Valse mythes
In 1999 verscheen De ster Henry Smart, het eerste deel van Roddy Doyle’s prestigieuze Ierlandtrilogie met in de hoofdrol de onafhankelijkheidstrijder Henry Smart. Henry ziet in 1902 het levenslicht in de sloppenwijken van Dublin. Hij is de zoon van een uitsmijter met een houten been. Op zijn veertiende wordt Henry ‘vrijheidstrijder’ en huurmoordenaar in dienst van het IRA. Tot hij bij zijn kameraden uit de gratie valt en hij op zijn twintigste naar Amerika moet vluchten. Daar begint deel twee van Doyle’s trilogie: De man achter Louis (2004). Waarin Henry Smart in het gesegregeerde Chicago in de jaren van de Grote Depressie de persoonlijke blanke lijfwacht wordt van de jonge zwarte jazztrompettist Louis Armstrong.
Nu ligt het sluitstuk De dode republiek in de boekhandel. Deel drie start in 1951. Henry Smart vliegt in het gezelschap van filmregisseur John Ford terug naar Ierland. Henry leerde Ford kennen nadat hij in de woestijn van Utah wakker gepist werd door acteur Henry Fonda. Fonda nam een plaspauze tussen twee takes in van de western My Darling Clementine. John Ford huurt Smart in als ‘IRA-adviseur’ en medescriptschrijver voor zijn volgende grote project The Quiet Man. Ford wil daarin de geschiedenis van Ierland en het leven van Henry Smart verfilmen. Maar dat is buiten Smart zelf gerekend, want die wil John Ford het liefst vermoorden.
Roddy Doyle laat Henry Smart als een volleerde Zelig uit de gelijknamige film van Woody Allen vlakbij alle belangrijke figuren en gebeurtenissen uit de recente Ierse geschiedenis staan. Van John Ford en zijn ultieme Ierlandfilm, via de troubles in Noord-Ierland, over de repressie onder Margaret Thatcher tot het prille vredesproces met Gerry Adams. De boodschap van Doyle’s trilogie wordt met De dode republiek glashelder: de Ierse ‘vrijheidstrijd’ was gebouwd op politieke fabels, foute heldenepossen en valse mythes.
© Jan Stevens
Roddy Doyle, De dode republiek, Nijgh & Van Ditmar, 382 blz., 15 euro, ISBN 978-90-388-9379-2