“Leven is altijd lastig”

In november vorig jaar vierde de Joods-Tsjechische concertpianiste Alice Herz-Sommer haar 108e verjaardag. Als klein meisje wandelde ze met Franz Kafka door Praag; in de jaren twintig beleefde ze concerttriomfen. Tot ze als jonge moeder gedeporteerd werd naar Theresienstadt. Ze verloor haar man in de Holocaust en haar enige zoon stierf tien jaar geleden. Toch klaagt ze niet. “Ik kan gerust sterven want ik heb mijn best gedaan.”

 

“Komt u voor Alice?” vraagt de man die een minuut geleden samen met mij door de voordeur van het appartementencomplex aan het statige Belsize in Noord-Londen naar binnen stapte. “U moet hard kloppen, want ze is een beetje doof.” Hij voegt de daad bij het woord, roffelt op de deur en roept: “Alice, een bezoeker voor je!”

De 108-jarige Alice Herz-Sommer zit aan een tafeltje in het midden van haar eenkamerflat, met haar ene hand op de knop van de automatische deuropener en haar andere aan de volumeknop van een kleine transistor. “Ik luister de hele dag naar muziek”, zegt ze. “Het maakt niet uit welke zender; als er maar geluid uit de radio komt. Muziek is mijn leven. Dat is altijd zo geweest.”

Binnenkort verschijnt De pianiste van Theresienstadt, waarin Alice Herz-Sommer met hulp van de Amerikaanse concertpianiste Caroline Stoessinger haar levensverhaal vertelt. Anno 2012 is Alice Herz-Sommer de laatste levende ziel op aarde die Franz Kafka persoonlijk gekend heeft. Tot op de dag van vandaag zakken professoren en studenten van overal ter wereld naar haar flatje in Londen af om haar te bevragen over het zielenleven van de beroemde schrijver. Maar haar statuut van ‘laatste levende vriendin van Kafka’ is niet het enige wat haar bijzonder maakt: in de twintiger jaren maakte ze naam als beloftevolle pianiste en beleefde ze in concertzalen de ene triomf na de andere. De Tweede Wereldoorlog maakte een einde aan haar carrière. In 1943 werd ze samen met haar man Leopold en hun zoontje Raphael op transport gezet naar Theresienstadt, ‘modelconcentratiekamp’ en doorvoerhaven naar vernietigingskampen als Auschwitz en Dachau. Leopold Sommer stierf in Dachau; Alice en Raphael overleefden de gruwel. In 1949 emigreerde Alice naar Israël en werd er hoofd van het conservatorium van Jeruzalem. Raphael Sommer werd een wereldberoemd cellist met Londen als uitvalsbasis. Op haar 84e verhuisde ook Alice naar Londen. In 2001 stierf haar zoon op 64-jarige leeftijd aan een hartaderbreuk. “Ik kijk elke dag naar dvd’s van zijn concerten”, zegt Alice. “Het is alsof de technologie de dood verslagen heeft. De beelden van een levende, concerterende Raphael maken me niet verdrietig. Integendeel, ze vervullen me met trots.”

 

Kafka

Alice Herz zag in 1903 als jongste van een tweeling in Praag het levenslicht. “Toen ik jong was, behoorde Praag nog tot het Habsburgse Oostenrijk”, zegt ze. “Er leefden toen meer dan een miljoen Tsjechen, Südetenduitsers en Joden in de stad. Dat was niet altijd even eenvoudig. Overal waar veel mensen samenleven, gaat het fout. Als je alleen leeft, is het lastig en als je met anderen samenleeft is het ook lastig. Ach, eigenlijk maakt het niet zoveel uit: leven is altijd lastig.”

Alice’ vader Friedrich Herz was fabrieksdirecteur en een workaholic; haar moeder Sofie Schulz was gepassioneerd door literatuur en speelde van ’s ochtends tot ’s avonds Bach op de piano. “Mijn vader had net als zijn vader lak aan religie. Mijn voorouders waren geen religieuze Joden en ik ben het ook nooit geweest. Ik ben een groot aanhanger van de filosoof Spinoza: Voor hem is alles god, zijn wij god. Goed en kwaad zijn god. Ja, ook het kwaad.”

Alice’ oudere zus Irma werd verliefd op de filosoof Felix Weltsch. “Ze trouwden in 1914 en via Weltsch leerden wij Franz Kafka kennen. Kafka was Felix’ beste vriend. Hij liep onze deur plat, maar ik vond hem niet echt een aangename man. Kafka was een pessimist. Volgens mij had dat te maken met zijn afkomst: zijn vader had een hekel aan religie, maar zijn moeder was ultragelovig en een echte kwezel. Als kleine jongen wist Kafka niet of hij nu naar moeder of vader moest luisteren: hij was daardoor helemaal in de war en twijfelde voortdurend. Samen met mijn zuster heb ik urenlang met hem door de straten van Praag gewandeld. Ik heb ook al zijn boeken gelezen, maar hij heeft geen enkel gevoel voor humor. Toen hij bij ons op bezoek kwam, kon er nooit een lach af. Mijn tweelingzus Mizzi was net als Kafka een afschuwelijke pessimist. Ze is jong (in 1974 – JS) gestorven. Ze zat gewoon te wachten op catastrofes. Soms kreeg ze gelijk en voltrok de catastrofe zich ook.” (lacht)

Alice Herz-Sommer zwijgt even en tilt met een trillende hand de koekjesschaal omhoog. “Neem een biscuitje. Weet u wie mijn favoriete schrijver is? Stefan Zweig. Hij is de allerbeste schrijver ter wereld. Hij heeft alles. Hij kwam ook bij ons over de vloer. In Die Welt von gestern schrijft Zweig over zijn wereldberoemde vrienden Rilke, Goethe en al die anderen. Prachtig. Buitengewoon. Wat zouden we doen zonder die grote mensen? Muzikanten, schilders, schrijvers, acteurs… Zij maken ons leven de moeite waard.”

 

Theresienstadt

Van jongsaf was Alice gefascineerd door de piano. “Ik had talent, maar dat is niet genoeg als je de top wil bereiken. Zonder discipline haal je het niet.” De jonge Alice studeerde ’s ochtends vier uur piano, gaf na de middag les en speelde ’s avonds concerten. In de twintiger jaren groeide haar naam en faam als concertpianiste.

In 1925 ontmoette ze de handelsvertegenwoordiger Leopold Sommer. Ze trouwden in het voorjaar van 1931 en zes jaar later werd hun zoontje Raphael geboren. “We waren gelukkig.” Aan dat geluk kwam abrupt een einde toen Hitlers troepen op 15 maart 1939 Praag binnentrokken. Leopold Sommer verloor zijn werk en Alice mocht niet langer pianoles geven aan niet-Joden. De Sommers zagen hoe steeds meer Joden gedeporteerd werden. Op 13 juli 1942 werd Alice’ moeder Sofie naar Theresienstadt gestuurd. “Dat was een afschuwelijke schok”, zegt ze. “Moeder was oud en ziek en had alleen een rugzak als bagage. Het afscheid van haar is het grootste dieptepunt uit mijn leven.” In oktober ’42 werd Sofie Schulz vermoord in het vernietigingskamp Treblinka. Op 5 juli 1943 werden Leopold, Alice en de vijfjarige Raphael op transport naar het getto van Theresienstadt gezet. “We hadden geen enkele keuze.”

Theresienstadt was oorspronkelijk een garnizoensstad. Alice Herz-Sommer: “Er stonden grote barakken waar ooit soldaten gelegerd waren. De oorspronkelijke bewoners moesten er weg toen het een getto werd. In die kleine plaats leefden normaal 9000 zielen, onder Hitler werden er tot 300.000 Joden samengebracht.”

Het getto werd bewaakt door de SS en de Tsjechische politie en was een tussenstation in de doorvoer van Joden naar de vernietigingskampen. Eind 1943 gaven de nazi’s aan een onderzoekscommissie van het Internationale Rode Kruis toestemming voor een bezoek aan de stad, om de wereld te laten zien dat de Joden goed behandeld werden. Maar eerst werd er schoon schip gehouden en werd de overbevolking opgelost door het aantal transporten naar Auschwitz op te drijven. De nazi’s bouwden nepwinkels, een café, een kleuterschool en een lagere school. De huizen werden met bloemen getooid. De delegatie van het Rode Kruis tuinde er met haar ogen wijd open in. De nazi’s gaven een aantal inwoners het bevel een propagandafilm te draaien – ‘De Führer schenkt de Joden een stad’. Naderhand werden alle medewerkers aan de film op transport naar Auschwitz gezet.

De interne gang van zaken in het getto werd geregeld door een Raad van Ouderen. De Joodse leiders organiseerden het werk, regelden de voedselverdeling en de huisvesting, organiseerden concerten en toneelopvoeringen en stelden zelf de lijsten voor de deportaties samen. Alice Herz-Sommer: “Twee jaar lang sliep ik met mijn zoon op een matras op de grond. Hij stelde moeilijke vragen: ‘Wat is oorlog? Waarom is het oorlog? Waarom hebben we niets te eten?’ We waren ontzettend bang, maar we konden dat niet aan hem laten zien. Hij voelde zijn moeder dichtbij en dat gaf hem veiligheid. Hij werd geselecteerd om mee te zingen in de kinderopera Brundibár. Daar was ik blij mee, want dat beurde hem op. We werden verplicht om concerten te spelen. De Freizeitgestaltung, de organisatie die dat regelde, gaf me opdracht om op zondag, woensdag en vrijdag in het gemeentehuis te spelen. In totaal speelde ik zo’n 700 concerten voor telkens 150 uitgeteerde mensen. Die concerten waren eten en drinken voor hen. Theresienstadt was propaganda voor Hitler, maar de muziek hield ons in leven. Ik vluchtte weg in het pianospelen – in oefenen en oefenen en oefenen. Ik had geen god nodig om Theresienstadt te overleven. De muziek heeft me er doorgesleurd. ’s Avonds speelde ik een concert en ik vond dat goddelijk. In Theresienstadt oefende ik de etudes van Chopin. Telkens opnieuw, tot ik ze perfect onder de knie had.”

In 1944 werden duizend mannen vanuit Theresienstadt naar de vernietigingskampen op transport gezet, waaronder Leopold Sommer. “Ik vermoed dat hij wist wat hem te wachten stond. Een dag voor hij naar Dachau gevoerd werd, zei hij: ‘Ga nooit mee als de Duitsers vrijwilligers zoeken. Doe alsof je het niet hoort als ze een oproep doen aan de achtergebleven vrouwen om hun mannen te vervoegen.’ Een week later werd er weer een transport georganiseerd onder het motto: ‘Kinderen en vrouwen volgen hun vaders en mannen’. Geen van hen heeft het overleefd. Ik was achtergebleven met Raphael. Leopold is gestorven in Dachau maar heeft onze levens gered.”

Na de bevrijding keerde Alice met haar zoon terug naar Praag. “Praag onder het communisme riep teveel associaties op met het nazisme.” Ze emigreerden in 1949 naar Israël. “Daar waren we echt vrij. Ik werd hoofd van het conservatorium van Jeruzalem en speelde er veel concerten met grote orkesten. Ik beleefde er de mooiste tijd van mijn leven. Alleen het Hebreeuws was lastig om te leren. Ik heb een jaar bijna niet geslapen: ik was voortdurend bezig met die taal. Maar het is me gelukt, want Hebreeuws zit heel logisch in elkaar, een beetje zoals Latijn. Het vervelendste is dat je van rechts naar links moet schrijven. Weet u wat het belangrijkste in het leven is? Dat je heel goed bent in iets. Je moet uitmunten en dan gaat alles vanzelf. En dat je een optimist bent. Er is goed en slecht in deze wereld. Ik heb de slechte dingen aan den lijve ondervonden en al heel vroeg besloten om alleen aandacht te besteden aan de goede. Je moet dankbaar zijn voor elke minuut, wat er ook gebeurt, waar je ook bent. Te veel mensen klagen en zeuren. Zolang je zonder pijn bent, moet je dankbaar zijn. Alleen wie pijn heeft, mag klagen.”

 

Raphael Sommer

Alice Herz-Sommers zoon Raphael bouwde in de tweede helft van de twintigste eeuw een indrukwekkende carrière uit als cellist. Alice volgde hem van Israël naar Londen. “Hij stierf op 13 november 2001 toen hij op tournee was. Mijn zoon speelde twee keer per week in een kwartet kamermuziek bij hem thuis. Dat was zo mooi. Theresienstadt was een afschuwelijke ervaring, maar ze heeft me heel dicht bij Raphael gebracht. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat speelde ik spelletjes met hem. Ik wou hem behoeden voor de horror en deed alsof ik net als hij vijf jaar oud was. De dag voor zijn dood gaf Raphael nog een mooi concert. Hij wist niet dat de volgende dag zijn laatste zou zijn. Hij heeft geen pijn gehad. Gisteren heeft mijn kleinzoon Ariel me naar het kerkhof gebracht waar mijn zoon begraven ligt. Het duurde even voor ik in de auto geraakte: eerst voorzichtig de ene voet, dan de andere. Ariel vond op het kerkhof een stoel voor mij en op weg naar huis luisterden we samen naar muziek. Dat was zo fijn.”

Als alles goed gaat, wordt Alice Herz-Sommer in het najaar 109. “Ik leef nu van dag tot dag”, zegt ze. “Ik heb geen plannen meer. Dat ik zo oud geworden ben, is puur toeval. Mijn hersenen werken niet meer zo goed: ik vergeet veel. Met het ouder worden lijkt het alsof ik meer en meer ‘achterstevoren’ ben gaan leven. Jonge mensen willen vooruit. Ik zit voortdurend te denken: ‘Hoe ging het ook alweer in die of die tijd? Hoe heette die of die ook weer?’ Vaak is het alsof ik terug op stap ben met mijn moeder; soms zelfs met mijn grootmoeder. Af en toe zit ik als meisje van vijf terug met grootmoeder aan de piano.”

Speelt Alice nu nog altijd piano? “Natuurlijk. Met acht vingers, want twee willen niet meer mee. Elke dag speel ik ’s morgens twee uur en ‘s avonds nog eens twee uur. Mijn dokter zegt: ‘Piano spelen is beter voor je hersenen dan 100 pillen slikken.’ (lacht) Zal ik een stukje voor u spelen?”

Ze staat op, neemt haar looprekje, schuifelt voorzichtig tot bij de piano en begint een etude van Chopin te spelen. Na de laatste noot klapt ze het klavier dicht en zegt: “Weet u, ik ben niet bang om te sterven. Sterven is een goede zaak. Echt waar. Ik heb in mijn leven veel mensen geholpen en dat geeft me nu een voldaan gevoel. Ik kan gerust sterven want ik heb mijn best gedaan.”

 

© Jan Stevens

 

Alice Herz-Sommer, Caroline Stoessinger, De pianiste van Theresienstadt, De Boekerij, 208 blz., 18,95 euro, ISBN: 978-90-225-6109-6, verschijnt op 5 maart.

Vergelijkbare berichten