‘We haten het woord “slachtoffer”‘

Met Over leven maakten Valerie Van Peel, Anna Defossez en Meredith Van Overloop het boek dat er voor hen niet was. ‘Kinderen hebben geen perfecte ouders nodig om een gezond en stabiel mens te worden, maar wel liefde, veiligheid en erkenning.’

Overlevers van kindermishandeling en -misbruik dragen de sporen een leven lang mee. In hun boek Over leven nemen Valerie Van Peel, Anna Defossez en Meredith Van Overloop samen met tien andere ervaringsdeskundigen het woord. Psychiater Peter Adriaenssens verbindt en duidt de verhalen.

Ook ik, ondergetekende, ben één van de getuigen. In het vroege voorjaar van 2021 schreef ik na lang tobben in De Morgen over wat mij als kind was overkomen, en over de impact op de rest van mijn leven. Het leverde me een stortvloed aan berichten op van bekenden en onbekenden van wie velen iets gelijkaardigs hadden meegemaakt. Een jaar later werd ik gebeld door N-VA-politica Valerie Van Peel. Ze vroeg of ik wou getuigen in een boek door en voor overlevers van kindermishandeling.

VALERIE VAN PEEL: Ik herinner me nog mijn eerste zin aan de telefoon: ‘Ik bel u niet als politica!’ (lacht) Ik was halverwege mijn tweede zin en je zei al: ‘Ja.’

MEREDITH VAN OVERLOOP: Het vinden van getuigen verliep verbazingwekkend vlot. Tijdens de boekvoorstelling van mijn debuutroman De vuurvrouw was acteur en schrijver Gerd De Ley aanwezig. Achteraf sprak hij me aan: ‘Je moeder was echt een trut. Ik begrijp veel van wat je daarnet vertelde.’ Ik ken Gerd al lang, maar wist niet dat ook hij een moeilijke kindertijd beleefde. Toen we voor Over leven plannen maakten, dacht ik: ‘Laat ik hem bellen.’ Ook hij zei meteen ja.

VAN PEEL: We stapten met onze plannen naar Peter Adriaenssens. We maakten ons zorgen of we als getuigen wel de geloofwaardigheid zouden krijgen die we verdienen. Misschien kon Peter ons verhaal helpen onderbouwen. ‘Eindelijk spreken de echte experts’, was het eerste wat hij zei. Hij wou meewerken, maar niet op de voorgrond.

Voor mij is Peter Adriaenssens de grootste held. Zijn betekenis voor de taal en het beleid rond kindermishandeling en -misbruik in Vlaanderen kan niet onderschat worden.

ANNA DEFOSSEZ: Hij betekent ook heel veel voor de getuigen in ons boek. Ze zaten verschillende keren met hem rond de tafel.

De jongste getuige is tien; de oudste 79.

VAN PEEL: De tienjarige Loes toont met haar krachtige getuigenis dat de trauma’s volgend op dat jeugdtrauma te vermijden zijn als een kind op de juiste manier omringd, geloofd en erkend wordt. Zij zal die extra trauma’s hopelijk niet moeten beleven waar alle andere lotgenoten in ons boek wel mee worstelen.

Ik had al veel slachtoffers ontmoet, maar stond er nooit eerder als lotgenoot zelf tussen. Wat me tijdens het maken van Over leven opviel, is dat onze verhalen verschillen, maar dat we elkaar begrijpen. De gevolgen zijn voor iedereen hetzelfde. Dat was voor mij een grote verrassing.

VAN OVERLOOP: Trauma isoleert. Familiefeesten doorsta je met een krampachtige glimlach, want je mag er niet over praten: ‘Laat het verleden rusten.’ Door de verhalen van lotgenoten te horen en herkennen, voel je je niet langer eenzaam. Wij hopen dat overlevers die ons boek lezen, beseffen: ‘Het is lastig, maar ik ben niet alleen.’

De cijfers over kindermishandeling en -misbruik zijn hallucinant.

VAN PEEL: Eén op de tien kinderen maakt dit nu mee, meestal in het gezin. Eén op de tien volwassenen rond je, maakte dit als kind óók mee.

In januari 2017 getuigde ik in het tv-programma De Afspraak voor het eerst over wat me overkwam. Net als na jouw artikel, Jan, werd ook ik toen bedolven onder reacties van mensen die iets gelijkaardigs meemaakten. Alleen al in Vlaanderen lopen 600.000 mensen met zo’n rugzak rond. Zo goed als niemand praat erover. Als je dat toch doet, riskeer je met een scheve blik bekeken te worden: ‘Wat zou die nu met zijn of haar eigen kinderen uitspoken?’ Lang liep ik met een gevoel van schaamte rond, terwijl ik mijn kinderen zoiets nooit zou aandoen. Anderen denken dan weer dat je niet helemaal spoort.

Het duurt soms heel lang voor mensen met hun verhaal naar buiten durven komen.

DEFOSSEZ: Met dat ‘zwijgen’ begint ons boek. Veel mensen begrijpen niet waarom een slachtoffer jarenlang zijn mond houdt over de mishandeling of het misbruik uit de kindertijd. Als iemand dan toch begint te spreken, is het wantrouwen soms groot.

Vaak wordt overlevers verweten dat ze zwegen. Ik herinner me dat ik heel af en toe toch de moed vond om iets te zeggen en dat de reactie aan de overkant stilte was. Als omstaanders bij het aanhoren van een verhaal al zwijgen, hoe kun je dan verwachten dat een kind spreekt?

VAN OVERLOOP: Als een kind mishandeld wordt, zal het vanuit een overlevingsreflex ‘dissociëren’ en zichzelf afsluiten. Bij langdurige mishandeling raakt de band tussen geest en lichaam verstoord. ‘Shit, dit zal pijn doen’, en vervolgens haak je mentaal af om die pijn toch maar niet te moeten voelen. Dat dissociatiemechanisme heeft gevolgen op lange termijn. Mensen zwijgen jarenlang, tot een film of gebeurtenis hen triggert, waardoor ze voor het eerst iets vertellen.

Ik ben 59. Tot Dutroux sprak mijn generatie nooit over mishandeling of misbruik.

VAN PEEL: Ik ontdekte het woord ‘kindermisbruik’ door Dutroux, ik was toen 14 of 15 jaar. Maar zelfs dan leek dat woord over veel grotere dingen te gaan dan wat ikzelf had meegemaakt. Gelukkig is er in de maatschappij iets aan het veranderen. Al onze getuigen durven spreken met naam, toenaam én foto. Die onverschrokkenheid is niet te onderschatten.

DEFOSSEZ: Alle generaties zijn vertegenwoordigd in ons boek. Met mijn 26 levensjaren ben ik na Loes de jongste getuige. Je zou denken dat de jongere generaties anders naar kindermishandeling kijken, toch kom ik generatiegenoten tegen die wat ze zelf meemaakten, blijven minimaliseren. ‘Ik ben toch niet dood?’

VAN PEEL: Minimaliseren doen we allemaal. Eén van de getuigen zegt in Over leven: ‘Ik ben een aantal keer door mijn opa verkracht. Niet vaak hoor.’ Dat is toch veelbetekenend? Loes’ verhaal lijkt op dat van mij; het mijne heb ik ook altijd geminimaliseerd. Nog steeds. Toen ik jullie verhalen las, vond ik dat ik beter kon zwijgen. Tot ik de tienjarige Loes hoorde vertellen; toen besefte ik: ‘Als ik haar verhaal zo erg vind, moet ik het mijne óók erg vinden.’

Ik worstel het meest met het compleet gebrek aan erkenning van de dader, mijn moeder, en met schuldgevoel. Ik brak met haar. Ze is oud en ziek en soms word ik overspoeld door een raar soort medelijden.

VAN PEEL: Als niemand erkent dat het erg was wat je overkwam, en als je dat voor jezelf ook niet durft erkennen, is er enkel nog schaamte en schuldgevoel.

DEFOSSEZ: Wanneer mijn moeder mijn broer pijn deed, riep ik: ‘Doe wat meer je best!’ Alsof het zijn schuld was. Ik blijf me schamen omdat ik toen niet tussenbeide kwam, of omdat ik hem ging verklikken. Die schuld blijf ik dragen.

VAN PEEL: Dat is toch niet terecht?

DEFOSSEZ: Nee, maar als kind leefde ergens in me het idee dat ik zelf ook bijdroeg aan het leed.

Dat je medeplichtig was?

DEFOSSEZ: Ja, alleen werd ik dat om erger te voorkomen. Ik was heel erg bezig met het voorkomen van escalaties thuis. Als we naar het park gingen spelen, was ik degene die op de klok keek en zei: ‘We moeten op tijd thuis zijn.’ Voortdurend herhaalde ik: ‘We moeten nú naar huis!’ Als we dan twee minuten te laat waren en het spel zat op de wagen, zei ik: ‘Zie je wel? Als we op tijd waren vertrokken, was dit niet gebeurd.’

VAN PEEL: Bij mij vond het misbruik plaats buiten ons gezin. Na mij volgden er nog slachtoffers. Daar liep ik enorm onder gebukt. Tot vandaag wandelt de dader ongestoord rond. Nooit sprak iemand hem aan.

Ik ontdekte dat er nog anderen waren toen ik een jaar of 18 was. Daar voelde ik me lang slecht over. Ik kreeg een enorm schuldgevoel omdat ik niet had voorkomen dat hij meer slachtoffers maakte. Alleen, hoe had ik dat moeten doen? Er werd als jonge tiener niet naar mij geluisterd en ik kreeg geen enkele vorm van begeleiding. De dader kwam nog als patiënt in de dokterspraktijk van mijn vader. Ik was machteloos en toch blijft dat schuldgevoel knagen. Dat gaat nooit weg.

Veel schuldgevoel komt voort uit loyaliteit van kinderen tegenover hun ouders?

VAN OVERLOOP: Ja. Er is een groot verschil tussen ‘existentiële loyaliteit’ en ‘verworven loyaliteit’. Existentiële loyaliteit is aangeboren. Je wordt daar als mishandeld kind telkens weer mee geconfronteerd als iemand uit je omgeving zegt: ‘Maar waarom herstel je de band niet? Ze blijft toch je moeder?’ ‘Verworven loyaliteit’ ontstaat wanneer zorg tweerichtingsverkeer is. De getuigen in ons boek kiezen unaniem voor verworven loyaliteit. Ik vind dat prachtig.

Natuurlijk kun je nooit stoppen met ‘dochter of zoon van’ te zijn. Maar overlevers moeten beschermd worden tegen existentiële loyaliteit. Mijn man hielp me heel veel toen hij zei: ‘Je ouders zijn klootzakken.’

Breken met mijn moeder blijft problematisch voor mij, ook al weet ik met mijn verstand dat er geen weg terug is.

DEFOSSEZ: Die strijd voeren ongeveer alle lotgenoten. Trauma wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven. Ouders beleefden zelf een keiharde jeugd, waardoor er begrip is bij de kinderen die ze traumatiseerden. Dat begrip staat kwaadheid in de weg.

VAN PEEL: Bij veel lotgenoten komt het besef pas dat hun kinderjaren niet oké waren op het moment dat ze zelf kinderen krijgen.

VAN OVERLOOP: Bij mij zijn er vier plegers, mijn moeder, mijn vader, mijn adoptievader en mijn pleegmoeder. Mijn pleegmoeder is gestorven, de rest leeft nog. Ik heb geen contact meer met hen.

Ben je bang voor de dag dat ze sterven?

VAN OVERLOOP: Nee. Ik was wel heel mijn leven bang voor de dag dat ze opnieuw voor mijn neus zouden staan. Gerd De Ley schreef daar een gedichtje over: ‘De dag dat je stierf, weende ik. Niet om de moeder die je was, maar om de moeder die je had kunnen zijn.’

VAN PEEL: De veelgehoorde uitspraak: ‘Alle ouders bedoelen het goed met hun kinderen’, klopt niet. Veel mensen die dit niet hebben meegemaakt, lijken niet te kunnen accepteren dat er ook ouders zijn die het níet goed bedoelen met hun kinderen. Die er zelfs geen jota om geven. Dat bestaat, hoor!

VAN OVERLOOP: Mijn vader zei: ‘Ook in de natuur zorgen de mannekes niet voor de joeng.’

VAN PEEL: Dan ben je geen vader.

Begin februari getuigde een jongen van 14 hoe hij door een rechter verplicht werd om het contact met zijn mishandelende vader te herstellen. Dat werd een lijdensweg.

VAN PEEL: Zoveel getuigenissen in ons boek bewijzen dat we met dat soort van praktijken dringend moeten stoppen. Mishandelde en misbruikte kinderen verplichten om contacten met daders te herstellen, zorgt alleen voor extra leed. Er moet dringend meer geluisterd worden naar dat kind.

VAN OVERLOOP: Ik werkte lang als vrijwilliger in de bijzondere jeugdzorg. Ik maakte het verschillende keren mee dat kinderen in een pleeggezin afhaakten op het moment dat de mishandelende ouder terug in beeld kwam. Nog steeds verloopt zowat alle hulpverlening in functie van ‘het herstel’. Natuurlijk wil een kind dat ook, dat is nu eenmaal die existentiële loyaliteit. Maar ik zag drie keer hoe dat ‘herstel’ een kind de dieperik induwde.

Anna, jij hebt terug een goede relatie met je moeder?

DEFOSSEZ: Ja, en dat is uitzonderlijk. Mijn moeder erkende dat ze over de schreef was gegaan en zocht hulp. Je kunt niet geloven hoeveel haar erkenning voor mij betekende. Het was alsof ik terug kon ademen.

Toen ik twee jaar geleden in het nieuws kwam als coördinator van Echo, de eerste Vlaamse lotgenotenwerking van overlevers van kindermishandeling, probeerde ze dat een beetje bij te sturen. Ik wou dat niet meer en betrok haar daarom niet bij de creatie van Over leven. Ik legde haar met een bang hart uit waarom, en ze zei: ‘Anna, dat boek moét er zijn.’ Dat deed zoveel deugd. Ik heb nu terug een moeder.

VAN PEEL: Het duurde heel lang voor ik bij mijn ouders erkenning voelde voor wat me was overkomen. Mijn vader was 83 en ik was 40 toen hij eindelijk zei: ‘Ik erken dat ik je schade berokkend heb door van je weg te lopen, in plaats van je te helpen.’ Hij zei ook dat hij gigantisch trots was dat ik ondanks alles geworden was wie ik ben.

Op mijn veertiende liet ik mijn ouders in een brief weten wat me als meisje van mijn 7 tot 9 jaar overkwam. Even was er consternatie en daarna niets meer. Geen hulp of therapie. Niets. Vanaf dan hield mijn vader afstand van me. Ik confronteerde hem daarmee op mijn 25e. ‘Ik nam afstand omdat ik dacht dat je geen mannen dichtbij zou willen’, zei hij toen.

Ach, het was een andere tijd. Ik verwijt mijn ouders niets meer, al kan ik ook niet ontkennen dat hun gebrek aan reactie zeer veel extra schade aanrichtte. Ik voelde me altijd raar en vooral alleen.

Wat me in Over leven opviel: geen enkele getuige ziet zichzelf als slachtoffer.

VAN PEEL: We haten dat woord. (lacht) Ik denk vooral dat niemand zich bij slachtofferschap wil neerleggen. Al is het ook belangrijk dat elke lotgenoot op een bepaald moment toch durft te zeggen dat hij slachtoffer is. Want hoe je het ook draait of keert: je bent dat wel. Alleen weigeren we die stempel voor de rest van ons leven. Alle getuigen gaan daar tegen in verzet. Ik vind ‘overlever’ trouwens ook moeilijk. Ik vind mijn woord niet.

VAN OVERLOOP: Ik vind zelfs ‘lotgenoot’ vreselijk. Hoezo, ‘lot’?

DEFOSSEZ: Ik kan me nog steeds niet neerleggen bij het feit dat ik weerloos was. Misschien had ikzelf meer kunnen doen en zeggen dat het thuis niet goed ging. Ik weigerde om dat toe te geven. Vandaar dat schuldgevoel.

VAN PEEL: Ik snap nog altijd niet waarom ik toen meeging. Ik had als kind al een karakter en een groot bakkes, toch volgde ik en zei niets. Telkens weer. Daarvoor ben ik nog altijd kwaad op mezelf. Terwijl ik niet kwaad ben op Loes, ook al is haar verhaal gelijkaardig.

Een paar dagen na de publicatie van mijn stuk in de krant, mailde een nicht me. Ze had er met haar ouders over gepraat en die vertelden haar dat de familie indertijd wist wat er bij ons gebeurde. Niemand durfde in te grijpen. Dat was een stomp in mijn maag.

VAN PEEL: Als familiaal geweld fataal afloopt, blijkt vaak dat de omgeving en de hulpverlening al een tijd op de hoogte waren, maar niet op de juiste manier ingrepen. Als je merkt dat een kind in je omgeving slachtoffer is van mishandeling, is het je verdomde plicht om te reageren.

VAN OVERLOOP: Mensen voelen zich machteloos als ze iets merken en kijken weg. Net dat mogen ze níet doen. Een onderzoeker die de kost van kindermishandeling voor de maatschappij in kaart probeerde te brengen, stopte met zijn onderzoek omdat hij de verhalen niet meer kon aanhoren. Hij lag er wakker van en deed daarom de boeken toe. Natuurlijk is het lastig om die verhalen te horen. Het vergt moed om ernaar te luisteren.

Ook voor ervaringsdeskundigen zoals wij. Toch ga ik er in mijn professioneel leven als journalist vaak zelf naar op zoek. Met ook slapeloze nachten tot gevolg.

DEFOSSEZ: Het is niet vanzelfsprekend om te blijven luisteren naar verhalen die niet oké zijn. Tegelijkertijd maakt dat voor overlevers écht wel een wereld van verschil.

VAN OVERLOOP: Peter Adriaenssens zou zeggen: ‘Stop met achterover te vallen dat kindermishandeling bestaat.’ Het bestaat en het is universeel. Overal, op heel onze planeet, doorheen heel onze geschiedenis. Het kan pas verminderen wanneer het bespreekbaar wordt, en het wordt pas bespreekbaar als het zichtbaar is. Denk aan het misbruik in de kerk: ‘Meneer pastoor die zijn pollen niet kon thuishouden? Dat wisten we toch al lang?’ Toch ging de beerput pas echt open toen slachtoffers opstonden en met hun verhalen naar buiten kwamen.

DEFOSSEZ: Voor een mishandeld kind kunnen we iets betekenen door te luisteren en te beklemtonen: ‘Je bent waardevol.’ Want een kind dat mishandeld wordt, krijgt de boodschap: ‘Je bent het niet waard, lomperik.’ Een mishandeld kind voelt weinig redenen om te bestaan. Daarom zijn stemmen die dat tegenspreken zo belangrijk.

VAN PEEL: Elk kind heeft recht op liefde, veiligheid en erkenning. Psychisch, seksueel en fysiek geweld raken die drie grondpijlers midscheeps. Als je liefde, veiligheid en erkenning in je jeugd mist, tors je levenslang een zware rugzak.

Ik ben geen perfecte moeder. Kinderen hebben geen perfecte ouders nodig om een gezond en stabiel mens te worden, maar wel liefde, veiligheid en erkenning. Als die grondpijlers je als kind ontnomen worden, is dat nooit jouw fout, maar de gevolgen blijven. Je leven lang moet je er een weg in zoeken. Ons boek laat zien dat dit kan, maar ook dat het niet vanzelfsprekend is.

Valerie Van Peel

  • Geboren in 1979
  • Studeerde communicatiewetenschappen en journalistiek
  • Werkte als journalist voor diverse media
  • Is sinds 2014 volksvertegenwoordiger voor N-VA
  • Kondigde vorig jaar haar afscheid aan van de politiek

Meredith Van Overloop

  • Geboren in 1968
  • Volgde opleidingen psychotherapie en coaching
  • Schitterde in de jaren 1990 aan het Vlaamse popfirmament als zangeres van Pop in Wonderland
  • Sinds 2010 medeoprichter en senior coach bij HR-bedrijf Triangis

Anna Defossez

  • Geboren in 1996
  • Studeerde filosofie
  • Sinds 2020 projectcoördinator bij het Vlaams Expertisecentrum voor Kindermishandeling en algemeen coördinator bij Echo-lotgenotenwerking

Valerie Van Peel, Meredith Van Overloop, Anna Defossez, Peter Adriaenssens, Over Leven – Moed en groei na kindermishandeling en -misbruik, Lannoo, 190 blzn., 24,99 euro

www.echo-lotgenotenwerking.be

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten