“De deur van de godfather stond dag en nacht open”
Als boefje van twaalf kraakte Louis Ferrante de parkeermeters van New York; op zijn 21e schopte hij het tot ‘kaderlid’ bij de maffia. Tot hij gearresteerd werd en jarenlang achter de tralies verdween. Vandaag coacht hij reguliere managers bij bonafide bedrijven. “Zowel in de boven- als in de onderwereld telt maar één principe: zoveel mogelijk winst maken.”
Louis Ferrante (43) was pas 17 toen hij in zijn buurt in Queens, New York, eigenhandig zijn eerste bestelwagen stal. “Ik had geluk”, zegt hij. “De laadbak lag vol gereedschap, waardoor de diefstal me veel meer opbracht dan enkel de verkoop van de onderdelen van de truck.” Een paar jaar later werd hij gerekruteerd door de Gambinofamilie, een van de vijf maffiafamilies die de georganiseerde misdaad in New York in handen hebben. Ferrante schopte het razendsnel tot capo, ‘teamleader’. In 1994 werd hij gearresteerd en afgevoerd naar de superbeveiligde gevangenis van Lewisburg in Pennsylvania. “Die plek was de hel”, herinnert hij zich. “De eerste maanden dacht ik alleen maar aan ontsnappen. Tot ik na een incident met een cipier tot het inzicht kwam dat ik het roer drastisch moest omgooien. Nadat ik de man tijdens een woedeaanval bijna met zijn das gewurgd had, schold hij me uit voor beest. ‘Ik een beest?’ dacht ik. Maar hij had gelijk. Ik had tijdens mijn maffiacarrière mensen geslagen met honkbalknuppels en pistoollopen in hun mond geduwd. Ik had me als een beest gedragen: in Lewisburg zat ik op mijn plaats.”
In 2003 kwam Louis Ferrante vrij: vandaag verdient hij zijn eerlijke kost met het schrijven van boeken en het coachen van managers, waarbij hij overvloedig put uit zijn rijke ervaring als notoir maffiakaderlid. Zo pas verscheen Straatwijs, een handleiding voor managers die hun organisatie willen enten op die van een maffiafamilie. “Denk het geweld weg, en de maffia is niet meer dan een gewone onderneming, bevolkt met doordeweekse zakenlui waar alleen de winst primeert.”
Van bajesklant tot liefhebber van Proust
Toen Louis Ferrante gearresteerd werd, hing er 150 jaar cel boven zijn hoofd. “Ik was dan ook geen doetje”, geeft hij toe. “Ik leidde bij Gambino het team van truckkapers en racketeers, de lui die geld afpersten in ruil voor bescherming. Mijn actieterrein lag in de Italiaanse buurt in Queens. Tot op de dag van vandaag is de maffia daar alomtegenwoordig. De Gambinofamilie had snel in de gaten dat de kleine Ferrante een bijzonder talentvol gangstertje was. Natuurlijk wou ik dolgraag bij hun club horen, want als maffialid steeg mijn straatwaarde en kon ik nog meer verdienen.”
De universiteit of de hogeschool interesseerden u niet?
Louis Ferrante: Nee, totaal niet. (lacht) Ik vond het leuk om crimineel te zijn. Al mijn vrienden waren gangsters en ik amuseerde me kostelijk. De mensen in mijn buurt keken niet op me neer omdat ik bij de ‘borgata’, de familie, zat. Ik werd daar juist voor gerespecteerd. De ‘bad guys’ waren de criminelen die oude dametjes overvielen of huizen van gewone burgers leegroofden. Maffiosi beschermden de buurt, hielden rivaliserende bendes weg en droegen zorg voor hun eigen familie en bekenden.
U was een persoonlijke vriend van John Gotti, de beruchte godfather van de Gambinofamilie.
Ik spreek daar niet graag over. Laten we het er op houden dat het FBI beweerde dat ik heel goed bevriend was met alle Gotti’s. Of ik bang ben dat ze me te grazen zullen nemen als ik uit de biecht klap? Ik ben geen verklikker; ik noem alleen namen van maffialeden die ofwel dood zijn, ofwel in de gevangenis zitten. John Gotti is dood, dus vind ik het geen probleem om zijn naam uit te spreken of neer te schrijven, maar daarmee houdt het ook op. Na mijn arrestatie wilden de politiediensten dat ik met hen ging samenwerken tegen de Gambinofamilie, ze viseerden daarbij vooral de Gotti’s en oefenden druk op me uit door met levenslang te dreigen. Ik had toen geluk dat de stool pigeon, de voornaamste politie-informant tegen mij en mijn bende, de voorwaarden van zijn getuigenbeschermingsprogramma schond. Het FBI gooide hem eruit en bood mij een overeenkomst aan: als ik schuldig pleitte, kreeg ik strafvermindering in ruil. De oorspronkelijke eis tot 150 jaar werd omgezet in 13 jaar cel.
In de gevangenis hebt u de literatuur ontdekt?
Als maffioso was ik er rotsvast van overtuigd dat ik volgens een verheven code leefde. In de gevangenis kam ik erachter dat die zogenaamde morele code meer met hebzucht dan met eer te maken had. Ik ontmoette er maffiosi die levenslang zaten voor moord. Tijdens mijn Gambinojaren hadden oudere maffiabazen me verteld dat eremoorden zinvol waren. In de cel vertrouwden de killers me toe dat hun moordopdrachten alleen maar te maken hadden met geld, met miljoenen dollars. Toen ik zelf maffialid was, kon ik ermee leven dat andere leden vermoord werden omdat ze iets ondernomen hadden wat tegen de belangen van de familie inging. Maar nu hoorde ik van de daders zelf hoe ze omwille van puur hebzuchtige motieven kennissen van mij uit de weg hadden moeten ruimen.
In de cel begon ik diep na te denken over wat ik zelf allemaal uitgespookt had en kreeg ik zin om te lezen. Boeken hadden daarvoor nooit deel van mijn leven uitgemaakt. De enige figuur die ik met ‘literatuur’ associeerde, was mijn vroegere makker George DiBello: ‘Fat George’ stond vol getatoeëerd met verzen uit de bijbel. Toen hij me in de gevangenis bezocht, vroeg ik of hij me een paar boeken wou opsturen. Een tijd later zaten er drie boeken bij de post: ‘Over de Gallische oorlog’ van Julius Caesar, een biografie van Napoleon en Mein Kampf van Hitler. Later wou ik van George weten waarom hij die boeken had gekozen; hij antwoordde: “Ik zei aan de boekhandelaarster dat ik leesvoer zocht voor een klein, bazig ventje dat in de gevangenis zit.” Anderhalf jaar lang heb ik gelezen alsof mijn leven ervan afhing: ik las 20 uur per dag en werd een fan van 19e-eeuwse en vroeg-20e-eeuwse auteurs. Marcel Proust groeide uit tot mijn grote voorbeeld: tijdens mijn gevangenschap werd hij via zijn romans een persoonlijke vriend. Ik droomde ervan net zo goed te kunnen schrijven als hij. Ik bestudeerde de manier waarop hij verhalen construeerde en probeerde dat na te bootsen. In het begin waren mijn teksten schabouwelijk; met veel vallen en opstaan ben ik de schrijver geworden die ik nu ben.
Uw gevangenisjaren waren uw studentenjaren?
Zo kun je het stellen. Mijn celmaat was erg bedreven in het interpreteren van juridische teksten. Met zijn hulp ben ik mijn eigen zaak beginnen bestuderen. Ik doorploegde wetboeken en schoolde mezelf om tot mijn eigen advocaat. Op basis van een procedurefout slaagde ik erin om mijn 13 jaar cel te laten verminderen tot 8,5.
Ik heb me vaak afgevraagd hoe mijn leven er zou uitgezien hebben als ik wel had kunnen studeren; misschien was ik dan beursmakelaar of investeringsbankier in Wall Street geworden. In mijn kleine buurt in Queens was ik me niet bewust van die mogelijkheden. Ik zag alleen de kansen die de maffia me op de hoek van de straat bood. Dat gold ook voor mijn leeftijdsgenoten. Veel jeugdvrienden zitten nu in de gevangenis, terwijl ze de capaciteiten hebben om aan het hoofd van een grote onderneming te staan. Het is jammer dat niemand hen vroeger naar een fatsoenlijke school gestuurd heeft. Er zitten veel intelligente mensen bij de maffia. Ik heb maffiosi gekend die op een uitmuntende wijze grote ondernemingen runden: vuilnisophaalfirma ’s, afvalbedrijven die 300 miljoen dollar waard waren, bouwondernemingen die wolkenkrabbers bouwden in Manhattan… Doordat hun vaders, grootvaders, overgrootvaders in de maffiabusiness zaten, eindigden ze zelf ook als maffiaondernemer.
Managementlessen van de maffia
Wat kan een nette manager van de maffia leren?
Een van de belangrijkste positieve eigenschappen van de maffia is haar extreme betrouwbaarheid. Maffiosi houden zich altijd aan hun woord en vinden daardoor vrij probleemloos nieuwe mensen die zaken met hen willen doen. In ideale omstandigheden is maffiageweld niet gratuit, maar volgt het alleen als beloftes niet worden nagekomen, waarmee ik niet wil zeggen dat reguliere bedrijven bij een laattijdige betaling hun toevlucht moeten nemen tot het doorslaggevende argument van de honkbalknuppel.
De ceo van een gerespecteerd bedrijf of de godfather van een maffiafamilie denken op net dezelfde manier: ze willen het onderste uit de kan voor hun eigen bedrijf. Bij politici zie je hetzelfde: ook zij zijn machiavellistisch, ook voor hen heiligt het doel vaak alle middelen. Een politicus gaat zelfs nog verder dan een maffioso: hij zal niet aarzelen om de familie van een concurrerende politicus verdacht te maken, terwijl een maffiabaas zoiets nooit zal doen. Voor de maffia is de familie heilig: geen enkel maffialid haalt het in zijn hoofd om een concurrent via kinderen, ouders, ooms of tantes te raken.
Een maffioso zal tijdens de onderhandelingen over een deal niet noodzakelijk iemand bedreigen of intimideren. Natuurlijk gebeurt dat af en toe, maar de meest succesvolle maffiosi zijn de rasverkopers: zij die hun cliënteel op een charismatische manier weten te overtuigen. “Hey man, komaan, je weet dat dit de beste deal ooit is. Don’t bullshit me, dit gaat ons miljoenen dollars opleveren. Kom, laten we het doen!” Voor je er erg in hebt, stap je mee in het verhaal, ontkurk je een paar biertjes en is de deal geregeld. Die manier van zakendoen is bij de maffia meer ingeburgerd dan het omwringen van armen of het breken van knieschijven.
Wat kunnen HR-managers leren van de maffia?
Wij rekruteerden alleen ‘verdieners’. Een ‘verdiener’ weet van aanpakken en is altijd onderweg, hij is ook voortdurend bezig met het opzetten van plannetjes en schema’s om geld te verdienen. Als je als personeelsdirecteur wil dat je bedrijf groeit, moet je bij sollicitaties de ‘verdieners’, de doordouwers, eruit halen. Als je nietsnutten en klaplopers aanneemt, zullen je klanten je onderneming catalogeren bij de losers. Dus: neem hustlers aan die erop uit trekken en iets bouwen uit niets. Bij de maffia word je pas gerekruteerd als je bewezen hebt dat je een straatverdiener bent. In de legitieme wereld geldt net hetzelfde: neem iemand aan die bewezen heeft dat hij iets opbrengt, en niet zomaar iemand die elke maand zijn salaris incasseert en ondertussen op zijn luie reet blijft zitten.
Volgens u is het een goed idee om de organisatie van een groot regulier bedrijf op de leest te schoeien van een maffiafamilie?
Door je onderneming te organiseren op de manier waarop een maffiafamilie functioneert, creëer je nieuwe kansen en mogelijkheden. In de borgata wordt de hiërarchie altijd gerespecteerd: als een meerdere je een bevel geeft, reageer je daar niet op met een idiote opmerking maar voer je de opdracht gewoon uit. Ik vind dat in onze huidige maatschappij mensen steeds respectlozer worden. Vaak vertikken ze het om de job uit te voeren waarvoor ze aangenomen zijn of trekken ze constant hun taken in twijfel: “Waarom geef je die kloteklusjes altijd aan mij?” Een maffialid zet geen grote bek op en voert het bevel precies uit zoals het hem opgedragen is. Punt. Wat niet wil zeggen dat er bij de maffia niet naar opbouwende kritiek geluisterd wordt. Integendeel. Ik kom bij veel bedrijven over de vloer waar zoiets eenvoudig als een ideeënbus in geen velden of wegen te bespeuren is. Luisteren ze dan niet naar de ideeën van hun eigen personeel?
Bij de Gambinofamilie hing er wel een ideeënbus?
Er hing geen bus aan de muur, maar als je een goede inval had, stapte je gewoon bij de godfather binnen. De deur van zijn kantoor stond dag en nacht voor elk familielid open.
Tekst: © Jan Stevens
Foto: © Jerry Bauer