Bank van god
Jarenlang was de bank van het Vaticaan huisbankier van de maffia. Aartsbisschoppen hielpen godfathers bij het witwassen van hun drugsgeld en ‘smeerden’ Italiaanse politici. Twee jaar geleden kreeg journalist Gianluigi Nuzzi de integrale zwarte boekhouding van 1970 tot 2000 in handen. Maar ook anno 2010 blijkt de bank van god nog steeds witter dan wit te wassen.
Een zomerse ochtend in Milaan in 2008. Gianluigi Nuzzi, journalist bij de Italiaanse krant Libero, start zijn auto voor een uitstapje naar het Zwitserse kanton Ticino. Op de passagiersstoel naast hem ligt een plannetje met aanwijzingen voor zijn eindbestemming. Een eind over de grens rijdt hij de snelweg af. Aan een afgelegen boerderij stopt hij. “X heeft me gestuurd”, zegt hij tegen de bejaarde boerin. “Ik kom ophalen wat hij in uw kelder achtergelaten heeft.” Nuzzi sleurt twee Samsonite-valiezen van elk veertig kilo naar boven en dropt ze in de koffer van zijn auto. “Een espresso, mijnheer?” vraagt de boerin als hij afscheid wil nemen. “Graag”, antwoordt Gianluigi. Als hij een uur later terug de grens overrijdt, kan hij een vreugdekreet amper onderdrukken. Hij heeft zonet de integrale zwarte boekhouding van de bank van het Vaticaan van 1970 tot 2000 Italië binnengesmokkeld.
Gianluigi Nuzzi kwam in bezit van het meer dan 4000 documenten tellende archief op uitdrukkelijk verzoek van de in 2003 overleden monseigneur Renato Dardozzi. Twintig jaar lang was Dardozzi een van de sleutelfiguren van het Instituto per le Opere di Religione (IOR), de bank van het Vaticaan. Al die jaren zag hij goedkeurend toe hoe de bankiers van de paus, kardinalen en bisschoppen, politici omkochten, geld witwasten en zaken deden met de maffia. Nuzzi: “Dardozzi werd pas laat priester. Hij studeerde wiskunde, werkte als ingenieur in een hoge functie bij een grote telecomgroep en was directeur van een hogeschool. Op zijn vijftigste, in 1973, voelde hij zich geroepen tot het priesterambt. Hij bewoog zich in de hoogste kringen en was dikke maatjes met kardinaal Agostino Casaroli, de staatssecretaris van paus Johannes-Paulus II.”
Casaroli introduceerde Dardozzi in het Vaticaan, benoemde hem als toezichthouder in het IOR en belastte hem begin jaren tachtig met de opkuis na het faillissement van de Banco Ambrosiano. Dardozzi onderhield een erg goeie relatie met Johannes Paulus II en ging vaak op donderdag lunchen in het appartement van Karol Wojtyla.
Monseigneur Dardozzi was een heel nauwgezet man. Elke financiële transactie werd door hem nauwkeurig genotuleerd en alle documenten, verslagen van vergaderingen, briefwisseling en rekeningafschriften bewaarde hij in chronologisch gerangschikte gele mappen. Die mappen kreeg Gianluigi Nuzzi op die zomerse ochtend in 2008 integraal in handen. Zo nam Renato Dardozzi van uit het graf wraak op het Instituto per le Opere di Religione omdat zijn broodheren hem geen fikse commissie gegund hadden voor de verkoop van een landgoed in de buurt van Florence. Dat geld had monseigneur Dardozzi toen dringend nodig voor de behandeling van zijn doodzieke dochter.
Bankiers van god
Milaan, 17 juni 1982. De Banco Ambrosiano, de tweede grootste private Italiaanse bank wordt onder curatele geplaatst. Een dag later wordt het levenloze lichaam van bankdirecteur Roberto Calvi bungelend aan een pyloon van de Londense Blackfriars Bridge teruggevonden. Zijn broek is gevuld met stenen en in de zakken van zijn jasje zit 15.000 dollar cash geld. Dezelfde dag springt Calvi’s secretaresse Graziella Corracher haar dood tegemoet uit een raam van het gebouw van de Banco Ambrosiano. De Britse politie komt heel snel tot het besluit dat ook Calvi zelfmoord pleegde. Jaren later, in 1998, zal zijn lichaam terug worden opgegraven. Forensisch onderzoek zal dan uitwijzen dat hij gewurgd is. In 2005 worden vijf verdachten met maffiabanden door de Italiaanse justitie voor de moord op Calvi opgepakt en in staat van beschuldiging gesteld. Twee jaar later zal een Romeinse rechtbank hen vrijspreken bij gebrek aan bewijs.
Roberto Calvi had door zijn uitstekende banden met het Vaticaan de bijnaam ‘de bankier van god’ gekregen. Gianluigi Nuzzi: “Calvi is begin jaren zeventig zaken beginnen doen voor het Vaticaan. De Amerikaanse aartsbisschop Paul Marcinkus was pas door de toenmalige paus Paulus VI tot voorzitter van het IOR benoemd. Marcinkus was zijn carrière in Vaticaanstad ooit begonnen als bodyguard van de paus. Hij stond bekend als ‘realpolitiker’. ‘De kerk is niet te leiden met weesgegroetjes’, vond hij.” Dus zorgde hij met de hulp van Calvi voor veel brood op de plank. Ethiek vonden ze allebei een vervelende bijzaak.
Marcinkus werd baas van de bank van het Vaticaan op een moment dat er financiële problemen dreigden. “Eind jaren zestig voerde de Italiaanse regering een wet in waardoor de katholieke kerk belastingen moest gaan betalen op haar dividenden. Tot dan genoot ze als enige van een fiscale vrijstelling die ooit door Mussolini was ingevoerd. De kerk had in die tijd tussen 2 en 5 procent van de aandelenmarkt in handen. De nieuwe belasting zou het Vaticaan een miljard euro kosten.” Om daaraan te ontsnappen gaf Paulus VI opdracht aan Paul Marcinkus en aan de leek Michele Sindona, een Siciliaan met uitstekende maffiaconnecties, om de aandelen van de kerk over te brengen naar het buitenland. Tussen Sindona en Marcinkus ontstonden diepe vriendschapsbanden. Samen met Roberto Calvi zetten ze in de daaropvolgende jaren een web op tussen Amerika, Italië en Vaticaanstad met als ultieme doel: witwassen van geld, verkregen uit de heroïnehandel van de maffia. Daarnaast wilden ze zoveel mogelijk opbrengsten onttrekken aan de klauwen van de fiscus. Tezelfdertijd smeerden ze politici van de Italiaanse katholieke volkspartij Democrazia Christiana (CD). Nuzzi: “Het speciale statuut van Vaticaanstad in Italië zorgt ervoor dat het IOR aan geen enkele instantie verantwoording moet afleggen. Daardoor is de bank van het Vaticaan een uitstekende offshore bank en uitermate geschikt voor dubieuze transacties. Wie de weg kent, kan er vrij makkelijk een rekening openen. Het IOR garandeert vervolgens absolute discretie bij alle malafide bankactiviteiten. De bank staat volledig buiten de wet: er kunnen geen huiszoekingen gebeuren, er mogen geen bankbedienden verhoord worden of telefoons afgetapt worden. Om het even welk land dat een onderzoek wil instellen naar verdachte bankverrichtingen via het IOR, moet daarvoor een rogatoir verzoek richten aan het Vaticaan. Waarna de Heilige Stoel dat verzoek afwijst of nietszeggende antwoorden geeft.”
Espresso met cyaankali
De zaken gingen goed, en Marcinkus, Sindona en Calvi werden steeds overmoediger. “Zo probeerden ze door manipulatie van de vennootschappen van het Vaticaan het verloop van de Italiaanse beurs te beïnvloeden.” De opgeblazen participaties en schulden die ze zo opstapelden, parkeerden ze bij Calvi’s bank, de Banco Ambrosiano. In januari 1974 werd Sindona door de Amerikaanse ambassadeur te Rome gelauwerd als ‘Man van het Jaar’. Een paar maanden later ging een Amerikaanse bank die door hem gepluimd was failliet. In haar kielzog sleurde ze de Italiaanse Banca Privata mee. Jaren later zou Sindona de curator van die bank, de advocaat Giorgio Ambrosoli, door zijn vrienden van de maffia uit de weg laten ruimen. Hij zelf stierf in 1986 in een Italiaanse cel na het drinken van een espresso met een lepeltje cyaankali.
Op 6 augustus 1978 wisselde paus Paulus VI het tijdelijke voor het eeuwige. Hij had jarenlang het drietal Sindona-Marcinkus-Calvi de hand boven het hoofd gehouden. Albino Luciano, de patriarch van Venetië, werd gekozen als zijn opvolger, Johannes Paulus I. “Luciano was een man met een hoogstaande moraal die in het verleden al ruzie gemaakt had met Marcinkus en Calvi.” 32 dagen na zijn aanstelling vertrouwde Johannes Paulus I aan zijn staatssecretaris Jean Villot toe dat hij schoon schip wou maken bij het IOR en dat hij af wou van Marcinkus. “De volgende ochtend lag de paus dood in zijn bed. De officiële doodsoorzaak: hartstilstand.” Tot vandaag gonzen de geruchten dat hij vergiftigd werd. De nieuwe paus Johannes Paulus II koos voor het status-quo. Marcinkus kreeg carte blanche. Toen de Banco Ambrosiano in ’82 uiteindelijk failliet verklaard werd, liet ze een put van 1 miljard driehonderd miljoen dollar na.
Precies een jaar na de moord op Roberto Calvi werd op 22 juni 1983 de vijftienjarige Emanuela Orlandi op weg naar de muziekschool ontvoerd. Tot vandaag is er geen spoor van het meisje teruggevonden. Nuzzi: “Emanuela was de dochter van een bediende bij het Vaticaan. Volgens Carlo Calvi, de zoon van Roberto, is Emanuela ontvoerd en vermoord door de maffia, om de Vaticaanse prelaten te waarschuwen dat ze na het failliet van de Banco Ambrosiano hun mond moesten houden. Roberto Calvi is waarschijnlijk vermoord omdat hij van plan was op te biechten hoe de bank met medeweten van het Vaticaan met maffiageld een aantal Zuid-Amerikaanse dictaturen financierde. Steun die kaderde in de strijd tegen het ‘goddeloze communisme’.”
Het frauduleuze failliet van de Banco Ambrosiano had geen invloed op de bankierscarrière van Paul Marcinkus. Nuzzi: “De Pool Wojtyla hield hem zijn leven lang de hand boven het hoofd omdat Marcinkus 100 miljoen dollar van het IOR naar de Poolse vakbond Solidariteit had versast.” Prelaten met een hoge functie in het IOR, waaronder Renato Dardozzi, maakten in de zomer van 1984 een stand van zaken op. “Hun grootste angst was dat het failliet van Ambrosiano en de dood van Calvi de Heilige Stoel zwaar in diskrediet zou brengen. Het aandeel van de schuld van het Vaticaan in de ineenstorting van Ambrosiano werd geraamd op 1200 miljoen dollar.” Dardozzi & co. suggereerden om ‘vrijwillig’ 242 miljoen dollar te betalen aan de curatoren van de Banco Ambrosiano. De rust leek weergekeerd, orde op zaken gesteld. Niets was minder waar. “Op 20 februari 1987 schreef een Milanese onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uit tegen aartsbisschop Marcinkus en twee andere IOR-bestuurders. Hij hield hen verantwoordelijk voor het frauduleus bankroet van Ambrosiano.” Door het speciale statuut waarover Vaticaanstad in Italië beschikt, konden ze niet gearresteerd worden. Marcinkus bleef tot 1989 de lakens uitdelen bij het IOR. Daarna keerde hij terug naar Amerika, waar hij tot aan zijn dood in 2006 zich onledig hield met golfspelen.
‘Kardinaal Francis Spellman Stichting’
In 1989 werd aartsbisschop Marcinkus als voorzitter van het IOR opgevolgd door de Milanese lekenbankier Angelo Caloia. De secretaris van Marcinkus, monseigneur Donato de Bonis, bleef op post. Nuzzi: “Tot aan zijn dood in 2001 gold De Bonis als een van de machtigste mannen in de bank van het Vaticaan. Uit het archief van Renato Dardozzi blijkt dat De Bonis een financieel netwerk van liefdadigheidsinstellingen uit de grond stampte om via die weg politici van de Democrazia Christiana aan geheime rekeningen te helpen. Zo opende hij in 1987 een rekening op naam van de ‘Kardinaal Francis Spellman Stichting’. Later volgden nog rekeningen op naam van organisaties als ‘Stichting voor arme kinderen’, of ‘Strijd tegen leukemie’. Dekmantels die dienden om zwart geld wit te wassen of smeergeld te ontvangen en uit te geven aan ondernemers en politici.”
De virulente anticommunist Francis Spellman was een bisschop in het Amerikaanse leger. Na de Tweede Wereldoorlog financierde hij de Italiaanse christendemocratische partij. “De ‘Kardinaal Francis Spellman Stichting’ was een geheime rekening van de christendemocratische politicus en meermalige Italiaanse premier Giulio Andreotti. De Bonis beheerde de rekening. De zwarte boekhouding van Dardozzi beschrijft gedetailleerd hoeveel er wanneer gestort werd.” Het ging over miljarden. Cash maar ook in de vorm van kredieten. Monseigneur de Bonis voerde hoogstpersoonlijk koffers propvol bankbiljetten aan. Nuzzi: “’Liefdadige schenkingen’ van bevriende ondernemers van Andreotti. Af en toe werd er ook wel eens een storting gedaan aan een of andere échte liefdadige instelling. Maar dat bleef heel marginaal. Massimo Ciancimino vertelde me vorig jaar hoe hij als jongen samen met zijn vader Vito Ciancimino, de vroegere christendemocratische burgemeester van Palermo, in de jaren tachtig en negentig regelmatig maffiageld ging ophalen in het kantoor van het IOR in de toren van Niccolò V achter het Sint-Pietersplein in Vaticaanstad. Vito verpatste contracten, bouwwerven, gebouwen aan de maffiabazen van Corleone, en werd daarvoor cash vergoed via de bank van het Vaticaan. Hij had twee kluizen in het IOR waar hij al dat geld in oppotte.”
Misverstand
In het najaar van 2009 startte het parket van Rome een onderzoek naar witwaspraktijken van het Instituto per le Opere di Religione. Het IOR zou in 2003 bij de Banca di Roma anonieme rekeningen geopend hebben, wat volgens de Italiaanse wet verboden is en wijst op een witwasoperatie. De entourage van paus Benedictus slachtofferde IOR-voorzitter Angelo Caloia: hij werd aan de deur gezet en vervangen door Ettori Gotti Tedeschi, een lekenbankier met nauwe banden met Opus Dei. Eind vorige maand, op 21 september, stelde het Romeinse parket IOR-voorzitter Tedeschi en algemeen directeur Paolo Cipriani in staat van beschuldiging. 23 miljoen euro werd in beslag genomen. De aanklacht luidde: “Witwassen.” Een dag later deelde het Vaticaan via haar spreekbuis L’Osservatore Romano mee dat het ging “om een misverstand dat snel opgehelderd zou worden.” Op woensdag 29 september ontving paus Benedictus Ettori Gotti Tedeschi in audiëntie. De bankier kuste de hand van de paus en schonk de heilige vader zijn boek ‘Geld en het paradijs’. Benedictus sprak Tedeschi moed in en vertrouwde hem toe dat hij zijn werk aan het hoofd van het IOR ten zeerste apprecieerde. Tedeschi had immers gehandeld in de geest van al die andere bankiers van god die hem de voorbije veertig jaar waren voorgegaan.
Gianluigi Nuzzi, Vaticano S.p.A.,Chiarelettere editore. Eind november verschijnt de Nederlandse vertaling Vaticaan BV bij Uitgeverij Bert Bakker.
© Jan Stevens