“Elke Malawiër snakt naar verandering”
Op 20 mei trekken de inwoners van het Oost-Afrikaanse Malawi, een van de armste landen ter wereld, naar de stembus. “In electorale tijden maken onze politici altijd grote beloftes, alleen vergeten ze de meeste in te lossen als ze aan de macht zijn.”
“U komt uit België?” De jonge agent aan de paspoortcontrole op de luchthaven van de hoofdstad Lilongwe lacht zijn tanden bloot, stempelt mijn paspoort af en vraagt bijna achteloos: “Kunt u me aan een ticket naar Brussel helpen?” Hij kijkt me recht in de ogen en de lach op zijn gezicht is verdwenen. “Nee, sorry”, antwoord ik verrast. Hij aarzelt even. “U hebt dan zeker ook geen twintig euro voor me?” Hij geeft me mijn paspoort terug en tovert opnieuw een stralende lach tevoorschijn. “Welcome to Malawi, Sir.”
De keurig gepoetste felblauwe Toyota Avanza van taxichauffeur Godfrey valt op tussen de roestige wrakken van zijn collega’s op de parking voor het luchthavengebouw. “Dit is mijn auto niet”, verontschuldigt hij zich bijna, terwijl hij onze koffers inlaadt. “Ik rijd in dienst van iemand anders.” Godfrey is blij met zijn uitheemse vrachtje, want veel passagiers had hij de laatste tijd niet te vervoeren. “Lilongwe is jammer genoeg geen toeristische topbestemming.”
Op weg van de luchthaven naar de stad kijkt de in een oranje kleed gehulde Malawische president Joyce Banda ons van op grote affiches nors aan. “Unity, equity, development”, staat in vette letters onder het logo van haar partij People’s Party (PP). “Vote for dr. Joyce Banda.” Gaat Godfrey op 20 mei stemmen? “Natuurlijk.” Weet hij al voor wie? “Ja, maar de stemming is geheim.”
Dynastie
Eind vorig jaar riep het Amerikaanse zakenblad Forbes de 64-jarige Joyce Banda uit tot de machtigste vrouw van Afrika. In april 2012 werd ze als bij toeval de tweede vrouwelijke president van het continent – Ellen Johnson Sirleaf ging haar in 2006 in Liberia als allereerste voor. Van mei 2009 af had Banda onder de toenmalige president Bingu wa Mutharika als vice-president gediend. Mutharika hield van ‘gespierd leiderschap’ en droomde van een ware dynastie. In de laatste maanden van zijn presidentschap zette hij alles in stelling om Joyce Banda te vervangen door zijn broer Peter. De functies van de vice-president werden uitgehold en een na een werden de poten van onder Banda’s stoel gezaagd. Het ultieme doel was om na de verkiezingen van 2014 de pensioengerechtigde Bingu te laten opvolgen door zijn zeven jaar jongere broer Peter. Het lot besliste anders: in april 2012 werd Bingu wa Mutharika geveld door een hartinfarct en automatisch opgevolgd door ‘zijn’ vice-president Joyce Banda. Zij verliet de Democratic Progressive Party (DPP) van de Mutharika-clan met slaande deuren en startte haar eigen partij.
Vandaag kijkt ook Peter Mutharika van op grote borden indringend naar de inwoners van Lilongwe. “Prosperity, justice, security”, prijkt naast het logo van de DPP, vier maïskolven op een blauwe achtergrond. De grimmige blik waarmee professor Peter Mutharika zijn potentiële kiezers aanstaart, lijkt niet veel goeds te beloven.
Cashgate
In mei 2012, een maand na haar aanstelling als president, kondigde Joyce Banda, of JB voor haar fans, aan dat ze het wettelijke verbod op homoseksualiteit wou afschaffen. De vele kerken en evangelische sektes in Malawi protesteerden hevig. In diezelfde maand verlaagde Banda haar eigen salaris en devalueerde ze de Malawische munt de kwacha met 33 procent. Die onverwachte devaluatie veroorzaakte paniek onder het rijkere deel van de bevolking dat aan het hamsteren sloeg, maar JB kreeg er schouderklopjes voor van het IMF. In juni 2012 haalde ze de Britse voormalige premier Tony Blair binnen als adviseur en verkocht ze de presidentiële vloot van 35 luxewagens die haar voorganger verzameld had. Ze kondigde ook aan dat ze de presidentiële jet ter waarde van 12 miljoen euro van de hand wou doen. De opbrengst zou dienen om voedsel te kopen voor hongerende Malawiërs. Een jaar nadat ze aan de macht gekomen was, kreeg Joyce Banda lof toegezwaaid van Westerse regeringsleiders voor haar rigoureuze monetaire beleid, van homoactivisten voor het stopzetten van de vervolging van homo’s en van het VN-voedselagentschap voor het terugdringen van de honger in haar land.
Joyce Banda leek goed op weg om in korte tijd niet alleen de machtigste vrouw van Afrika, maar ook een van de meest succesrijke politici van het continent te worden. Tot begin september 2013 een ambtenaar gearresteerd werd met miljoenen aan cash geld verborgen in zijn twee limousines. Een paar dagen later werd een aanslag gepleegd op een topambtenaar van financiën. De arrestatie en de aanslag mondden uit in een onderzoek dat een gigantische fraude blootlegde: een paar ministers uit Banda’s regering hadden samen met topambtenaren ruim 250 miljoen dollar uit de schatkist van het straatarme land geroofd. De president zelf leek van het zogenaamde Cashgate-schandaal niet op de hoogte te zijn. Maar in de nakende parlements- en presidentsverkiezingen speelt Cashgate nu wel de hoofdrol.
Wat vindt taxichauffeur Godfrey van die Cashgate-affaire? “Joyce Banda heeft dat hele schandaal zelf naar buiten gebracht”, antwoordt hij. “Malawi heeft in het verleden nog Cashgates gekend, maar die werden allemaal in de doofpot gestopt. JB heeft goed werk geleverd. Toen ze aan de macht kwam, dreigde er alweer hongersnood want de oogst was mislukt. Ze verkocht het presidentiële vliegtuig en kocht met de opbrengst maïs in buurland Zambia. Een deel daarvan deelt ze nu uit tijdens haar verkiezingscampagne. Ze komt naar elk boerengat, bezoekt elke oma en opa. De andere kandidaten doen dat niet.”
Is Godfrey toevallig lid van Banda’s People’s Party? Hij lacht. “Betrapt. Ik ga niet naar de politieke meetings. Ik moet zoveel mogelijk werken om geld te verdienen voor de studies van mijn zoon. Hij wil dokter worden. Als dat niet lukt, is mechanicus ook goed.”
Anglofiele dictator
Samuel Kalimira werkt als politiek journalist bij de commerciële nationale radio-omroep Matindi FM. We hebben afgesproken in een koffiehuis aan de rand van de stad. “De verkiezingen van 20 mei worden heel spannend”, zegt hij. “Elke Malawiër snakt naar verandering. Na Cashgate zijn veel burgers hun vertrouwen in de politiek kwijt. In verkiezingstijden maken onze politici altijd grote beloftes, alleen vergeten ze de meeste in te lossen als ze aan de macht zijn.”
Na decennia onder Brits bewind werd Malawi op 6 juli 1964 onafhankelijk. De eerste president Hastings Kamuzu Banda installeerde met zijn Malawi Congress Party (MCP) een eenpartijstaat. Hastings Banda had geneeskunde gestudeerd in Amerika en runde jarenlang een dokterspraktijk in Groot-Brittannië. “Hastings Banda is geen familie van JB”, zegt Samuel Kalimira. “Hij was een aartsconservatieve anglofiel, onderhield nauwe banden met het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime en was daardoor zeer geliefd bij veel Westerse leiders en zeker bij de Britten. Ze beschouwden Malawi als een baken van stabiliteit middenin het door communisten geïnfiltreerde Afrika. Tot op de dag van vandaag heeft Malawi een vrij goede wegeninfrastructuur. Die hebben we te danken aan de massale Westerse en Zuid-Afrikaanse steun die de oude Banda indertijd ontving.”
In 1971 riep Hastings Banda zichzelf uit tot president voor het leven. Kalimira: “Geen Westerling nam daar toen aanstoot aan. Maar in Malawi gedroeg hij zich als een échte dictator: politieke tegenstanders ‘verdwenen’, de gevangenissen zaten vol opposanten en de pers werd monddood gemaakt.”
In 1992 braken er opstanden uit tegen zijn repressieve beleid. Er werd gestaakt en betoogd. De inmiddels stokoude dictator reageerde met harde hand en gaf de politie bevel te schieten met scherp. Op 7 mei ’92 werden in de straten van Lilongwe veertig betogers koelbloedig afgeknald. Kalimira: “De bloederige onderdrukking van die protesten betekende het begin van het einde voor Banda. Onder zware internationale druk moest hij in ’93 een referendum over een meerpartijenstelsel in Malawi organiseren.”
Pluimstrijkers
De Malawiërs stemden massaal voor democratie en in maart 1994 vonden de eerste verkiezingen plaats. “We zijn erg verknocht geraakt aan onze democratische vrijheden”, zegt Samuel Kalimira. “Meer dan vijftig partijen doen nu mee aan de verkiezingen, maar slechts vier grote maken ook kans: de DDP van Peter Mutharika, de PP van JB, wijlen Hastings Banda’s MCP met als voorman de predikant Lazarus Chakwera en het United Democratic Front (UDF) van Austin Atupele Muluzi, de zoon van onze eerste democratisch verkozen president. We hebben een ‘winner takes it all’-systeem, wat wil zeggen dat de partij met de meeste stemmen de verkiezingen wint.”
Volgens Kalimira omringen de meeste Malawische politici zich met onbekwame mensen. “Joyce Banda startte vrij sterk maar bleek uiteindelijk niet de meest ideale president te zijn. Haar grote zwakte is haar inner circle. De pluimstrijkers in haar entourage praten haar naar de mond, leggen een mistgordijn aan en als ze niet kijkt, zitten ze met hun lange vingers in de kassa. Dat is tragisch voor een arm land als het onze. Voorlopig zie ik geen verbetering. Ons politiek personeel lijkt niet te beseffen hoe ernstig de situatie is en daar komt bij dat onze economie niets voorstelt. Tachtig procent van de Malawiërs zit onder of net op de armoedegrens. Tien procent houdt op het einde van de maand een habbekrats over en dan is er nog die kleine toplaag van rijken. Wij hebben geen middenklasse zoals jullie in het Westen, geen grote groep van mensen die genoeg verdient om de economie aan de praat te houden. Armoede is een vicieuze cirkel. De Malawiërs werken keihard, maar ze hebben geen geld om kunstmest of pesticiden te kopen, waardoor de oogst vaak om zeep gaat.”
The BeeHive
In het busstation van Lilongwe braken rijen aftandse bussen wolken roet uit. Chauffeurs claxonneren om ter hardst en proberen zo klanten te lokken. De ene straathandelaar verdringt de andere. “A bottle of coke?” “Do you need a battery for your mobile?”
De ‘luxebus’ van AXA Coach Services vertrekt pas naar de 370 kilometer verder gelegen stad Mzuzu als hij helemaal vol zit. Een oudere heer in pak en das stapt op. Hij installeert zich in het gangpad, haalt een beduimelde bijbel boven en begint aan een lange preek in het Chichewa. Wanneer hij religieuze liederen begint te zingen, valt een deel van de passagiers meerstemmig in.
Na twee uur wachten, is de bus eindelijk vol en duwt de chauffeur het gaspedaal in. Tijdens de reis naar Mzuzu toont het grote LCD-scherm vooraan een selectie evangelische videoclips. Hippe predikanten showen hun hagelwitte kostuums en kwelen vijf uur lang: “Hallelujah!”, “Praise the Lord!” en “Messiah!”
Het noordelijk gelegen Mzuzu, wat in het Chichewa zoveel wil zeggen als ‘muggengezoem’, is na de centrale hoofdstad Lilongwe en de commerciële stad Blantyre in het zuiden de derde grootste stad van Malawi en de snelst groeiende. In een chiquere buitenwijk bouwt de 45-jarige Brit Niall Dorey sinds 2003 aan de uitbouw van ‘zijn’ basisschool The BeeHive. “Tijdens mijn studies reisde ik door Afrika”, vertelt hij. “In Malawi bleef ik het langste hangen en maakte ik heel wat vrienden. Toen ik als onderwijzer in Engeland aan het werk was, raakte ik gedesillusioneerd. Ik gaf les in lagere scholen in Leeds, Bournemouth en York en werd er geconfronteerd met grote drugs- en opvoedingsproblemen.”
In 2000 reisde Dorey terug naar Malawi. “Ik wou hier een jaar als vrijwilliger les geven en zo verse zuurstof opdoen. Maar ik ontmoette mijn vrouw en bleef in Mzuzu hangen. Ik gaf les in een school die de reputatie had de beste van Malawi te zijn, terwijl de problemen er gigantisch waren. In elke klas zaten zeventig kinderen. Ik wou de Malawiërs tonen wat er mogelijk is en begon daarom met mijn eigen school: The BeeHive.”
Niall Dorey startte met les te geven aan acht leerlingen, vandaag lopen er bijna 190 kinderen school in uitstekend uitgeruste lokalen. “De grootste ellende vind je in de overheidsscholen”, zegt hij. “Het eerste wat de pas verkozen president in 1994 na de dictatuur besliste, was het basisonderwijs gratis maken voor iedereen. Dat klinkt goed, alleen waren er geen middelen. Sindsdien is er niets veranderd. Doordat er een acuut tekort aan onderwijzers is, mogen ook jongens en meisjes met enkel een middelbaar schooldiploma lesgeven. Zij staan voor klassen met meer dan honderd kinderen die bij gebrek aan meubilair op de grond zitten, ze hebben geen schoolbord en er is geen didactisch materiaal. De povere kwaliteit van het basisonderwijs beïnvloedt het hele schoolsysteem: de lat is serieus lager gelegd opdat kinderen nog naar het middelbaar en naar de universiteit zouden kunnen doorstromen. Er komen nu afgestudeerde leerkrachten bij mij solliciteren die hun gedachten amper fatsoenlijk kunnen verwoorden. Het is echt dramatisch, want er studeren ook dokters af die hun vak niet beheersen, waardoor patiënten sterven.”
Take the money and run
Is onderwijs een belangrijk thema bij de verkiezingen? Dorey: “Er wordt vooral gepraat over Joyce Banda en Cashgate. Malawiërs aanvaarden dat die corrupte ambtenaren en politici misschien niet gestraft zullen worden, toch zijn ze ervan overtuigd dat gerechtigheid zal geschieden. Ze geloven dat de mensen die rijk geworden zijn door in de staatskas te graaien, niet lang van dat geld zullen kunnen genieten, want ooit zullen ze sterven. Veel Malawiërs geven ook toe dat ze net hetzelfde gedaan zouden hebben: take the money and run. Wie ook maar een beetje macht heeft, vraagt corruptiegeld. De politie in de eerste plaats, waardoor dieven zich makkelijk kunnen vrijkopen. Het gevolg is dat de straat recht spreekt. Als mensen een dief vangen, necklacen ze hem: ze hangen een autoband rond zijn nek, gieten die vol benzine en steken hem in brand. Een ordinaire dief wordt door de straat terecht gesteld, terwijl diefstal van belastinggeld door ambtenaren en politici aanvaard wordt.”
Onderhandelingen met de Malawische overheid laat Niall Dorey liefst over aan zijn vrouw. “Als je iets van ambtenaren gedaan wil krijgen, geef je hen best wat ze vragen. Mijn vrouw kent de gevoeligheden en weet hoe het systeem ineen zit. Als ik onderhandel, word ik boos, en dat werkt contraproductief, want dan krijg ik helemaal niets meer gedaan. Ook al woon ik hier veertien jaar, toch blijf ik een ‘vreemdeling’. Ik ben geen Malawiër en zal het nooit worden. Maar ik tracht wel de cultuur zo goed mogelijk te begrijpen en ik ben blij dat ik aanvaard word door de locals.”
Achteruit in plaats van vooruit
Een tiental kilometer buiten Mzuzu ligt het dorp Lusangazi. Hier leven Humphrey en Miriam Chimaliro en hun kinderen Tahona, Junior, Uchize en Mahala. Humphrey is 34 en werkt als leraar aardrijkskunde en biologie aan de door Indische missionarissen gerunde Padre Pio Secondary School. Hij verdient er 35.000 kwacha of 64 euro per maand. De familie Chimaliro woont in een zelfgebouwd stenen huis. Bij gebrek aan cement ligt er gedroogde modder tussen de bakstenen. Het lekkende dak is van stro en de ramen zijn dichtgespijkerd met plastic. Elektriciteit en stromend water zijn er niet; het toilet is een gat in de grond. Miriam kookt de dagelijkse portie nsima, maïspap, op een houtvuur in het afdak achter het huis. Humphrey en Miriam hebben geluk dat ze eigenaar zijn van een vrij groot stuk land waarop ze maïs, zoete aardappelen en pompoenen verbouwen. Humphrey zorgt ook voor zijn vader en moeder die in het huis ernaast wonen. Vader Jonas komt de buitenlandse bezoekers groeten. De man is niet ouder dan 55 maar ziet er 70 uit. De gemiddelde levensverwachting is hier 58, naar Malawische normen is Jonas Chimaliro hoogbejaard.
Humphrey’s collega Bridget Banda is sociologe van opleiding, maar geeft fysica aan de Padre Pioschool. “Jonge Malawiërs die zoals ik aan de universiteit gestudeerd hebben, worstelen met een serieus probleem”, zegt ze. “Er zijn amper grote bedrijven die slechts een handvol jobs te verdelen hebben. De ontwikkeling van ons land gaat tergend traag. Soms lijkt het alsof we achteruit gaan in plaats van vooruit. Er is een grote pool van jonge mensen die met hun diploma niets kunnen aanvangen. In Zuid-Afrika zijn er nogal wat moderne mijnbedrijven die veel ingenieurs nodig hebben. In Malawi hebben we twee verouderde steenkoolmijnen. Dat is tragisch voor al die jonge mensen die nu voor ingenieur aan het studeren zijn. Buitenlanders investeren onvoldoende in ons land en dat heeft veel te maken met de belabberde kwaliteit van onze overheidsinstellingen. Slechts weinig internationale bedrijven hebben zin om hier nieuwe fabrieken te bouwen.”
Industrie
Humphrey neemt ons mee naar de plaatselijke industrie: de houtzagerijen. Op de weg van Lusangazi naar het vijf kilometer verder gelegen dorp Chibwaka liggen er drie: de eerste is in handen van Chinezen, de tweede van Indiërs en de derde is een Malawische. Van de Indische ploegbaas van Select Sawmills mogen we even rondneuzen. Een oudere Malawische opzichter biedt ons een rondleiding aan. “Dertig mensen zagen hier driehonderd bomen per dag tot planken”, zegt hij. Hijzelf werkt nu zijn twaalfde jaar bij de Indiërs, daarvoor werkte hij twaalf jaar op de Malawische houtzagerij. “Mijn bazen zijn alleen geïnteresseerd in winst”, zegt hij als we buiten gehoorsafstand van de Indische ploegbaas staan. “Ze beknibbelen voortdurend op onze lonen. Wie daartegen durft te protesteren, krijgt te horen dat hij mag ophoepelen. Er is geen ander werk, dus houdt iedereen zijn mond.”
In de wijde omgeving rond Lusangazi en Chibwaka zijn hectaren bomen gekapt. Wat ooit primair woud was, is met de grond gelijk gemaakt. “De Indiërs hebben een concessie van het ministerie van Bosbeheer”, zegt de opzichter. “Wat gekapt wordt, moet in principe weer aangeplant worden.” Gebeurt dat ook? De man grijnst. “Als we ooit eens tijd hebben.”
Tekst: © Jan Stevens
Foto’s: © Veerle Van Hoey