft niet alle revolutionaire principes verankerd: hij was geen groot voorvechter van persvrijheid en op het einde was zijn keizerrijk een politiestaat. Maar hij droeg veel bij aan de emancipatie van de Joden in een periode waarin antisemitisme hoogtij vierde, en zorgde er voor dat de inrichting van de staat niet door godsdienst gestuurd werd.

Van Loo: Napoleon wortelt in de Franse Revolutie. In het begin is hij getuige op afstand, gaandeweg rolt hij als een snel groeiende sneeuwbal doorheen de geschiedenis, om uiteindelijk alles op te vreten. De Franse Revolutie draaide gedeeltelijk rond herverdeling van rijkdom. In het ancien régime bezat een kleine adellijke toplaag alles. Begin 18e eeuw hadden bankiers, financiers en notarissen veel kapitaal verzameld. Die nieuwe rijke burgers wilden meer inspraak en zijn degenen die de Franse Revolutie beraamd en in gang gezet hebben.

Het was dus geen opstand van het verpauperde volk?

Van Loo: De zogenaamde ‘derde stand’ of de hogere burgerij startte de revolutie. In mei 1789 riep koning Lodwijk XVI de drie standen, adel, clerus en burgerij, samen voor overleg in de Staten-Generaal over de gespannen toestand in het land. Het was 175 jaar geleden dat de drie standen nog eens samen hadden gezeten. Op 20 juni 1789 stond de burgerij voor de gesloten deuren van het Hôtel des Menus Plaisirs in Versailles. Ze wilde daar vergaderen, maar de koning had de poort laten sluiten. De traditie wou dat er in de Staten-Generaal per groep gestemd werd, waardoor beslissingen altijd uitdraaiden in het voordeel van adel en clerus. De derde stand wou nu een stemming per hoofd, de koning zag dat niet zitten en probeerde tijd te winnen. De heren van de burgerij stonden dus voor een gesloten deur, terwijl de regen met bakken uit de lucht viel. Opeens stak iemand zijn vinger op: ‘Ik ken een sportzaal in de buurt. Misschien kunnen we daar vergaderen.’ Ze trokken naar de kaatsbaan van Versailles. Daar schreven ze samen de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger, waar in 1791 de nieuwe Franse grondwet uit zou groeien. De man die zijn vinger in de lucht stak, was dokter Joseph Ignace Guillotin. Een paar maanden later overtuigde hij het Franse parlement ervan om alle ‘barbaarse’ doodstraffen te vervangen door de snelle efficiëntie van het vallende mes. De promotor van de guillotine is dus degene die op die 20e juni de weg wees naar de plek waar in Europa de mensenrechten het licht zagen. (lacht)

Wanneer stak Napoleon dan zijn neus aan het venster?

Op de Beeck: In 1793 werd Toulon waar de Franse vloot lag, ingenomen door de Engelsen. Het was van levensbelang voor de republikeinen dat ze de havenstad terug in handen kregen. De jonge militair Napoleon raakte er toevallig bij betrokken en etaleerde meteen zijn politieke vaardigheden. Via zijn netwerk slaagde hij erin drie onbekwame generaals de laan uit te laten sturen. De vierde generaal volgde braaf zijn adviezen en Toulon werd heroverd. De naam Napoleon stond op de kaart.

De Franse Revolutie is gegroeid uit de Verlichting, zij brengt de filosofie van onder anderen Denis Diderot en Jean-Jacques Rousseau in de praktijk. Maar de revolutie ontspoorde bijna meteen: onder Robespierre had het bloed geen tijd om op te drogen. Frankrijk was op dat moment het belangrijkste land van Europa, maar de economie stortte in en de administratie was een chaos. De republikeinen vreesden de totale anarchie, zochten een sterke figuur die een staatsgreep zou kunnen plegen en dachten meteen aan Napoleon. Hij was zelf niet de architect van die staatsgreep op 9 november 1799, hij werd er naartoe gedirigeerd. Ze hoopten dat hij later braaf terug naar zijn kazerne zou keren; dat draaide enigszins anders uit.

Napoleon was een militair in hart en nieren, maar was hij ook een bekwaam politicus?

Op de Beeck: Ja. Op korte tijd voerde hij niet alleen in Frankrijk maar in grote delen van Europa een fundamentele modernisering van de organisatie van de maatschappij door. Hij hongerde naar macht en stelde daarmee de belangrijkste verworvenheden van de Franse Revolutie veilig. Net zoals alle politici was hij zowel opportunist als idealist.

Van Loo: Ook vandaag nog wordt Napoleon als redder des vaderlands en heiland beschreven, terwijl hij in de eerste plaats een uiterst dubbelzinnige figuur was. In alles was hij ambigu. Hij startte zijn carrière in Corsica, had de Franse nationaliteit en was lid van het Franse leger. Hij werd betaald door Frankrijk maar deed er tezelfdertijd alles aan om stokken in de wielen van zijn broodheer te steken. Hij wou in die beginjaren maar een ding: dat Corsica zich afscheurde van Frankrijk. Toen dat niet lukte, kreeg hij het aan de stok met zijn eilandgenoten en moest hij vluchten. In juni 1793 liet hij op 24-jarige leeftijd Corsica definitief achter zich en richtte zich op Frankrijk en op de revolutie: hij veranderde zijn naam van Napoleone Buonaparte in Napoleon Bonaparte en werd robespierrist. Maar ook weer niet té veel: net genoeg om even in de gevangenis te belanden, niet genoeg om op de guillotine te eindigen. Later werd hij absolutist en trok hij alle macht naar zich toe, tegelijkertijd was hij ook de man van de gelijkheid: het principe dat iedereen gelijk was voor de wet vormde het uitgangspunt voor zijn beroemde burgerlijk wetboek, de ‘Code civil’. Alleen stond hij toe dat rijke burgers zich konden vrijkopen van de dienstplicht. Sommigen waren dus iets gelijker dan anderen.

Waren zijn talloze oorlogen in de eerste plaats niet vooral ordinaire plundertochten?

Op de Beeck: In 1795 kreeg hij opdracht van de Republikeinse regering om in Noord-Italië de Oostenrijkse legers aan te vallen. Hij kreeg het armlastige zuidelijke Franse leger onder zijn bevel: de soldaten hadden amper schoenen en hun wapens waren versleten. Hij kreeg ook een vrijgeleide om Noord-Italië te plunderen. Toch werd die veldtocht meer dan een ordinaire strooptocht: voor het eerst liet hij zien tot wat hij als veldheer in staat was. In een paar weken tijd behaalde hij zes overwinningen. Zijn Italiaanse campagne was briljant: na een jaar had hij de leiding over het noorden van Italië, tot aan Rome. Hij toonde dat hij een land kon leiden.

Van Loo: Onder het voorwendsel dat ze de gedachten en idealen van de revolutie naar de rest van Europa exporteerden, hield het Franse leger in de eerste plaats plundertochten. Er zijn heuse heldenverhalen geschreven over de veroveringstocht van Napoleon in Italië, waar zijn ‘openbaar leven’ een aanvang nam. De slag bij Arcole in november 1796 is zo een legendarische veldslag. Typisch voor die Napeolontische oorlogen was dat ze vaak onwaarschijnlijk verliepen en dat de overwinningen meer dan eens een dubbeltje op hun kant waren. De man heeft ontzettend veel geluk gehad. Een paar keer was hij bijna dood. De slag bij Marengo in 1800 tegen de Oostenrijkers had zijn definitieve einde kunnen betekenen, maar op het laatste nippertje werd hij ontzet door verse troepen van generaal Desaix. Die overleefde de veldslag niet, en werd achteraf door Napoleon met roem overladen. Generaal Kellerman overleefde de slag wel en was minstens even belangrijk voor de overwinning, maar zijn bijdrage werd dan weer doodgezwegen.

Ondertussen verscheepte hij ladingen vol kunstschatten uit de veroverde gebieden naar Parijs?

Op de Beeck: Het Franse leger roofde geen Italiaanse huizen leeg om ze later met fakkels af te branden. Het plunderen verliep subtieler. Zo kreeg de hertog van Padua te horen: “We schatten uw fortuin op een miljoen florijnen, gelieve ons er daarvan 400.000 te bezorgen.” De hertog van Parma moest dan weer duizend paarden leveren en in Venetië werd een lading kunstwerken in beslag genomen. Napoleon wou niet dat zijn soldaten dorpen leegroofden. Niet uit menslievendheid, maar omdat hij de steun van de plaatselijke bevolking nodig had.

Van Loo: Napoleon zag de plunderingen liever niet, maar hij kon ze ook niet tegenhouden. Als het echt de spuigaten uitliep, werd iemand ‘pro forma’ geëxecuteerd, waarna het roven gewoon verder ging. Een aantal van Napoleons maarschalken, André Masséna op kop, nam trouwens het voortouw als het op ritselen en plunderen aankwam.

Was Napoleon een massamoordenaar?

Van Loo: Indirect, want hij heeft die mensen natuurlijk niet allemaal eigenhandig gedood. In tegenstelling tot een figuur als Hitler hing Napoleon geen totalitaire ideologie aan en beschouwde hij zijn tegenstrevers niet als minderwaardig. Hij was geen bloeddorstige Caligula, wel een antieke Caesar. Hij leidde een noodregering van een land dat altijd in oorlog was.

Op de Beeck: In die tijd werden geopolitieke conflicten opgelost met twee methodes: ofwel met een politiek huwelijk, ofwel met oorlog. Er bestonden geen Verenigde Naties en diplomatie stond in de kinderschoenen. Onder Napoleons bewind werden er in Frankrijk 2 miljoen mensen onder de wapens geroepen. 400.000 zijn gesneuveld, de meesten door ontbering en ziekte. 600.000 zijn vermist of nooit teruggekeerd uit krijgsgevangenschap. In totaal stierven dus 1 miljoen Fransen. Bij de tegenstanders waren dat er anderhalf miljoen. In de Dertigjarige Oorlog begin zeventiende eeuw vielen er in Europa 5 à 6 miljoen doden. Tijdens WO I sneuvelden 9 miljoen soldaten en 8 miljoen burgers. Dat zet het dodentol van 15 jaar Napoleon in het juiste perspectief.

Van Loo: Naast 2,5 miljoen soldaten, stierven ook heel wat burgers en die worden vaak vergeten. Recent Frans wetenschappelijk onderzoek schat het totaal aantal doden op 3,25 miljoen.

Op het slagveld kon Napoleon zijn mannetje staan; in de liefde was hij een mislukkeling.

Van Loo: Ja, hij was blind verliefd op zijn eerste vrouw Joséphine de Beauharnais. Later nuanceerde hij die verliefdheid: ‘Ik was amper 26 en wist niets van de wereld.’ Joséphine was een dame van losse zeden en bedroog hem waar hij bij stond. Tijdens zijn veldtocht in Italië smachtte hij naar haar en schreef haar smekende brieven. Maar ze kwam niet, want in Parijs had ze het te druk met in de armen liggen van andere mannen. Haar favoriete minnaar was Hippolyte Charles, een jonge luitenant. Na veel gezeur van Napoleon ging ze eindelijk overstag. Ze vertrok naar Italië, en nam haar minnaar en haar schoothondje mee. Na maanden vol verlangen naar zijn vrouw, moest Napoleon in zijn echtelijk bed eerst nog een strijd leveren om dat hondje eruit te krijgen. (lacht)

Op de Beeck: Joséphine was de vrouw van zijn leven. Zij heeft hem lang bedrogen, maar in een later stadium draaiden de rollen om en fladderde hij van de ene naar de andere minnares. Toch hielden die twee van elkaar. Joséphine was de enige die hij echt vertrouwde. Tijdens een veldtocht of op een ministerraad gedroeg hij zich totaal anders dan bij zijn geliefde Joséphine. Hij droeg dan een masker dat doorheen de jaren alleen maar grimmiger trekken kreeg.

Joséphine bleef kinderloos en de druk om voor een troonopvolger te zorgen, werd groot. Hij ging overal meevechten, wat hem bijzonder kwetsbaar maakte. Eén verdwaalde kogel en Frankrijk was zijn sterke man kwijt. Als keizer moést hij wel voor een opvolger zorgen; een keizerlijke dynastie was een garantie op ‘zekerheid’ voor het land. Zonder troonsopvolger dreigde na de dood van Napoleon terug de chaos en dat wilden de Fransen niet. Hij scheidde van Joséphine, niet omdat hij haar niet graag meer zag, maar omwille van die troonopvolger en omdat een nieuw huwelijk een interessante alliantie met een andere grootmacht opleverde. In 1810 hertrouwde hij met Marie-Louise van Oostenrijk, de dochter van de Oostenrijkse keizer. Op het moment dat Joséphine verdween, knakte er iets in hem en begon de definitieve aftakeling van zijn keizerrijk.

Tot vandaag geldt de Code civil als Napoleons grootste verwezenlijking. Terecht?

Van Loo: Het is een meesterwerk omdat het uniformiteit schept in een oerwoud aan lokaal verankerde spelregels die hun oorsprong hadden in de middeleeuwen. Napoleon goot de verklaring van de rechten (en de plichten) van de mens in een wetboek en maakte het werk van de revolutionairen af. Vervolgens voerde hij zijn Code civil in met de bajonet in de aanslag. Gewone stervelingen hadden in pakweg 1807 bitter weinig aan die Code civil. Mannen waren alleen goed als kanonnenvoer en de rest van de bevolking mocht belastingen betalen om zijn oorlogen te subsidiëren.

Op de Beeck: De Code civil is een monument, waarin Napoleon de gelijkheid tussen mensen in de samenleving betonneert. Alleen in de verhouding tussen mannen en vrouwen neemt hij afstand van die gelijkheid, wat veel zegt over zijn eigen moeilijke relatie met vrouwen. Bij echtscheiding krijgen mannen betere rechten dan vrouwen. Dat kan niet anders dan een gevolg zijn van de rancune die Napoleon voelde ten opzichte van Joséphine. Toch misprijs ik hem daarvoor niet. Want hij schatte zichzelf eerlijk in. Hij zei: ‘Ik ben groot in grote dingen en klein in het kleine.’

Bart Van Loo, Napoleon. De schaduw van de revolutie, De Bezige Bij

Johan Op de Beeck, Napoleon, deel 1: Van strateeg tot keizer, Manteau

Johan Op de Beeck, Napoleon, deel 2: Van keizer tot mythe, Manteau

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten