Siberische opvoeding
Nicolai Lilin groeide op in de Urka, een gemeenschap van Siberische maffiosi. Op zijn dertiende werd hij veroordeeld voor doodslag; op zijn 18e vocht hij in Tsjetsjenië. Negen jaar geleden vluchtte hij naar Italië. “Ik nam afscheid van 46 Urka-vrienden. Vandaag zitten er drie in de cel en zijn er twee aan de drank. De rest stierf een gewelddadige dood.”
Zelfs in de straten van het vredelievende Turijn loopt de van top tot teen getatoeëerde Nicolai Lilin (29) met een schietklaar pistool in een holster aan zijn heup rond. “Radicale moslims hebben gezworen dat ze me zullen weten te vinden”, zegt hij. “Begin volgend jaar verschijnt mijn boek over mijn belevenissen als saboteur voor het Russische leger in de oorlog in Tsjetsjenië. De islamisten willen nog een eitje met me pellen.”
In april van dit jaar kwam Lilins eerste autobiografische boek in Italië uit. In Siberische opvoeding beschrijft hij zijn eerste 18 levensjaren in de Urka, een hechte gemeenschap van gedeporteerde Siberische criminelen in Transnistrië, een republiekje geprangd tussen Moldavië en Oekraïne. De ondergedoken Gomorra-auteur Roberto Saviano maakte voor de Italiaanse krant Repubblica een grote reportage over Nicolai Lilin en katapulteerde zo diens boek naar de top van de bestsellerlijsten. “En dat terwijl ik niet eens een schrijver ben”, grinnikt Nicolai Lilin terwijl hij geconcentreerd in zijn espresso roert in het kantoor van Turijnse vrienden. “Sinds Tsjetsjenië heb ik last van slapeloosheid en krijg ik soms rare kronkels in mijn hoofd. Ik ben mijn eigen verhaal beginnen opschrijven. Mijn vrienden vonden het fantastisch en brachten me in contact met een uitgever. Nu ben ik een ‘literaire ster’.”
Van bij zijn geboorte in 1980 kreeg Nicolai Lilin criminaliteit en geweld met de paplepel ingegoten. “Onze Urka-gemeenschap was toen op sterven na dood. Mijn vader overtrad voortdurend de regels van de Urka. Mijn grootvader zag dat met lede ogen aan. Ik was een van de weinige kinderen die de ouderen en hun traditie respecteerde. Echte Urka’s verkrachten niet en persen niet af. Als ze iemand doden, hebben ze een geldige reden. En ze stelen alleen van de staat.”
Maar het zijn stuk voor stuk criminelen.
“Natuurlijk. Ze hebben geen andere keuze. De leden van de Urka haten de staat en de politiek. Ze haten alles waar ze zelf geen controle over kunnen uitoefenen. De wijk in de stad waar ik opgroeide, ‘Benedenrivier’ in Bender, was van hen en werd door hen gecontroleerd. De Urka’s in Transnistrië stammen uit criminele samenlevingen die in de Siberische wouden leefden. Ze beschikken dus over een simpel boerenverstand. Mijn overgrootmoeder is in 1930 uit Siberië weggevlucht. Haar man is gedood door officieren van het Rode Leger. Ze zeiden tegen haar dat ze moest opkrassen. Ze heeft toen de trein genomen naar een door Stalin gedeporteerde gemeenschap van Siberische Urka’s in Transnistrië. Als kind hoorde ik verhalen over de ‘speciale treinen’ waarmee mijn gemeenschap gedeporteerd is. De deportatie gebeurde gefragmenteerd: ze begon in 1925 en duurde tot 1940. Stalin heeft de Urka’s met een duidelijke bedoeling naar Transnistrië gedeporteerd: hij wou er een criminele gemeenschap binnenbrengen die de belangen van de Sovjet-Unie zou helpen beschermen. Hij heeft zich daarin danig vergist. Er was in Transnistrië een grote Joodse criminele gemeenschap actief die nauw samenwerkte met de Joodse maffia in Amsterdam. Ze hielden zich vooral bezig met de smokkel van diamant en goud. Toen de generatie van mijn grootouders daar kwam wonen, hebben ze snel de controle over de Joodse maffia overgenomen. De generatie van mijn grootouders was bijzonder gewelddadig. Ze kwam dan ook uit de taiga. (lacht)”
Wapens en geweld vormden een belangrijk deel van uw opvoeding?
“Dat was volstrekt normaal. Ik zal je een foto laten zien waarop ik samen met mijn grootmoeder als jongetje van zes met een kalasjnikov in mijn hand poseer. Wapens waren een deel van ons dagelijks leven. Je vond ze overal in huis. Mijn grootvader had een kamer vol ‘fatsoenlijke wapens’. ‘Fatsoenlijke wapens’ dienden voor de jacht, en werden in een aparte kamer bewaard. Maar je had ook nog de ‘zondige wapens’: die werden gebruikt voor criminele doeleinden en lagen verborgen in de kelder of op geheime schuilplaatsen in of rond het huis. Als zo’n zondig wapen in contact kwam met een fatsoenlijk wapen, moest het fatsoenlijke ‘gezuiverd’ worden met een met vruchtwater doordrenkte doek. We hadden in ons huis een plank in een hoek waar onder iconen en kruisbeelden de wapens voor dagelijks gebruik lagen. Als mijn vader thuiskwam, legde hij eerst zijn wapen op die plank, sloeg een kruis en legde een crucifix op het pistool.”
“Als er geen andere uitweg is, moét je als Urka iemand anders doden. Die wet is altijd de basis geweest: als het moet, schiet je mensen dood zonder twijfel, zonder angst. Dood is deel van het leven. Dus waar zou je je zorgen over maken? Een echte Urka doodt nooit omwille van het plezier. Want een mens doden, is en blijft een zonde tegen god. Daarom ook hebben de ouderen in de Urka-gemeenschap een innige relatie met de Russisch-orthodoxe religie. Gerechtigheid op aarde bestaat niet. Alleen god zorgt voor gerechtigheid en niemand anders. Dus heb je als Urka lak aan de politie en snap je niet waarom je voor een misdaad opgesloten wordt. Voor een echte Urka is een flik minder dan het vuil van de straat. Mijn opa hield zich aan die traditie, mijn vader niet. Pa werkte zelfs samen met een aantal agenten en ritselde criminele zaakjes voor hen. Zoiets kun je als Urka echt niet maken. De smeris is vijand nummer één. Hij is niet meer dan een hond. Mijn grootvader sprak hen consequent aan met ‘klootzak’ of ‘misbaksel’. Hij was verschrikkelijk kwaad toen hij ontdekte dat mijn vader samenwerkte met de politie. Als pa bij hem op bezoek kwam, zei opa altijd: ‘Laat je portefeuille met het flikkengeld maar buiten liggen. Ik wil die stront niet in mijn huis.’ Toen de Sovjet-Unie uiteenviel, liet mijn vader ons in de steek en verhuisde hij naar Duitsland. In 1990 vertrok hij, een jaar later werd hij door een Duitse rechtbank veroordeeld tot zes jaar gevangenschap. Hij had samen met iemand anders een bank overvallen. Toen ze wegvluchtten schoot een van hen een agent dood. Na twee jaar lieten ze hem vrij en keerde hij terug naar huis. Misschien is het wel opa’s eigen fout dat mijn vader zo laag gevallen is. Individuele vrijheid is belangrijk in de Urka-gemeenschap. ‘Wij hebben niet de macht om iemands inborst te veranderen. Als je iets beslist, doe het dan. Moge god je bijstaan.’ De generatie van mijn vader was de eerste Urka-generatie die niet goed met die vrijheid overweg kon en die niet langer respect had voor de ouderen. Als dat respect verdwijnt, is een traditionele criminele gemeenschap gedoemd om ten onder te gaan. De ouderen hebben autoriteit. Snotapen die criminele zaakjes met anderen proberen te regelen, worden niet au sérieux genomen. ‘Hij is een nobody, een jong ventje, waarom zou ik hem geloven?'”
“Op school zat ik tussen kinderen die niet tot de Urka behoorden, tussen jongens uit normale gezinnen, die nog nooit een wapen gezien hadden. We praatten met niemand over onze thuissituatie. Soms begon er wel eens iemand over mijn vader: ‘Waar verbergt hij zijn wapens?’ Dan ontkende ik altijd glashard dat we die hadden. We waren opgevoed om niets te vertellen over onze criminele activiteiten.”
Er heerste omerta?
“Het was veel sterker dan dat. Bij de Italiaanse maffia zwijg je omwille van de trouw die je gezworen hebt aan je maffiaclan. Bij ons zweeg je omdat je anders je hele familie verlinkte. Zwijgen was onze normale staat van zijn. De Urka was een criminele maatschappij in moeilijke omstandigheden. Ten tijde van de Sovjet-Unie moest je niet veel misdoen om een outlaw te zijn. Wie zich zoals wij bezighield met tatoeages was al een crimineel. Criminele tatoeages vertellen alles over het leven van het Urkalid. Mijn tatoeages zeggen alles over mij. Ze zijn mijn paspoort.”
Wat vertellen ze over u?
“Over tatoeages wordt niet gesproken, want dat lijkt op snoeven. Jij kan ze niet lezen, want je begrijpt de tekens niet. Alleen de mensen uit mijn eigen gemeenschap weten waar ze voor staan. Voor dit soort tatoeages vlogen mensen tijdens de Sovjet-Unie voor zeven jaar in de gevangenis. Je moest zelfs geen bankovervaller of moordenaar zijn.”
“Hier in Italië bestaan er verschillende maffiaclans met een echte oude criminele traditie. Ze hebben zich ondertussen ontpopt tot ‘ondernemers’. Ze ‘investeren’, bouwen huizen, controleren samen met de Colombianen de drugstrafiek in de wereld. De Italiaanse maffia is uitgegroeid tot een multinational. In de VS hebben ze de controle over grote delen van de bouw en over alle casino’s en gokpaleizen. De olie- en gasindustrie zit dan weer onder controle van de Russische maffia. Criminelen zitten overal. Als je zaken wil doen, kruisen ze je pad. Mijn mensen waren oorspronkelijk niet dat soort van criminelen. Ze wilden met rust gelaten worden. Hun filosofie was heel simpel: ‘Laat me mijn leven leiden, in ruil laat ik jou ook links liggen. Als je bij mij te gast bent, zal ik ervoor zorgen dat je niets tekort komt. Maar als je naar mij toe stapt met een geweer en mijn moeder en mijn baby afknalt en mij jouw rode ideologie opdringt, kom ik in opstand en knal ik jouw kop eraf.’ Tijdens de Sovjet-Unie was het voor ons volkomen legitiem om geld van de staat te pikken. Er was geen privébezit, het was oké om staatsbanken te overvallen. Toen de Sovjet-Unie verdween, werden de banken geprivatiseerd. Die verandering zorgde voor een serieuze scheuring binnen de Urka. De ouderen vonden dat het niet kon om private banken leeg te roven. De kerels van mijn generatie zagen daar geen graten in. De criminele business moest gewoon doorgaan. De ouderen wilden zich aan de oerregels houden en alleen de communistische staat beroven.”
“Toen het communisme viel, was iedereen blij. Het was alsof de gebraden kippen ons voortaan in de mond zouden vliegen. Maar de generatie van mijn grootvader had er een slecht gevoel over. Ik vroeg opa: ‘Wat is er aan de hand? Je haat het communisme en de Sovjet-Unie. Je hebt je hele leven je uiterste best gedaan om ze te beroven. Je hebt in de gevangenis gezeten, een van je zonen is door de flikken doodgeschoten. Je grote vijand delft eindelijk het onderspit, en je vindt het verschrikkelijk.’ Hij antwoordde: ‘Ik vind het spijtig dat de Sovjet-Unie om zeep is, want ik ben bang dat het nu chaos wordt.’ Hij had gelijk.”
“Van de val van de Muur in 1989 tot 2000 werd er in de straten van Rusland een bloederige criminele oorlog uitgevochten. Mijn generatiegenoten uit onze Urka stortten zich volop op de drugstrafiek. Met de meesten is het slecht afgelopen. We waren met 46 jongens van dezelfde leeftijd. Vorig jaar ben ik na acht jaar voor het eerst teruggekeerd naar Bender. Van de 46 waren er nog vijf in leven. Drie gasten zaten in de gevangenis; de twee overblijvers vulden hun dagen met het drinken van alcohol. De 41 anderen stierven een gewelddadige dood. Vandaag is de Urka-gemeenschap totaal gedegenereerd omdat ze is beginnen samenwerken met criminele buitenstaanders. Een groot deel van de controle over de drugstrafiek in Rusland is in handen van Tadzjieken. Niemand spreekt over hen, maar ze hebben ongelooflijk veel macht. Tegenwoordig gaan de jonge kerels uit de Urka-gemeenschap met hen in zee. De Tadzjieken geven de Urka’s de controle over de drugshandel in een regio en beloven hen dat ze hen daarvoor rijkelijk zullen vergoeden. Het eerste jaar gebeurt dat ook en dokken ze 10.000 dollar per maand. Met dat bedrag leef je in Rusland als een koning. De jonge Urka’s zijn stom en denken dat er nooit een einde aan hun luxeleventje zal komen. Maar na een jaar worden ze met een paar welgemikte schoten uit de weg geruimd. De Tadzjieken houden niet van vaste Siberische hulpjes. Ze gebruiken hen zoals een condoom.”
U bent niet met de Tadzjieken gaan samenwerken?
“Ik heb me nooit door hen laten meesleuren, want ik heb altijd goed geluisterd naar wat de ouderen vertelden. Mijn grootvader zei me dat niets voor eeuwig is. Als de tijden veranderen, moet een gemeenschap zich proberen aan te passen of ze is ten dode opgeschreven. Na de val van het communisme gedroeg de ene Urka zich al wat intelligenter dan de andere. De dommeriken overleefden het niet. (lacht)”
Toch kwam u als dertienjarige in de gevangenis terecht?
“Tijdens een gevecht op straat heb ik een rivaal proberen doden met een mes. Ik werd veroordeeld tot anderhalf jaar voor doodslag. Maar omdat ik nog zo jong was en mijn vader de politie geld toestopte, kreeg ik in realiteit maar acht maanden. Transnistrië was na de val van de Sovjet-Unie een onafhankelijke republiek. In 1992 vielen de Moldaviërs er binnen. In Bender werden ze op bloedige wijze afgedroogd door de Urka. De Russen kwamen ons ’ter hulp’ en Transnistrië kwam in een rare vorm van isolatie terecht. Niets werkte nog fatsoenlijk – de structuur van het land was om zeep. De corruptie tierde welig. De top van de samenleving leefde als een tsaar, de rest was doodarm. Het leven in de gevangenis was keihard. Er was niets te eten. Alle gevangenen waren agressief. Ik heb geluk gehad dat mijn vader en mijn gemeenschap bescherming afgekocht hebben bij de bewakers. Ze bleven van me af en lieten me met rust.”
Op uw 18e ging u twee jaar vechten in Tsjetsjenië?
“Na mijn gevangenschap had ik geen andere keuze. Ik werd opgeroepen voor de militaire dienst en moest naar Tsjetsjenië. In 1998 kwam ik in Tsjetsjenië terecht – één jaar voor de tweede oorlog er officieel uitbrak. Toen waren we al bezig met ‘speciale operaties’ in de bergen, met de voorbereiding voor die oorlog. Ik zat in een sabotagegroep. Natuurlijk waren onze acties grote provocaties voor de Tsjetsjeense leiders.”
Toen u terugkeerde uit de oorlog, kreeg u opnieuw last met justitie?
“Kijk, ik ben altijd een gewone jongen geweest. Geen superman. In mijn gemeenschap was ik middelmaat. Ik heb in mijn leven vier grote aanvaringen met justitie gehad. Mijn allereerste veroordeling kreeg ik toen ik twaalf was: zes maanden huisarrest voor wat onnozele criminele bagatellen. De tweede keer was op mijn dertiende. De derde keer ben ik nooit veroordeeld. Die feiten dateren van na mijn militaire dienst in Tsjetsjenië. Ik heb er een maand voor in voorarrest gezeten, maar niemand vond enig bewijs.”
Voor wat?
“Dat zeg ik liever niet. De derde keer zat ik twee maanden. Na mijn legerdienst in Tsjetsjenië probeerde ik te overleven in Sint-Petersburg. Ik werkte samen met een zeer belangrijke man. Er is toen ‘iets’ gebeurd waardoor ik op de vlucht moest. (lacht) Ik riskeerde om heel slecht te eindigen. Een vriend van mij, een bloedbroeder uit de oorlog die nu als FSB-agent werkt, speelde mijn ‘reisagent’. ‘Nico, Je hebt 48 uur om weg te geraken, ik prepareer je papieren.’ Ik kon naar Belfast afreizen, later kwam ik in Dublin terecht. Ik had met niemand contact meer, behalve met mijn FSB-vriend. Hij heeft me ontzettend hard geholpen. Op een dag belde hij me en zei dat mijn moeder naar me op zoek was. Zij leefde toen al jaren in Italië. Ze wou dat ik naar haar toe kwam. Ik had vergevorderde plannen om met een Ierse schoonheid te trouwen, maar als een Russische moeder aan haar zoon vraagt om bij haar te komen wonen, doet hij dat gewoon. Mijn vriend bij de FSB is er later in geslaagd om mijn dossier bij justitie te laten ‘verdwijnen’. Daardoor kan ik nu terug helemaal vrij naar Rusland reizen.”
Nicolai Lilin, Siberische opvoeding, Lebowski, 345 p., 19,90 euro
Tekst: ©Jan Stevens
Foto’s: ©Veerle Van Hoey