“De grens tussen genialiteit en waanzin is flinterdun”

De vader van onze kersverse Nobelprijswinnaar François Englert was dokter, zijn 87-jarige broer is een vermaard cardioloog en zijn neef werkt als gynaecoloog. Maakt een mens meer kans op de Nobelprijs als hij uit een familie van bollebozen stamt?

 

“Intelligentie is voor 88% erfelijk”, zegt de bekende Nederlandse hersenspecialist Dick Swaab. “Het is dus verstandig om naar het IQ van je toekomstige partner te informeren of om als baby de juiste ouders te kiezen.” Een gouden raad die de briljante Amerikaanse economieprofessor Robert Akerlof alvast ter harte genomen lijkt te hebben, want hij is de zoon van Nobelprijswinnaar economie George Akerlof en van Janet Yellen, eveneens economieprofessor én pas benoemde opvolgster van Fed-voorzitter Ben Bernanke.

Wetenschappelijk onderzoeker Jiska Peper van het Brain and Development Lab van de universiteit van Leiden is het niet helemaal met Dick Swaab eens. “Hij overschat erfelijkheid en onderschat omgevingsfactoren”, zegt ze. “Het is sowieso een heikele kwestie om exact te bepalen wat het meeste invloed op iemands intelligentie heeft: de genen of het milieu. Want intelligente ouders zoeken vanzelf prikkelende omgevingen op waar hun kinderen van profiteren. Zo zal een vader die zelf veel leest zijn zoon of dochter ook meenemen naar de bibliotheek.”

 

Geniale waanzin

Volgens Dick Swaab hebben hoogbegaafde mensen zoals fysicus François Englert alvast één bijzondere eigenschap die hen radicaal van anderen onderscheidt: hun vermogen om uiterst creatief te zijn. “Superintelligente mensen zijn in staat om vrij gemakkelijk gloednieuwe ideeën te vormen. Die krijgen ze doordat ze in hun hersenen onverwachte verbindingen kunnen maken tussen verse informatie en kennis die er al jaren opgeslagen ligt. In ons brein zit een filter die bepaalt welke binnenkomende informatie gearchiveerd zal worden. Die filter kan voor verrassende connecties tussen nieuwe en geklasseerde kennis zorgen, maar kan er ook verantwoordelijk voor zijn dat je op tilt slaat omdat je teveel informatie te verwerken krijgt.”

Swaab definieert creativiteit als het op een verrassende manier combineren van nieuwe met oude kennis in ons hoofd. “De filter in onze hersenen vermijdt dat heel dat fenomeen uit de hand loopt en focust zich daarom bij de meeste mensen op een beperkt deel van de overvloed aan inkomende en bestaande informatie. Als jij in je brein een filter hebt die minder strikt en dwingend is, beschik je over meer mogelijkheden dan je medemensen om onverwachte verbindingen te leggen. Alleen riskeer je dan ook dat het mis gaat, want de grens tussen genialiteit en waanzin is flinterdun. Hoe slimmer je bent, hoe hoger de kans op psychische problemen. Vraag dat maar aan John Forbes Nash Jr.”

Toen in het najaar van 1994 in de Amerikaanse kranten de eerste foto’s van de kersverse Nobelprijswinnaar economie John Forbes Nash Jr. afgedrukt stonden, verslikten heel wat docenten en studenten van de universiteit van Princeton zich in hun ochtendkoffie. Want de man leek als twee druppels water op die oude, eenzame zonderling die al jaren doelloos op de campus rondhing en er vaak urenlang op een bankje in de tuin voor zich uit zat te staren. De studenten van de wiskundefaculteit herkenden dan weer de bejaarde zielenpoot die op onbewaakte momenten ingewikkelde wiskundige formules op het bord in de aula stond te krabbelen. John Forbes Nash Jr. kreeg in ’94 de Nobelprijs economie nochtans terecht voor zijn dissertatie uit 1950 over de speltheorie, de mathematische benadering en analyse van hoe mensen beslissingen nemen. Een jaar na zijn doctoraal, in 1951, kreeg de briljante wiskundige van amper 23 een topjob aan het vermaarde Massachusetts Institute of Technology aangeboden. In de jaren die daarop volgden toverde Nash de ene na de andere wiskundige vondst tevoorschijn en publiceerde hij het ene belangwekkende wetenschappelijke artikel na het andere. Tot hij in het voorjaar van 1958 begon te flippen en uiteindelijk compleet paranoïde in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen werd. De diagnose luidde: schizofrenie, waarna hij meer dan twintig jaar lang bijna ononderbroken in klinieken doorbracht.

 

Slimme pubers

Jiska Peper voert samen met haar collega’s van het Brain and Development Lab onder andere onderzoek naar creativiteit bij pubers. “De theorie van Dick Swaab over de link tussen hoogbegaafdheid en creativiteit snijdt hout”, zegt ze. “Alleen zijn niet alle creatieve mensen per definitie hoogbegaafd. Er is in de VS al heel wat research verricht naar de groei van de hersenen bij jongeren, maar ons grootschalig onderzoek naar de relatie tussen creativiteit en de werking van het brein bij pubers is uniek in de wereld.”

Een van de conclusies van het Lab is dat pubers creatiever zijn dan volwassenen. Jiska Peper: “Pubers en adolescenten zijn beduidend sterker in het vinden van creatieve oplossingen dan volwassenen. Tijdens hun groei naar volwassenheid, raken pubers die creativiteit kwijt. Je kunt het vergelijken met iemand die jarenlang door hetzelfde bos wandelt: de paden die hij vaak gebruikt, kent hij na verloop van tijd als zijn broekzak. Pubers zijn volop bezig met het verkennen van alle verborgen wegen, waardoor ze vanzelf meer out of the box denken. Volwassenen vliegen meestal op automatische piloot en houden zich strikt aan de bekende platgetreden paden. We kunnen dat mechanisme ook terugvinden in de hersenverbindingen bij mensen. De verbindingen die ze veel gebruiken, worden alsmaar sterker en degene die niet gebruikt worden, sterven af.”

Door routine te kweken, raken we onze creativiteit kwijt? “Precies. Wie na de puberteit creatief wil blijven en zijn intelligentie op peil wil houden, zoekt dus best voortdurend zoveel mogelijk nieuwe omgevingen op. Alleen zo kun je jezelf blijven prikkelen.”

 

Testosteron

Jiska Peper focust zich in haar onderzoek ook op de relatie tussen hormonen en de ontwikkeling van de hersenen. “Testosteron is zeer belangrijk voor ons brein. Veel mensen associëren het met agressie en machismo, maar testosteron zorgt ook voor versnelde hersenontwikkeling. Wie te weinig testosteron aanmaakt, is van nature te voorzichtig en neemt te weinig risico’s. Een extra dosis kan er voor zorgen dat mensen iets meer durven en daardoor ook intellectueel beter presteren. De natuurlijke aanmaak van testosteron zorgt er bij jongens alvast voor dat ze meer experimenteren dan meisjes; tezelfdertijd vind je bij jongens meer ‘talent’ dan bij meisjes.”

Meisjes presteren toch beter op school? “Ze zijn ernstiger dan jongens, wat niet wil zeggen dat ze slimmer zijn. Er speelt een ‘generatie-effect’: de voorbije veertig jaar zijn meisjes zich steeds sneller beginnen ontwikkelen, terwijl jongens stagneerden.”

Wie creatiever én slimmer wil worden, dient zichzelf dus best een extra shot testosteron toe? Jiska Peper knikt. “Daar wordt nu volop mee geëxperimenteerd. Kleine dosissen testosteron zorgen er op korte termijn voor dat reactietijden van mensen omhoog gaan, versterken hun aandacht en versnellen hun denkproces. Wat het effect van gebruik van extra testosteron op lange termijn is, moet nog onderzocht worden.”

 

Einstein brain

Waar in de hersenen situeert zich het genie? Dat was een vraag waar ook de Amerikaanse patholoog-anatoom Thomas Harvey begin jaren vijftig van wakker lag. Toen hij in april 1955 opgeroepen werd om op de pas overleden Albert Einstein een autopsie uit te voeren, kon hij niet aan de verleiding weerstaan om de hersenen van ’s werelds grootste slimmerik mee naar huis te nemen. Hij sneed ze in fijne plakjes, stopte ze in twee weckglazen en zette die op de schouw. Harvey geloofde dat Einsteins genie terug te vinden moest zijn in een aantal duidelijk herkenbare eigenschappen van ’s mans brein. Hij was vast van plan het ooit aan een nauwgezet onderzoek te onderwerpen, maar om allerlei redenen kwam dat er nooit van. De hersenen decoreerden zijn woonkamer tot in 1994, in dat jaar wist een journalist de hoogbejaarde patholoog ervan te overtuigen het brein aan Einsteins kleindochter te schenken. Volgens Dick Swaab had nauwgezet onderzoek van Einsteins brein Thomas Harvey niet veel wijsheid opgeleverd. “Het vermogen om buitengewoon creatief en bijgevolg geniaal te zijn, situeert zich niet op een welbepaalde plek in de hersenen”, zegt hij. “Het berust op een samenwerking tussen veel hersendelen. De filter die de instroom aan nieuwe kennis in goede banen moet leiden, heeft wel twee vaste plaatsen: in de thalamus, het centrale verbindingsstation in de hersenen, en in de prefrontale cortex, het voorste gebied in de hersenen.”

Zijn er hulpmiddelen om die filter uit te schakelen om zo de creativiteit en genialiteit van doorsnee stervelingen tot ongekende hoogten te stuwen? Dick Swaab: “Sommigen gebruiken daar alcohol voor. Er zijn kunstenaars die het meest creatief zijn als ze een glas ophebben, maar op langere termijn bewijzen ze hun hersenen daar natuurlijk geen dienst mee. Wetenschappers nemen in normale omstandigheden geen toevlucht tot drank, al is hun creativiteit identiek aan die van artiesten. Wie net als François Englert en Albert Einstein uit een joods milieu stamt, maakt trouwens meer kans om uit te groeien tot een genie. De verklaring daarvoor ligt gedeeltelijk in de eeuwenoude joodse traditie van permanent leren. Een van de gevolgen van het weelderig woekerende antisemitisme was dat joden in de middeleeuwen geen lid mochten worden van de gilden en uitgesloten werden van veel ambachten, waardoor ze als het ware verplicht werden om intellectuele beroepen te gaan uitoefenen. Zo werden hun hersenen bijna vanzelf extra getraind.”

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten