“Wij staan aan de kant van de slachtoffers”

Vorige week stemde de Kamer een nieuwe asbestwet waardoor ‘milieuslachtoffers’ voortaan evenveel beroep op het Asbestfonds kunnen doen als ‘beroepszieken’. In ruil mogen ze nooit nog een asbestbedrijf voor de rechter slepen. Komt de wet alle slachtoffers ten goede of is het een knieval voor de asbestindustrie?

 

Senator Dalila Douifi (sp.a) is trots op de nieuwe asbestwet. Samen met haar collega Philippe Mahoux (PS) sluisde ze na jaren van moeizaam onderhandelen in december 2013 eindelijk een wetsvoorstel door de commissie Sociale Zaken van de Senaat. ‘Ons voorstel past de bestaande Programmawet uit 2006 aan zodat zowel beroeps- als omgevingsslachtoffers recht krijgen op gelijke vergoedingen’, zegt ze. ‘Jaren geleden waren mensen zich niet bewust van de gevaren van asbest. In Kapelle-op-den-bos speelden kinderen op het domein van het toen in asbestproducten gespecialiseerde Eternit. Er gebeurden onbewust afschuwelijke dingen waarvan de gevolgen pas een kwart eeuw later duidelijk werden.’

‘Een kwart eeuw later’ is hier en nu, blijkt uit cijfers van het in 2007 als onderdeel van het Fonds voor Beroepsziekten opgerichte Asbestfonds. Dat fonds betaalt vergoedingen uit aan mensen die aan mesothelioom (longvlieskanker) of asbestose (stoflong) leiden, twee ziektes die uitsluitend door asbest veroorzaakt worden. De voorbije jaren stierven jaarlijks gemiddeld 112 mensen aan de gevolgen van longvlieskanker, maar in 2013 steeg dat aantal spectaculair tot 202. De echte piek wordt verwacht rond 2020. De voorbije twintig jaar overleden 10.000 mensen die in de asbest gewerkt hebben aan een ‘beroepsziekte’. Het totale aantal omgevingsslachtoffers is niet bekend.

‘Mensen die niet op een bedrijf als Eternit gewerkt hadden maar toch door asbest ziek werden, hadden niet dezelfde rechten als beroepsslachtoffers’, zegt Douifi. ‘Erkende milieuslachtoffers met longvlieskanker kregen wel een maandelijkse vergoeding uit het Asbestfonds van ongeveer 1.600 euro en na hun overlijden kregen de nabestaanden ook een eenmalige vergoeding tot 34.000 euro, maar ze hadden geen recht op terugbetaling van het remgeld voor hun ziektekosten en kregen ook geen hulp van derden terugbetaald. De nieuwe wet werkt die discriminatie weg en bezorgt milieuslachtoffers financieel comfort in een moeilijke periode. We hebben er lang over gediscussieerd , maar we zijn eruit geraakt door de mogelijkheid uit te sluiten dat slachtoffers die van het Asbestfonds gebruik maken nog een gerechtelijke procedure tegen een bedrijf kunnen starten.’

 

Muur van beton

‘Ik snap niet waarom Dalila Douifi en andere collega’s zich zo door grote bedrijven hebben laten intimideren’, sakkert senator Louis Ide (N-VA). ‘Met dat procedeerverbod voor slachtoffers hebben ze hun kar 180 graden gekeerd.’

Stond Louis Ide samen met zijn toenmalige sp.a-collega Marleen Temmerman in 2011 dan niet zelf aan de basis van deze nieuwe wet? ‘Wij hebben toen het initiatief genomen om de bestaande asbestwetgeving te verbeteren’, antwoordt hij. ‘Naast de gelijkschakeling van beroeps- en milieuslachtoffers wilden we ook het principe van “de vervuiler betaalt” invoeren. Het Asbestfonds wordt gefinancierd door de overheid en de werkgevers. Alle kmo’s en grote ondernemingen storten via hun sociale bijdragen verhoudingsgewijze evenveel. Wij stelden voor om bedrijven die asbest geproduceerd hadden, meer te laten bijdragen. Zowel de vakbonden als de werkgeversorganisaties verzetten zich daartegen. Er werd met grote woorden geschermd: het sociale evenwicht zou in het gedrang komen, en de werkgevers zouden wel eens heel de financiering van het Asbestfonds in vraag kunnen stellen. We botsten op een muur van beton.”

Ide en Temmerman lieten “de vervuiler betaalt” vallen en dienden een nieuw voorstel in. ‘Waar we niet vanaf wilden stappen en wat nu wel gesneuveld is, was de mogelijkheid voor slachtoffers om asbestbedrijven voor de rechter te brengen. Wie centen van het Asbestfonds krijgt, moet nog altijd het recht hebben om naar de rechtbank te stappen. Ik kan me voorstellen dat veel mensen daar geen energie voor hebben. Maar een aantal zal dat wél willen doen waardoor de druk op de vervuilers toeneemt.’

 

Oorzakelijk verband

‘Ik begrijp de ergernis van Louis Ide’, zegt Dalila Douifi. ‘Maar als slachtoffers hadden kunnen blijven procederen, waren de werkgevers gegarandeerd uit het Asbestfonds gestapt. Nadat Ide en Temmerman in 2011 hun wetsvoorstel indienden, is er een rist aan hoorzittingen op gang gekomen. Dat heeft veel te lang geduurd. Toen Marleen Temmerman de politiek vaarwel zei, heb ik dat dossier overgenomen. Asbest heeft een verschrikkelijke ravage aangericht en ik wil niets afdingen op de verpletterende verantwoordelijkheid van de asbestindustrie, maar een milieuslachtoffer heeft er geen boodschap aan te weten waar hij ooit aan asbest is blootgesteld. Procedures voor de rechtbank slepen jaren aan en leveren enkel iets op als je een oorzakelijk verband kunt aantonen tussen de ziekte en de plaats waar je die hebt opgelopen. Zoveel jaar na datum is dat bijzonder moeilijk.’

Komen de asbestbedrijven er dan nu niet goedkoop van af? ‘Misschien. Maar als de werkgevers hun bijdragen voor het Asbestfonds niet meer betalen, is er geen geld. Wij willen dat fonds niet in het gedrang brengen, want wij staan aan de kant van de slachtoffers.’

 

Jonckheere

Aan de basis voor het procedureverbod voor asbestslachtoffers ligt het proces dat de familie Jonckheere aanspande tegen Eternit. De Jonckheeres zijn de enige Belgen die tot hiertoe een rechtszaak tegen een asbestbedrijf aandurfden. ‘We hebben ons proces in 2011 in eerste aanleg gewonnen’, zegt Eric Jonckheere, die ook voorzitter is van Abeva, de vereniging van asbestslachtoffers. ‘Eternit moet ons voor de dood van mijn moeder 260.000 euro schadevergoeding betalen, maar ze zijn in beroep gegaan. Dat komt vermoedelijk in 2015 voor.’

De familie Jonckheere woonde vlakbij de fabriek van Eternit in Kapelle-op-den-Bos. Erics vader was er ingenieur en stierf in 1987. Zijn moeder overleed in 2000, één broer in 2003 en een andere broer in 2009. Allemaal aan longvlieskanker.

‘De nieuwe wet beschermt de vervuilers tegen gerechtszaken’, zegt Eric. ‘Eternit is zowel in Brussel als in Turijn veroordeeld omdat ze al sinds de jaren vijftig en zestig wisten dat asbest gevaarlijk was, maar toch alles op alles zetten om het te kunnen blijven gebruiken. 95% van de totale asbestproductie in België kwam van Eternit en ze moeten verhoudingsgewijs maar evenveel bijdragen aan het Asbestfonds als de bakker om de hoek. Dat is toch te gek voor woorden?’

 

Paniek

Ann-Marie Morel is longarts in de Sint-Jozefkliniek in Bornem en Willebroek en heeft een privépraktijk in Londerzeel. Ze werkt middenin het asbestepicentrum van Vlaanderen, ‘tussen Eternit en de voormalige Boelwerf in Temse’. Ze krijgt steeds meer patiënten met een aan asbest gerelateerde ziekte over de vloer. ‘De latentieperiode, de tijd die verloopt tussen het contact met asbest en de start van de ziekte, schommelt tussen dertig en veertig jaar. Wie nu ziek wordt, is met asbest in contact gekomen op een moment dat het gebruik ervan niet verboden was. De meeste van die patiënten zijn zestigers. Sommigen werkten bij Eternit, anderen niet. Het uitschudden van een bestofte overall kon al volstaan om asbest te inhaleren.’

Is er angst in Londerzeel en omstreken? ‘Een angstpsychose hangt er niet, maar patiënten uit de streek denken wel spontaan aan mesothelioom als ik tijdens een consultatie zeg: “Er is vocht op uw long, we moeten checken of er iets mis is met het longvlies.” Ze kennen allemaal wel mensen die daaraan gestorven zijn. Ik heb al een paar keer jonge koppels op consultatie gekregen die in paniek zijn omdat ze bij de verbouwing van hun pas gekochte huis met asbest in aanraking gekomen zijn.’

Ann-Marie Morel stoort zich aan de trage werking van het Asbestfonds. ‘Voor veel patiënten is de erkenning als asbestslachtoffer zeer belangrijk. Maar het duurt te lang eer mensen erkend worden en een uitkering krijgen. Voor één van mijn patiënten lag ik maandenlang met het fonds in discussie of die mevrouw nu wel of niet mesothelioom had. Uiteindelijk gaven ze toe. Drie weken later is ze gestorven, maar vlak na haar dood trokken ze de eerdere beslissing in. De weduwnaar van die mevrouw ligt nu met het Asbestfonds in proces. Ze lijken echt niet te beseffen wat voor een druk ze zo op de schouders van patiënten leggen.’

 

 

 

‘Iedereen denkt: “Hij staat niet goed opgeschreven”’’

 

Gilbert De Leenheer (63) woont in Kapelle-op-den-Bos. 38 jaar lang werkte hij als arbeider bij Eternit. In 2005 ging hij met pensioen. In juni 2013 kreeg hij de diagnose mesothelioom.

 

‘Ik heb altijd graag bij Eternit gewerkt. De eerste jaren maakte ik vormen voor luchtkokers voor de cités van Charleroi, Gent en Antwerpen. Nu worden die dingen in metaal gefabriceerd, maar in die tijd was dat in asbest. Niemand wist toen hoe gevaarlijk dat goedje was, dat besef is pas achteraf gekomen, toen mensen ongeneeslijk ziek werden. Ik denk dat ze in de jaren zeventig al een vermoeden hadden dat er toch iets mis mee was, maar niet dat het zo schadelijk is. Later werkte ik als metser en nog later in de productie. Wij stonden aan de lijn, de zuigers pakten de op maat gezaagde asbestplaten op en legden ze op de stapel. Jarenlang werkte ik dag in, dag uit in het asbeststof. We aten onze boterhammen vlak bij onze werkplek. Een uur nadat we de tafel afgekuist hadden, konden we onze naam opnieuw in het stof schrijven.

Toen ik in 2005 met pensioen ging, voelde ik me kerngezond. Maar vorig jaar in juni ging het mis. Ik was een stuk van de gevel van ons huis aan het voegen en van het ene op het andere moment had ik geen adem meer. “Ga naar de dokter”, zei mijn vrouw. Ik voelde me ook al een tijd moe en dacht aan een bronchitis of een verkoudheid. De huisdokter hoorde geruis op mijn longen. Ik werd doorverwezen naar de longarts in Mechelen. Die liet een scan maken. Toen viel het verdict: mesothelioom of longvlieskanker. De dokter zei het recht op de man af. Dat kwam keihard aan.

Veertien dagen later werd ik geopereerd. Om te vermijden dat ik om de drie weken het water uit mijn longen zou moeten laten aftappen, hebben ze er talkpoeder rond gespoten waardoor het longvlies nog een beetje kan functioneren. Drie weken later kreeg ik de eerste van vier zware chemobehandelingen. Van de twee laatste was ik erg ziek en viel ik 17 kilo af. Nu is mijn toestand stabiel. Ik kan niet zeggen dat het goed is, want die ziekte is er en gaat niet meer weg. De dokter heeft geen prognose gemaakt over hoe lang ik nog heb. Ik heb geluk gehad dat mijn lichaam de chemo heeft willen accepteren. Want als dat niet gebeurd was, stopte het verhaal meteen. Op 21 maart moet ik terug onder de scanner. In tussentijd hoef ik geen therapieën te volgen. Sinds juli komt er wel een kinesist langs, want na de eerste chemokuur kon ik bijna niet meer stappen. Ik heb een tijd hier beneden in bed gelegen omdat ik de trap niet meer op kon. Dankzij de kine gaat het beter, maar als ik een paar honderd meter wandel, krijg ik krampen en moet ik rusten.

Ik heb geen contact meer met mensen van Eternit, behalve met één goede werkmakker van vroeger. Af en toe komt hij langs en dan vertelt hij wat er veranderd is en hoe het de andere collega’s vergaat. Voor de rest komt niemand me vragen hoe het met me gaat. Dat doet pijn, want ik was altijd het trekpaard en ik werkte hard.

Ziektes veroorzaakt door asbest zijn een groot probleem in Kapelle-op-den-Bos en volgens mijn longarts zal dat alleen maar verergeren. Ook mensen die nooit bij Eternit gewerkt hebben, worden ziek. Hier staan heel wat huizen die opgetrokken zijn uit asbestmateriaal. Venstertabletten, dakpannen, verluchtingspijpen, rioleringsbuizen… allemaal Eternit. Kapelle-op-den-Bos is gebouwd met Eternit.

Of ik boos ben op dat bedrijf? Nee, Eternit is altijd een goede werkgever geweest. Ik moest nooit wachten op mijn centen. Het is spijtig dat ik die ziekte nu moet krijgen. Na mijn diagnose zocht mijn dochter ‘mesothelioom’ op internet op. Daarvoor hadden we nooit bij longvlieskanker stilgestaan. Wist ik veel dat die ziekte een gevolg was van asbest. Daar werd door iedereen zedig over gezwegen, zowel door mensen van het bedrijf als door mensen van de vakbond. Want er zijn nog collega’s aan gestorven, oudere en jongere. Nooit werd iets over mesothelioom gezegd. Er werd over gezwegen omdat Eternit uitstekende lonen betaalde. Ik wil het bedrijf niet slecht maken, maar ik zit nu wel met longvlieskanker.

Mijn ziekte heeft ons gezin danig dooreen geschud. Mijn vrouw heeft de dingen goed aangepakt, maar het is toch een zware dobber. Iedereen uit mijn familie denkt ook altijd het allerergste: “Hij staat niet goed opgeschreven.” Terwijl ik misschien toch nog een paar jaar te leven heb als alles meewil. Er zijn nog twee studerende kinderen thuis. Ik heb gelukkig een hospitalisatieverzekering, want van het Asbestfonds hebben we tot hiertoe geen cent gezien. Een buurman die ook mesothelioom heeft, had me gewaarschuwd dat zo’n aanvraag maanden kon duren. “Reken er maar op dat het pas in april in orde zal zijn.” De papierwinkel is enorm en om de formulieren nog maar te kunnen begrijpen, moet je hogere studies achter de rug hebben. Mijn jongste zoon heeft dat Asbestfonds flink achter de veren gezeten. Vorige week hebben ze ons eindelijk laten weten dat de goedkeuring onderweg is.’

 

 

 

‘Mijn kleinkinderen zal ik nooit verder naar school zien gaan’

 

Jeannine De Wachter (58) woont in Londerzeel. Ze heeft nooit een voet in de fabriek van Eternit gezet. Eind april 2013 kreeg ze de diagnose mesothelioom. Ze is als omgevingsslachtoffer erkend door het Asbestfonds.

 

Op 23 april voelde ik een zwelling vlak onder mijn borst. Ik was nog nooit ernstig ziek geweest en ik liep de deur van de dokter niet plat, maar dat verontrustte me wel. De huisarts stuurde me meteen naar de radioloog. Ik ging onder de scanner en kreeg de diagnose longvlieskanker. Dat was een gigantische schok.

Ik ben opgegroeid in Londerzeel. Mijn vader had het huis verbouwd met asbestplaten. Als er opnieuw behangen moest worden, schraapte ik het oud papier van de muren. Heb ik het zo gekregen? Ik trouwde en we kochten en renoveerden een huis in Leest. Aan de overkant van de vaart lag de fabriek van Eternit. Ben ik daar besmet geraakt? Na mijn scheiding verhuisde ik met mijn twee dochters naar Kapelle-op-den-Bos, en nog later naar hier in Londerzeel.

De voorbije twintig jaar ben ik nooit op reis geweest. In mei wou ik samen met een van mijn dochters eindelijk nog eens op vakantie naar Curaçao. We hadden onze vliegtuigtickets betaald en alles geregeld, en toen kwam dat verdict. We hebben de reis geannuleerd en in juni ben ik gestart met chemo. Die maakte me misselijk en moe, dagenlang kwam ik niet uit de zetel. Ik kan niet zeggen dat het ondraaglijk was, maar het was een zeer onaangenaam gevoel, het leek alsof mijn lichaam werd opgeblazen. Na de chemo kreeg ik bestraling. Een nieuwe chemokuur zag ik niet meer zitten. Ik zei tegen de longarts: “Wat kan chemo mij nog helpen?” Bij de diagnose had zij gezegd: “Ik heb geen glazen bol, maar je hebt maximum nog drie jaar.” Wat voor een verschil maakt die chemo dan nog? De dokter vindt levenskwaliteit nu het belangrijkste en dat vind ik ook. De resterende tijd wil ik goed doorbrengen met mijn kinderen en drie kleinkinderen.

Mijn kinderen lopen ook risico, ja. Ze hebben aan de dokter gevraagd: “Kunnen we ons laten testen?” Dat kan dus niet. Als het asbest er is, zit het jarenlang stil te wachten tot het begint te woekeren. In het begin was ik kwaad op Eternit. En angstig en verdrietig. Maar dat helpt allemaal niet.

Van mijn 18 jaar tot mijn 58 heb ik gewerkt. Tot ik ziek werd. Gelukkig heb ik een fantastische werkgever die me niet heeft laten vallen. Na mijn scheiding heb ik mijn dochters alleen opgevoed. Ze hebben gestudeerd en kregen alle kansen. Ze zijn het huis uit gegaan, en dan heb ik jarenlang voor mijn ouders gezorgd. ‘s Morgens voor en ’s avonds na het werk sprong ik bij hen binnen. Mijn vader is gestorven in 2007, mijn moeder drie jaar later. Dat was erg moeilijk, omdat ik heel close met haar was. Anderhalf jaar later besloot ik: tijd voor een herstart. Ik heb mijn living opnieuw behangen en nieuwe meubeltjes gekocht. Een paar maanden lang had ik het gevoel: nu is mijn tijd gekomen. Lang heeft dat niet geduurd.

Ik was heel actief en ben nu kortademig en moet na elk dom karweitje een uur rusten. Als ik de afwas doe, brandt het in mijn schouder en moet ik gaan zitten. Ik wou na mijn pensioen ervoor zorgen dat mijn kinderen me nooit zouden moeten opvangen, en ik was vast van plan om voor mijn tachtigste niet hulpbehoevend te worden. Nu moet ik daar meer dan twintig jaar eerder al over nadenken. Vorige week vroeg mijn oudste dochter me: “Mama, ik vind het verschrikkelijk, maar heb je al nagedacht over euthanasie?” Dat was zo onwezenlijk. Ik zei: “Ja, ik heb het er met de dokter over gehad.” Ik zal zelf voelen wanneer het zover is. Met die pijn in mijn schouder neem ik nu meer pijnstillers dan voordien. Op termijn wordt dat morfine en extra zuurstof. Ik ken het scenario dat me te wachten staat. De dokter en mijn kennissen noemen me een sterke madam, maar tegen die kanker haal ik het niet. Ik heb al op papier gezet wat er moet gebeuren als het zover is. “Geef je me nog drie maanden?”, vroeg ik de laatste keer aan de dokter. “Zoals je toestand nu is, wel”, zei ze. “Maar ik kan je niets garanderen.” Heb ik nog een half jaar of een jaar? Niemand die het weet.

Ik heb nooit contact met Eternit gezocht. Ik wil mijn energie daar niet in stoppen. Ik concentreer me liever op positieve dingen: met de kinderen op restaurant gaan, of naar een voorstelling van Cirque du Soleil. Al heb ik dan telkens drie dagen nodig om te recupereren. En ik wil me nog nuttig maken door mee te werken aan onderzoeken naar nieuwe middelen voor de behandeling van mesothelioom, niet voor mezelf maar voor toekomstige patiënten en zo misschien zelfs voor mijn kinderen.

Mijn kleinkinderen zal ik nooit verder naar school zien gaan. Ik zal nooit hun eerste liefjes ontmoeten. Het enige wat rest, is een beetje goed leven en genieten van mijn familie.

Ik ben bang voor de dood. Er zijn dagen dat ik ermee bezig ben, maar ook dagen dat het nog ver weg lijkt. Soms heb ik het gevoel dat ik in een film zet en dat dit mij niet echt overkomt. Zolang je hoop hebt dat je kunt genezen, heb je moed en kun je vechten. Ik kan niet genezen. Dus heb ik geen toekomst meer en minder moed. Er is geen hoop. Dat is het ergste. Ik probeer nu ook te vechten, maar het heeft weinig zin. Ik probeer van mijn kleinkinderen, mijn kinderen en van mijn boeken te genieten. Meer is er niet.’

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten