HeroRATS
In het Tanzaniaanse stadje Morogoro trainen de Belgen Bart Weetjens en Christophe Cox Afrikaanse reuzenhamsterratten in het opsporen van landmijnen en TBC. Hun HeroRATS redden elke dag mensenlevens.
Op het hoofdkwartier van APOPO op de campus van de Sokoine University of Agriculture (SUA) aan de rand van de Tanzaniaanse stad Morogoro is het paradijselijk rustig. De Afrikaanse middagzon brandt hard, maar flink uit de kluiten gewassen ficussen zorgen voor schaduw en deugddoende verkoeling. Ver op de achtergrond liggen de groene Ulugurubergen.
De rust rond de gebouwen van APOPO is slechts schijn, want hier wordt al meer dan een decennium keihard gewerkt aan een betere wereld. Elke weekdag trekken de lokale medewerkers van APOPO er voor dag en dauw met een pickuptruck vol ratten-in-opleiding op uit om de toekomstige HeroRATS op het veld te trainen in het opsporen van landmijnen. Rond negen uur keren de trainers dan terug naar de campus, waar ze de rest van de voormiddag de allerjongste ratten tam maken en oudere ratten laten speuren naar tuberculose in speekselstaaltjes uit de klinieken van het 200 kilometer verder gelegen Dar es Salaam.
Toen founding father Bart Weetjens en ceo Christophe Cox in 1997 met APOPO (‘AntiPersoonsmijnen Ontmijnende ProductOntwikkeling’) van start gingen, geloofden weinig mensen in hun op het eerste gezicht bizarre plan: het opsporen van landmijnen met de hulp van ratten. “Ik ging overal om financiële steun aankloppen, maar ze verklaarden me allemaal gek”, zegt Bart. “Een paar professoren van de Universiteit van Antwerpen, waaronder de latere rector Josse Van Steenbergen, hadden wel oren naar mijn plannen. Van in het begin stonden ze vierkant achter ons en gingen ze onze zaak bepleiten.” Met resultaat: in november 1997 kreeg APOPO een eerste financiële toelage om onderzoek te voeren naar het trainen van ratten. Anno 2011 hebben de HeroRATS van APOPO in Mozambique twee en een half miljoen vierkante meter gebied in Mozambique landmijnenvrij gemaakt en hebben ze bij 2000 mensen tbc opgespoord die eerder door gewoon microscopisch onderzoek gezond waren verklaard.
Radicaal
Bart Weetjens kreeg het idee om ratten mijnen te laten opsporen in 1996 op een conferentie over landmijndetectie in Edinburgh. “Ik liep er Inne ten Have tegen het lijf, een Nederlander die net als ik productontwikkeling gestudeerd had. Hij had van de Nederlandse overheid een beurs gekregen om een studie te maken over ontmijning. Toen ik hem ontmoette, had hij net een uitgebreide literatuurstudie gemaakt. Ik mocht alle documenten hebben. Er zat een artikel tussen over een Amerikaans onderzoek waarbij gerbils, woestijnratjes, getraind werden om springstof op te sporen op luchthavens. Uit dat artikel bleek dat ze in staat waren om TNT te ruiken. Bijna meteen kreeg ik het idee dat ratten dan misschien ook mijnen zouden kunnen opsporen.”
Wereldwijd is de landmijnenproblematiek immens: in bijna zeventig landen liggen duizenden ontploffingsklare mijnen, achtergelaten na een militair conflict. Jaarlijks doden en verwonden ze tienduizenden mensen. Landmijnen ontwrichten en blokkeren de economische ontwikkeling van hele regio’s.
“Opsporen van landmijnen is een dure, tijdrovende operatie”, zegt Bart Weetjens. “Veel landen met een mijnenprobleem hebben het geld niet om hun grondgebied mijnenvrij te maken. Op de landmijnconferentie in Edinburgh was iedereen bezig met hoogtechnologische opsporingstechnieken die ontwikkelingslanden nooit kunnen betalen. Inne ten Have en ik waren de enigen die vonden dat het veel eenvoudiger en goedkoper moest.”
In dezelfde periode kreeg Bart Weetjens telefoon uit Kenia van zijn oude studiekameraad Christophe Cox. “Eind jaren tachtig studeerden we samen productontwikkeling aan de Antwerpse hogeschool”, vertelt Christophe. “Na mijn studies trok ik naar Kenia. Van 1994 tot ‘97 werkte ik er aan een ontwikkelingsproject voor een middelbare school voor arme studenten. De school had dringend financiële steun nodig. Al sinds onze studententijd zaten Bart en ik op dezelfde golflengte en deelden we hetzelfde wereldbeeld. Dus belde ik hem: ‘Bart, misschien kan jij ons helpen.’”
Bart: “We hebben toen samen met een aantal mensen van de Antwerpse universiteit een vzw opgericht met de bedoeling om uitwisselingen tussen Belgische en Keniaanse studenten te organiseren. Maar door allerlei praktische bezwaren is dat project nooit echt van de grond geraakt. Ik was toen al helemaal in de ban van het gigantische landmijnenprobleem. Toen Christophe uit Kenia terugkeerde, raakte ik het er met hem snel over eens om de vzw om te vormen tot APOPO.”
Vlak na zijn studies werkte Bart Weetjens een aantal jaren als productontwikkelaar in de industrie. “Op een dag heb ik mijn job opgezegd. Ik wou niet langer bijdragen aan de consumptiemaatschappij. Als productontwikkelaars hadden wij veel geld kunnen verdienen. We hebben er bewust voor gekozen om op een andere, duurzame manier een schitterende carrière uit te bouwen. Dat lijkt een radicale keuze, maar ik geloof dat onze wereld wel wat radicaliteit kan gebruiken. Dikwijls wordt radicaliteit verward met ‘extremisme’, terwijl dat er niets mee te maken heeft. Radicaal wil zeggen: op zoek gaan naar een middenweg zodat iedereen op deze planeet in vrede kan samenleven. Die radicaliteit kun je niet aan andere mensen opleggen: het is een keuze die elk voor zich moet maken. Met APOPO wilden wij een organisatie uitbouwen die een wezenlijke bijdrage levert aan de verandering van het ‘oude systeem’ tot een duurzame, eerlijke samenleving.”
Rat aan de leiband
Weetjens en Cox gingen op zoek naar de meest geschikte rat voor het opsporen van landmijnen. Bart Weetjens: “Ik ging te rade bij biologieprofessor Ron Verhagen van de Universiteit Antwerpen. Als jongen van twaalf kweekte ik zelf ratten, muizen en hamsters. Ik heb zelfs nog geprobeerd om eekhoorns te kweken, maar dat is nooit een succes geworden. Ik was dan wel een rattenliefhebber, maar ik wist niet welke rat het meest geschikt was om mijnen op te sporen. Ron Verhagen voerde hier op de universiteit van Morogoro al twintig jaar onderzoek en hij stelde de reuzenhamsterrat voor. Ze is inheems, wordt in gevangenschap gemakkelijk acht jaar oud en is resistent tegen de meeste ziektes. Ze is redelijk groot en robuust, weegt 1 kg, te licht dus om landmijnen te laten ontploffen. Reuzenhamsterratten zoeken eten onder de grond met hun bijzonder goed ontwikkelde neus. Ideaal dus om ook mijnen op te sporen. Ron had ooit een dorpeling gezien met een reuzenhamsterrat aan een leiband. Daaruit leidde hij af dat de ratten getemd konden worden. De steun van professoren zoals onder anderen Ron Verhagen en Josse Van Steenbergen was in die opstartfase ontzettend belangrijk. Zonder hen was het ons nooit gelukt om de benodigde fondsen te verzamelen. We maakten een bedrijfsplan voor zes jaar. De eerste drie jaar zouden volledig in het teken staan van wetenschappelijk onderzoek in België: kunnen we de reuzenhamsterrat in gevangenschap kweken, haar tam maken en een geschikt trainingsprotocol vinden om haar springstof te laten opsporen? De volgende drie jaar dienden dan om ons ‘product’ verder te ontwikkelen in de streek waar het zou gebruikt worden.”
De eerste ratten werden vanuit Tanzania overgevlogen naar een laboratorium in Antwerpen, waar ze getraind werden op het opsporen van TNT in bakken met zand. De resultaten van het onderzoek waren veelbelovend en in 2000 vestigde APOPO zich op de campus van de SUA in Morogoro. “We hebben er heel bewust voor gekozen om ons product in Tanzania verder te ontwikkelen”, zegt Bart. “Zo willen we de lokale bevolking minder afhankelijk helpen worden. Vandaag werken er ongeveer 200 locals voor ons, hier op de campus en op de mijnenvelden in Mozambique.”
In oktober 2003 volgde de échte vuurproef. Christophe Cox: “Onze ratten werden toen voor het eerst in een mijnenveld in Mozambique gestuurd. Die testen waren een groot succes. Ze vonden 20 mijnen op een oppervlakte van 500 m² en lieten geen enkele liggen. Canvas draaide een reportage toen we onze ratten hun eerste mijnenveld instuurden. Wij waren er zeker van dat de dieren hun werk goed gingen doen , maar toch was het met die camera erbij heel stresserend. Een jaar later zijn we officieel erkend. In de loop der jaren hebben we zo’n 150 ratten voor landmijnopsporing getraind. Twee mijndetectieratten overlopen samen met hun twee begeleiders in één uur tijd 300 m² terrein; twee menselijke ontmijners met metaaldetectoren hebben daar een volledige dag voor nodig.”
HeroRAT
Komt hun oude studie productontwikkeling Bart Weetjens en Christophe Cox in hun huidige werk nog van pas? Christophe: “Zeker. De opleiding productontwikkeling is zeer breed. We hebben hier bijna alles zelf ontwikkeld. De kooien voor de ratten zijn ons eigen ontwerp: eigenlijk is dat pure productontwikkeling. In onze opleiding zaten ook vakken als grafische technieken en marktonderzoek. Al die kennis integreren we in ons werk. Een project zoals onze HeroRATS is daar een voorbeeld van. We hebben onze ratten de naam HeroRATS gegeven omdat ze mensenlevens redden. Rond het concept ‘HeroRATS’ hebben we de website www.herorat.org gebouwd, waar mensen hun eigen HeroRAT kunnen adopteren. Hun maandelijkse of jaarlijkse bijdrage gaat dan integraal naar de opleiding van een HeroRAT.”
“We zijn ondertussen ook op verschillende markten actief: naast ontmijnen is er het opsporen van TBC bijgekomen. Daarnaast krijgen we aanvragen om programma’s op te zetten om ratten te trainen voor het opsporen van drugs en andere smokkelwaar. We staan daar niet per se weigerachtig tegenover, want misschien kunnen die projecten het humanitaire werk van APOPO mee helpen financieren. Maar voor al dat soort van nieuwe toepassingen hebben we meer plaats, geld en mensen nodig. Er lopen nu ook studies naar het trainen van ratten voor het detecteren van salmonella, tabak en zelfs van bedwantsen.”
Bart: “Na Mozambique zijn we nu een mijndetectieprogramma aan het opstarten in Thailand en in de loop van dit jaar hopen we ook nog in Angola te kunnen beginnen. Daarna moeten er nog landen volgen. Ik vind groei voor APOPO ontzettend belangrijk. Onze technologie kan het landmijnenprobleem veel sneller oplossen. Het is onze missie om mensenlevens te redden en gemeenschappen zelfstandiger te maken. APOPO is tot bloei gekomen met publieke gelden, met giften van particulieren en met de hulp van veel vrijwilligers. Het is gewoon onze plicht om in zoveel mogelijk landen zoveel mogelijk mensen te helpen.”
© Jan Stevens