Dieren eten
De Amerikaanse schrijver Jonathan Safran Foer bestormde de bestsellerlijsten met zijn romans Alles is verlicht en Extreem luid & ongelooflijk dichtbij. Met zijn nieuwste boek Dieren eten schreef hij zijn eerste non-fictiewerk. Hij deed diepgravend onderzoek naar hoe en waarom mensen dieren eten, zweerde prompt zelf alle vlees af en haalde zich de woede op de hals van de bio-industrie én van doorwinterde vegetariërs.
Middernacht. De gevierde schrijver Jonathan Safran Foer (°1977) zit samen met een dierenrechtenactiviste in de auto te wachten in de buurt van een industriële kalkoenkwekerij in de Amerikaanse staat Californië. Foer heeft zich helemaal in het zwart gehuld, draagt operatiesloffen over zijn schoenen en rubberen handschoenen over zijn nerveus trillende handen. Binnen een paar minuten zullen hij en zijn metgezellin over de prikkeldraad klauteren en de kwekerij binnendringen. De schrijver is er niet gerust in. In zijn verbeelding ziet hij “een zwaarbewapende boer die net uit zijn REM-slaap is gewekt en mijn wijsgerige persoontje ziet, iemand die de leefomstandigheden van zijn kalkoenen aan de kaak wil stellen. Hij spant zijn dubbelloops, ik ontspan mijn sluitspier, en dan… wat?”
De nachtelijke inspectietocht past in een project dat Jonathan Safran Foer startte toen zijn vrouw, schrijfster Nicole Krauss, zwanger was van hun eerste kind. “Ik besefte toen dat ik keuzes moest maken over wat mijn zoon later zou eten”, zegt hij. “Ik denk dat elke kersverse ouder zich dat afvraagt. Ik nam dat heel ernstig en ik wou er voor eens en voorgoed komaf mee maken. Als kind al stelde ik me vragen over het eten van dieren. Dat had niets te maken met de vraag of het goed of fout was, maar met het feit dat het niet overeenstemde met wat mijn ouders me over dieren leerden: ‘Geef de hond geen schop, want anders krijg je met ons te doen.’ Ik vond het als negenjarig jongetje heel raar dat we lief moesten zijn tegen honden, maar wel tegelijkertijd kippen à volonté aten. Uiteindelijk leerde ik ermee leven, ook al bleef het knagen. Met de zwangerschap van mijn vrouw werd vlees eten een acuut probleem. Mijn hele leven lang ben ik meer dan eens vegetariër geworden. Zoals zoveel mensen zat ik gevangen in een bizarre slingerbeweging tussen wel en niet vlees eten. Het was zoiets als stoppen met roken. Maar die slinger is niet iets wat mensen nastreven; eigenlijk willen ze rechtlijnigheid. Dus ben ik de wijde wereld ingetrokken, op zoek naar alles wat er te weten valt over de vleesindustrie. Ik heb ook proberen te achterhalen wat mijn eigen instincten zijn, wat ik goed vind en wat niet. Bij het begin van mijn ‘odyssee’ had ik geen flauw benul hoe lang die reis zou duren. Uiteindelijk heb ik er vier jaar over gedaan. In het begin wist ik zelfs niet dat het resultaat dit boek zou zijn. Het uitgangspunt om mijn zoektocht door de vleesproducerende industrie te starten was de gezondheid van mijn zoon. Dat was toen het allerbelangrijkste. Als ik had ontdekt dat de industrie op een fatsoenlijke manier met dieren omgaat en dat vlees eten gezond is, was ik er waarschijnlijk snel mee gestopt.”
Bio-industrie
Jonathan Safran Foer nam twee researchers in dienst en zocht contact met dierenrechtenactivisten die hem toegang konden helpen verschaffen tot de fabrieken en terreinen van grote vleesproducenten. Foer: “Het schrijven van Dieren eten was een waanzinnig avontuur. Ik heb krankzinnige dingen gedaan. Ik heb nooit de wet overtreden, maar ik ben inderdaad wel midden in de nacht boerderijen binnengedrongen met ervaren activisten. De veeteelt in Amerika hult zich in geheimzinnigheid. Je kunt als leek geen enkele boerderij bezoeken die op een industriële wijze vlees produceert. Ze hebben teveel te verbergen. Ze vertrouwen geen nieuwsgierige consumenten. Ik heb stapels brieven geschreven naar vleesfabrikanten met de vraag of ik hun boerderijen mocht bezoeken en met hun vertegenwoordigers kon spreken. De aanhef van die brieven was altijd dezelfde: ‘Ik ben sinds kort vader geworden en wil graag zoveel mogelijk te weten komen over de vleesindustrie, zodat ik goed geïnformeerd kan beslissen wat ik mijn zoon te eten wil geven.’ Ik kreeg geen antwoord. Dus nam ik op een bepaald moment het heft zelf in handen.”
En zo drong u op een nacht binnen in die kalkoenkwekerij in Californië.
FOER: Wat ik daar gezien heb, was afschuwelijk. Het was een bedrijf bestaande uit zeven loodsen van 130 meter breed en 150 meter lang, met in elke loods 25.000 vogels. We stapten binnen in zo’n loods en het eerste wat me opviel was dat ze middenin de nacht baadde in het licht. Tienduizenden kuikens zaten er opeen geperst onder een paar verwarmingslampen. Die dienden als surrogaat voor hun moeders. Tussen de levende dieren lagen her en der dode exemplaren. Ze zaten onder het bloed en onder de zweren. Neem 100 willekeurige Amerikanen en breng hen naar een van de boerderijen waar op een industriële wijze vlees geproduceerd wordt; ik ben er zeker van dat 95 mensen zullen zeggen: ‘Ik wil dit vlees niet meer. Hier wil ik niet langer mijn geld aan spenderen.’ Er bestaat een heel brede consensus dat het verkeerd is om wreed te zijn tegenover dieren. Alleen schijnt bijna niemand te weten hoe het er in de bio-industrie werkelijk aan toegaat. Door Dieren eten te schrijven, heb ik geprobeerd om die werkelijkheid zichtbaar te maken, in de hoop dat het boek een aantal mensen zal overtuigen hun voedingsgewoonten drastisch aan te passen.
Het was voor uzelf ook een schok om te ontdekken hoe het er in de bio-industrie aan toegaat?
FOER: Het was niet echt een schok om te ontdekken dat wreedheid jegens dieren in de bio-industrie voorkomt, het was schokkend om erachter te komen dat het overal is. Ik wist wel dat een aantal bedrijven niet deugt, maar ik wist niet dat letterlijk meer dan 99% van de Amerikaanse vleesbedrijven ware folterkamers zijn. Al het vlees dat je bij ons in de supermarkt kunt kopen en dat je in restaurants op je bord krijgt, komt van industriële boerderijen waar dieren op een wrede wijze behandeld worden. De bio-industrie streeft niet naar maximaal welzijn voor de dieren, maar naar maximaal rendement. Met als gevolg dat dieren in te kleine of overvolle hokken gehouden worden, dat ze herleid worden tot broedmachines en dat ze volgepompt worden met geneesmiddelen om te voorkomen dat ze te vroeg het loodje leggen.
Westerlingen eten massaal veel vlees, zeker de Amerikanen. Die gewoonte is relatief nieuw. Elke Amerikaan eet nu honderd keer meer vlees dan een eeuw geleden. Als het vijf of tien keer meer zou zijn, zou dat al een hele ‘prestatie’ zijn. Maar honderd keer? Die ongebreidelde consumptie is de motor achter de boomende bio-industrie. We weten niet meer waar ons voedsel vandaan komt, maar we staan er wel op dat het goedkoop geproduceerd wordt. Met alle gevolgen van dien. In de voorbije vijftig jaar steeg de prijs van een huis met bijna 1500 % en werd een nieuwe auto ruim 1400 % duurder. De prijs van het kippenvlees is in die tijd niet eens verdubbeld. Dat hebben we te ‘danken’ aan de bio-industrie. Zij heeft varkens, kippen en koeien gereduceerd tot producten die zo goedkoop en massaal mogelijk ‘geproduceerd’ worden. Onze oplossingen om het voedsel veiliger te maken, bestaan voornamelijk uit het gebruik van chemicaliën om alle virussen en bacteriën te doden. De USDA, het Amerikaanse ministerie van Landbouw, is niet alleen verantwoordelijk voor het opstellen van voedingsrichtlijnen, maar ook voor het promoten van de Amerikaanse landbouwindustrie. Zelfs zij stelt dat we 40% teveel vlees eten. We zijn er verslaafd aan geraakt. Dat is geen toeval. Fastfood wordt opzettelijk geproduceerd met zoveel mogelijk vetten en koolhydraten. Veel gewone Amerikanen hebben geen toegang tot kwaliteitsvol voedsel. De industriële productie zorgt voor ongezond vlees. Af en toe zijn er mensen die serieuze gezondheidsproblemen krijgen door het eten van vlees en daardoor voor de rest van hun leven in een rolstoel belanden. Maar veel beangstigender is dat ontelbaar veel mensen er voedselvergiftiging door krijgen. Elk jaar lopen 76 miljoen Amerikanen een vergiftiging op door het eten van vlees. En dan is er de overduidelijke link tussen de bio-industrie en pandemieën. De belangrijkste voorganger van de varkensgriep ontstond in North Carolina, de staat met de meeste varkensmesterijen van de VS, en verspreidde zich toen razendsnel over Noord en Zuid-Amerika en zo verder over de rest van de wereld. In theorie wordt de Amerikaanse vleesverwerkende industrie gescreend. Maar in de praktijk wordt er zoveel vlees geproduceerd dat niemand er nog enige controle over heeft.
Vegetariër
Dus is het volgens u verstandiger om vegetariër te worden. Is het dan niet zo dat vegetariërs op lange termijn ook gezondheidsproblemen kunnen krijgen door een vitaminetekort?
FOER: In het begin van mijn zoektocht voerde ik vooral gesprekken met voedingsdeskundigen. Ik heb toen niemand gevonden die stelde dat vlees eten een noodzakelijk onderdeel van een gezond dieet is. Als je dieren eet die op een fatsoenlijke manier behandeld zijn, goed voedsel gekregen hebben en niet vol hormonen of antibiotica gepompt zijn, kan vlees natuurlijk wel gezond zijn. Maar je hebt het niet echt nodig. Er is een tijd geweest dat deskundigen beweerden dat vegetariërs op lange termijn gezondheidsproblemen ontwikkelen, maar nu zijn ze het erover eens dat dat niet zo hoeft te zijn. De American Dietetic Association is voor de VS dé standaard als het op gezonde voeding aankomt. De instelling heeft geen politieke agenda en stelt onomwonden dat een vegetarisch dieet minstens even gezond is als een dieet waar vlees een vast onderdeel van vormt. Volgens hen zijn vegetariërs met een uitgebalanceerd dieet zelfs gezonder. Niet alle studies komen tot eensluidende conclusies, maar niemand heeft ooit kunnen ontkennen dat vegetariërs langer leven. Dat geldt niet alleen voor Amerikanen, maar voor vegetariërs uit alle culturen en sociale klassen, waar ook ter wereld. Ik vind dat een overtuigend argument dat vegetarisme gezonder is. Daar komt bij dat al dan niet vlees eten ook vanuit ecologisch standpunt een belangrijke ethische kwestie is. Je hoort daar bijzonder weinig over, maar de veeteelt is de hoofdoorzaak van de klimaatverandering. Ze is verantwoordelijk voor 18% van de totale CO2-uitstoot. Diereneters stoten dan weer zeven keer zoveel broeikasgassen uit als vegetariërs. Volgens de Verenigde Naties is de veeteelt niet alleen hoofdverantwoordelijke voor de klimaatverandering, maar ook voor verschraling, luchtvervuiling, waterschaarste, watervervuiling en afnemende biodiversiteit. Steeds meer mensen raken ervan overtuigd dat we ingrijpende maatregelen moeten nemen om de klimaatverandering tegen te gaan, maar hun voedsel laten ze daarbij buiten beschouwing. Oké, ik begrijp waarom. Ze willen wel over het milieu nadenken, maar ze zijn nog niet bereid om daar hun eetgewoonten in te betrekken. Dat is niet gemakkelijk. Misschien is het verstandiger om milieubehoud voor te stellen als een set van keuzes: laat ik de lichten aan als ik de kamer uitstap, of doe ik ze uit? Koop ik een efficiënte auto of een benzinezuiper? Neem ik het vliegtuig, ook al weet ik dat vliegen catastrofaal is voor het milieu? Niemand is een perfecte ecologist. Maar dat wil niet zeggen dat we niet moeten proberen om betere keuzes te maken. De discussie over voedsel en over het eten van vlees voeren we best op juist dezelfde manier. We moeten afstappen van de absolutistische taal. Het gaat niet over alles of niets. De meeste mensen zitten ergens in het midden, en ze willen echt wel meer doen, maar ze slagen er niet altijd in.
Dat is meteen ook het grootste verwijt dat u van diehard vegetariërs krijgt: u bent een bourgeoisvegetariër die ermee kan leven dat mensen dieren eten die op een ‘fatsoenlijke’ manier gekweekt en geslacht zijn.
FOER: ‘Vegetarisme voor iedereen’ werkt niet. Ik wil niemand dwingen om vegetariër te worden, en ik raad mensen inderdaad aan om vlees te eten dat afkomstig is van bonafide boerderijen. Daarover verschil ik van mening met diehard vegetariërs. Maar dat is slechts een zeer klein onderdeel, want over 95% van de zaak zijn we het eens. Als we een mentaliteitswijziging willen bewerkstelligen, lijkt het me veel verstandiger om ons te concentreren op die 95%. Door te blijven verkondigen dat vlees eten helemaal uit den boze is, schrikken we mensen af en blijft vegetarisme een elitaire bezigheid voor een kleine groep mensen. Zo werkt het toch? Als je voortdurend met een belerend vingertje staat te zwaaien, krijg je het tegengestelde effect. Misschien zit er hypocrisie in wat ik schrijf. Al vind ik zelf van niet. Ik maak me zorgen over het welzijn van dieren, het welzijn van mensen en over de staat van ons leefmilieu. Als je daar verbetering in wil, moet je een beetje flexibel zijn. Ik krijg soms snoeiharde kritiek op dit boek. Ik was me ervan bewust dat het heel controversieel zou zijn, en dat mensen me zouden verfoeien terwijl ze het aan het lezen zijn. Sommigen vinden mijn stijl vervelend, anderen vinden me sowieso een zeurpiet, maar niemand vindt dat het er niet toe doet. Niemand zegt: ‘Waar heeft die Jonathan Safran Foer nu zijn tijd in gestoken?’ Wat ik aankaart, gaat over universele waarden. Dat wordt door iedereen erkend. Schrijvers hebben trouwens altijd al ferme standpunten ingenomen. Vooral over politieke issues, zeker in Europa. In Amerika is die traditie een beetje verdwenen. Een van de taken van een schrijver is om empathie bij de lezer uit te lokken: hem vragen dat hij zorg draagt voor dingen die niet direct van hemzelf zijn.
Bent u het eens met de titel van een oud liedje van The Smiths: ‘Meat is murder’?
FOER: Het hangt ervan af hoe je moord definieert. Om aan vlees te geraken, moet je natuurlijk een dier doden. Maar dieren zijn geen mensen. We zien onze honden en katten als onze beste vrienden, en dat is natuurlijk een vergissing. Je moet niet van boerderijdieren houden; je mag ze best anders behandelen dan gedomesticeerde dieren. Je mag ze alleen niet haten. Je hoeft ze zeker niet te behandelen als mensen, zelfs niet als huisdieren, maar gewoon als levende wezens.
Als we echt iets willen doen aan de CO2-uitstoot zouden we volgens sommigen ook beter onze eigen honden en katten opeten.
FOER: De hond opeten, gaat te ver voor mij. Al som ik in mijn boek wel alle argumenten op waarom we wel of niet onze hond zouden moeten opeten. (lacht) Je kunt je afvragen of honden echt wel zo intelligent zijn – misschien zijn varkens veel slimmer. Die beesten kunnen niet op de achterbank van de auto springen, maar ze kunnen wel rondrennen, spelen, apporteren en ze reageren ook als je ze aait. Dus waarom moeten zij onder het mes en de hond niet? Waarom mag hij wel op het tapijt voor de haard komen liggen? Ik heb zelf een hond en ik zou hem voor geen goud willen missen. (cynisch) Er zijn trouwens nog manieren om iets aan de klimaatverandering en de milieuverontreiniging te doen. Bijvoorbeeld: jaag de helft van de wereldbevolking over de kling.
Zou u zelf een dier kunnen doden?
FOER: Ik heb nog nooit een dier gedood, maar als het moet zou ik dat wel kunnen. Je weet nooit in wat voor een situatie je ooit terecht komt. Een dier kunnen doden, bewijst niets. Sommige vegetariërs stellen: ‘Als je een dier wil eten, moet je ook bereid zijn om het zelf te doden.’ Ik vind dat een rare redenering. Ik eet nu helemaal geen vlees meer. Ook geen dieren die op een verantwoorde manier gekweekt zijn en een fatsoenlijk leven gehad hebben. Ik heb echt problemen met de hele vleesindustrie in mijn land. Ik wil daar op geen enkele manier deel van uitmaken. Ik geloof ook niet dat de bio-industrie op een of andere manier gered kan worden. Er moet een totaal nieuw systeem op poten gezet worden. We moeten weg van die grote industriële boerderijen naar kleine, diervriendelijke boerderijen. Naar het soort van boerderijen dat we vijftig jaar geleden in Amerika hadden. Als alle boerderijen zo zouden zijn, had ik mijn boek nooit geschreven. Is dat nostalgie? Nu kan zoiets nooit werken, dat is juist. Je kunt negen miljard mensen die als Amerikanen eten, nooit van vlees voorzien dat op kleine schaal gekweekt is. Want dat is wat nu aan het gebeuren is: de wereldbevolking is aan een inhaalbeweging bezig. Elke Amerikaan eet jaarlijks gemiddeld bijna dertig exemplaren gevogelte. Als de wereldbevolking ons voorbeeld volgt, eten we straks met z’n allen 165 miljard kippen per jaar. In China en India groeit de pluimvee-industrie sinds de jaren tachtig jaarlijks tussen de 5 en 13%. Dat is een heilloze weg. Er is maar een mogelijke oplossing: we moeten onze eetgewoonten drastisch veranderen. De enige manier om onze planeet te redden, is een globale beweging in de richting van het vegetarisme. We moeten dus dringend nadenken over hoe we niet alleen anders moeten gaan leven, maar ook anders moeten gaan eten. Er is geen reden om aan te nemen dat we dat niet zouden kunnen. Kijk maar naar het roken: tot voor een paar jaar was dat hip, nu is het not done en zweren steeds meer mensen de sigaret af. Of denk aan alcohol en autorijden. Vroeger maakte niemand er een punt van dat je met een paar glazen op achter het stuur kroop. Nu is dat een taboe. Op dezelfde manier moet er gesensibiliseerd worden rond vlees: we zullen er veel en veel minder moeten van gaan consumeren. Ondertussen kunnen we onze hoop vestigen op kleine boerderijen. Ze zijn veel beter voor het milieu en voor dieren. Maar ik ben niet naïef: de wereld zal zich morgen niet massaal tot het vegetarisme ‘bekeren’.
Uw twee kinderen eten nu geen vlees. Wat als ze later zouden beslissen om toch af en een toe een sappige biefstuk op hun bord te leggen?
FOER: Dat zal dan hun beslissing zijn. Waarschijnlijk zullen ze later nog veel andere beslissingen nemen waar ik het absoluut niet eens mee kan zijn. Maar het is niet mijn bedoeling om kleine replica’s van mezelf te creëren. Mijn doel is om mijn kinderen op te voeden tot volwassenen die in staat zijn om de juiste keuzes te maken. Misschien zullen die anders zijn dan die van mij, ik hoop alleen dat ze altijd zullen beseffen dat sommige keuzes die ze maken, serieuze gevolgen kunnen hebben.
Jonathan Safran Foer, Dieren eten, Ambo/Manteau, Amsterdam, Antwerpen, 336 blz., 19,95 euro.
©Jan Stevens