Wanneer adoptie zwendel wordt
Het Nederlandse onderzoeksprogramma Zembla bracht twee weken geleden een ophefmakende reportage over adoptiefraude vanuit Sri Lanka naar Nederland. Boosdoener was het in 2010 ter ziele gegane adoptiebureau Stichting FLASH. De Sri Lankaanse minister van Volksgezondheid bevestigde in de reportage het bestaan van babyfarms, kweekboerderijen voor adoptiekinderen. Een van de Sri Lankaanse contactpersonen van Stichting FLASH bemiddelde ook voor het Vlaamse adoptiebureau Ray of Hope en organiseert rootsreizen voor hen. “De alarmbellen hadden bij Ray of Hope al veel eerder moeten afgaan.”
In mei onthulde het onderzoeksprogramma Zembla op de Nederlandse openbare omroep een grootschalige adoptiefraude: van de duizenden baby’s die in de jaren tachtig vanuit Sri Lanka naar Nederland werden geadopteerd, bleek 70 % van de papieren vervalst te zijn. Grote spin in het fraudeweb was het in 2010 ter ziele gegane adoptiebureau Stichting FLASH. Hun plaatselijke contactpersonen hadden handenvol geld verdiend met de handel in kinderen. Over de redenen voor adoptie logen ze schaamteloos, de afstandsmoeders bleken niet de echte biologische moeders te zijn en geboortedata waren gewijzigd. Twee weken geleden zond Zembla het vervolg ‘Adoptiefraude 2’ uit, waarin journalisten Erwin Otten en Norbert Reintjens op onderzoek trokken naar Sri Lanka. In een ziekenhuis in de zuidwestelijke stad Matugama hoorden ze van verpleegkundigen dat er in de jaren tachtig pasgeboren kinderen verkocht werden voor adoptie. Een moeder wier baby volgens de artsen kort na de geboorte was overleden, vertelde hen dat een familielid had gezien hoe een dokter het kindje levend het ziekenhuis uitdroeg. Pasgeborenen werden bij hun moeders weg geroofd of voor een habbekrats gekocht en door valse afstandsmoeders of ‘acting mothers’ afgestaan voor adoptie. Een voormalige acting mother verklaarde dat ze voor haar diensten als nepafstandsmoeder door het ziekenhuis beloond werd met 2000 roepi (10 euro). De Sri Lankaanse minister van Volksgezondheid Rajitha Senaratne gaf voor de Zembla-camera voor het eerst het bestaan toe van babyfarms, plaatsen waar baby’s voor adoptie ‘gekweekt’ werden. Hij beloofde een diepgaand onderzoek en de oprichting van een bureau waar ouders en kinderen hun DNA kunnen laten testen. “Zo kunnen we makkelijk vaststellen of de moeder echt of nep is.”
Hardnekkige geruchten over babyfarms in Sri Lanka doen al sinds de jaren tachtig de ronde, maar werden door de overheid altijd staalhard ontkend. Een politie-inval in zo’n farm in de Sri Lankaanse hoofdstad Colombo eind januari 1987 zorgde er volgens minister Senaratne voor dat adoptie door buitenlanders tijdelijk verboden werd. De politie trof toen op een ommuurd domein 20 zuigelingen en 22 vrouwen aan. De vrouwen hadden hun baby’s voor een peulschil verkocht en werden door een kinderhandelaar in gevangenschap gehouden tot de adopties geregeld waren. De Zembla-reportage bracht ook aan het licht dat de adoptiefraude georganiseerd werd door een kleine groep van advocaten, dokters, verpleegkundigen en ambtenaren van de Sri Lankaanse kinderbescherming. Ze werkten nauw samen met Westerse adoptiebureaus en verdienden zo handenvol geld.
“In totaal gaat het om 11.000 kinderen die in de jaren tachtig door westerse koppels geadopteerd zijn”, zegt Zembla-onderzoeksjournalist Norbert Reintjens. “Daarvan kwamen er ongeveer 4000 in Nederland terecht. De rest ging naar Groot-Brittannië, Zweden en Duitsland.” Niet naar België? “Toch wel, alleen hebben wij daar geen cijfers over. Wij concentreerden ons tijdens ons onderzoek in de eerste plaats op Nederland. Al stootten we wel een paar keer op het Belgische adoptiebureau Ray of Hope.”
Touroperator
Ray of Hope (RoH) is een van de drie door de Vlaamse overheid erkende diensten voor buitenlandse adoptie. Als enige bureau regelde het tussen 1997 en 2011 adopties uit Sri Lanka, in totaal gaat het om 49 kinderen. Topjaren waren 2002 en 2003, toen RoH telkens 7 Sri Lankaanse kinderen liet adopteren. “De afgelopen vijf jaar waren er geen adopties uit Sri Lanka meer”, zegt coördinator Erika Van Beek. “Maar we hebben daar wel nog een contactpersoon voor eventuele nazorg of vragen over rootsreizen. De Sri Lankaanse overheid heeft zelf de procedure voor adoptie beëindigd omdat er voldoende mogelijkheden waren voor inlandse adoptie. De adopties die in Zembla ter sprake komen, dateren van voor de jaren negentig, toen RoH nog niet actief was. Wij zijn pas vanuit Sri Lanka beginnen adopteren van zodra in 1991 alles via de overheid verliep. Dat is toch compleet anders dan wat er in de jaren tachtig in Nederland gebeurde; toen verliep alles via advocaten. Babyfarms dateren ook van voor 1991. Die bestaan nu niet meer. Eind 2001 ondertekende Sri Lanka het internationale Adoptieverdrag van Den Haag en sindsdien werken ze helemaal volgens de regels.”
Over adoptiefraude of kinderhandel vanuit Sri Lanka weet Erika Van Beek naar eigen zeggen niets. Al schrok ze wel toen ze in mei de eerste Zembla-reportage over de grootschalige adoptiezwendel naar Nederland zag. “Ik belde toen onze contactpersoon in Sri Lanka; ik wou weten of er risico bestond voor onze adopties. Hij verzekerde me dat alles oké was.”
De contactpersoon van Ray of Hope in Sri Lanka is Sunil Wijewardena. “Hij is touroperator”, zegt Erika Van Beek. “Hij begeleidt mensen op rootsreizen en was onze tussenpersoon bij de adopties. De overheid wees kindjes toe en hij begeleidde de adoptieouders als ze ter plaatse kwamen. Hij haalde ze op in het hotel, reed met hen naar het weeshuis en hielp de papieren in orde brengen.”
De adopties regelde RoH rechtstreeks met de Sri Lankaanse overheid? Erika Van Beek: “Sunil ging daarvoor langs bij de overheid; de papieren die hij kreeg waren officieel.”
Sunil Wijewardena en zijn broer Gamini werkten al van in de jaren tachtig voor de in opspraak gekomen Nederlandse Stichting FLASH. “In de aflevering van Adoptiefraude uit mei van dit jaar zit een stukje van een oude reportage uit de actualiteitenrubriek Tros Aktua die uitgezonden werd op 4 januari 1983”, zegt Norbert Reintjens. “In de oorspronkelijke Tros Aktua-reportage zie je de nog jonge Sunil samen met zijn broer Gamini aan het werk voor FLASH. Wij wilden de gebroeders in Sri Lanka voor de tweede aflevering van Adoptiefraude opzoeken, maar ze gaven niet thuis. De namen van Sunil en Gamini komen vaak voor in adoptiedossiers die wij hebben gezien. Ze zijn allebei al lang betrokken bij adopties. Sunil richtte samen met de Nederlander Erik Kuiken de nog maar onlangs opgedoekte Stichting Santhosa op die rootsreizen organiseerde naar Sri Lanka. Kuiken was van 2004 tot 2009 voorzitter van Stichting FLASH.”
De alarmbellen hadden al veel eerder bij Ray of Hope moeten afgaan? Norbert Reintjens: “Zonder twijfel.”
“Sunil heeft voor de stichting Santhosa mensen op rootsreis begeleid”, bevestigt Erika Van Beek. “Maar ik weet niet of hij ooit voor Stichting FLASH gewerkt heeft.”
Sunil Wijewardena is volgens de man aan de andere kant van de lijn in Sri Lanka niet thuis. “Over Stichting FLASH of Ray of Hope weet ik niet veel, Sir. Ik vraag Sunil om u terug te bellen.” Wanneer is hij te bereiken? “Hij is een tijdje weg, Sir, maar ik beloof u: ooit belt hij u terug.”
De vzw Ray of Hope werd in 1994 als Children’s Welfare Adoption opgericht. In juli 2003 schreef het magazine Knack dat RoH van in het begin de ene negatieve evaluatie na de andere opstapelde. Na een reportage op Telefacts over door RoH geregelde adopties in Vietnam, verloor de organisatie in december 2002 haar erkenning. RoH trok naar de Raad van State en kreeg in maart 2004 gelijk. “Dat dateert van ver voor mijn tijd”, zegt Katrien Schryvers, sinds 2014 voorzitter van de raad van bestuur van Ray of Hope. Schryvers is daarnaast ook Vlaams parlementslid voor CD&V en ondervoorzitter van de Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. “De betrouwbaarheid van plaatselijke contactpersonen is essentieel als het over adoptie gaat”, zegt ze. “Voor een adoptiebureau is het lastig om daar van hieruit 100 procent zekerheid over te krijgen. Buitenlandse Zaken zou daarom ook initiatief voor die screening moeten nemen. Ik heb dat onlangs voorgesteld aan het parlement. Ik zal nu aan de andere leden van de raad van bestuur vragen om een onderzoek in te stellen naar de contactpersoon in Sri Lanka, want het kan niet dat hij nog rootsreizen voor adoptiekinderen organiseert als er twijfel bestaat over zijn integriteit.”
Babyboerderij
Volgens de Zweedse antropoloog met Sri Lankaanse roots Daniel Cidrelius werden er tussen 1964 en 1994 welgeteld 281 kinderen door Belgen geadopteerd. Dat cijfer kreeg hij in 2013 van het Sri Lankaanse ‘Department of Probation and Child Care Services’. In maart 1982 verscheen in het Britse tijdschrift New Internationalist een van de eerste artikels over babyfarms in Sri Lanka. Volgens de Sri Lankaanse auteur T.B. Peramunetilleke waren van de 642 baby’s die een jaar eerder door buitenlanders geadopteerd waren, slechts negen adopties op een koosjere manier verlopen. “Adoptieouders betalen 5000 dollar voor hun baby, waarvan de moeder 50 dollar overhoudt. De rest gaat naar de ‘bemiddelaars’, professionals met uitstekende connecties met buitenlanders, waarvan sommigen moeders inhuren voor de productie van baby’s.” Peramunetilleke wees met een beschuldigende vinger naar verplegers en dokters in ziekenhuizen: “Zij spelen go-between tussen de kopers en de moeders.” Hij somde ook de landen op die ‘gekweekte’ baby’s aankochten: “Zweden, Nederland, Noorwegen, Italië, de VS, Canada en België.”
Suleika Van der Jeugdt werd eind 1986 als baby uit Sri Lanka geadopteerd door Vlaamse ouders. Tien jaar geleden reisde ze terug naar haar geboorteland, op zoek naar haar biologische mama. “Mijn officiële geboorteakte bevatte foute informatie”, zegt ze. “Sommige dingen waren slecht in het Engels vertaald, maar er stonden ook feiten op die gewoon niet klopten, zoals de naam van mijn biologische mama.”
In Sri Lanka klopte Suleika eerst bij de overheid aan voor hulp om haar moeder te vinden. “Dat draaide op niets uit. Dus reisde ik door naar de regio waar ik volgens mijn geboorteakte vandaan kwam. Ik sprak er lokale mensen waarvan ik hoopte dat ze zich nog iets konden herinneren van de jaren tachtig. Ik ging eerst langs in het kleine ziekenhuis van Kiriella, een klein dorp in de jungle.” Kiriella ligt 45 km. ten noorden van Matugama, de stad waar Zembla getuigenissen over adoptiefraude verzamelde. “De directie verwees me door naar een man die in de jaren tachtig de adopties regelde. Ik zocht hem op in zijn huis diep in de jungle. Hij beweerde dat hij mijn biologische moeder niet kende en dat hij niets over adopties wist. Na veel omwegen ontmoette ik eindelijk een vrouw van wie ik dacht dat zij mijn mama was. Dat was een emotioneel ‘weerzien’, maar na een dag samen, was het voor mij duidelijk dat zij mijn biologische moeder niet kòn zijn.”
Geloofde die vrouw eerst echt dat Suleika haar dochter was, of speelde ze toneel? Suleika Van der Jeugdt: “Ze had een kind afgestaan in dezelfde periode. Ik keerde terug naar het ziekenhuis, waar ze me opnieuw naar de man diep in de jungle verwezen. Ook andere contacten verzekerden me dat hij degene was die adopties geregeld had. Ik zocht hem een tweede keer op en uiteindelijk gaf hij dik tegen zijn zin toe dat hij indertijd de fixer was.” De naam van de man mag niet in de krant. “Alle Sri Lankanen weten dat adoptie in de jaren tachtig een louche affaire was. Het zijn trotse mensen die het verschrikkelijk vinden dat moeders hun kinderen moesten afstaan. Die man verdiende grof geld met adoptie en wil nu anoniem blijven, omdat hij bang is dat families wraak op hem zullen nemen. Mijn adoptie was indertijd geregeld door het bureau National and International Adoption Organisation (NIAO). Dat verliep niet al te vlot. Mijn adoptieouders werden eind november 1986 door NIAO verwittigd dat er een boorling op hen lag te wachten in Sri Lanka. Ze vertrokken spoorslags en bij aankomst kregen ze een kind van twee jaar en een half aangeboden. Mijn mama schrok en protesteerde, waarna ze op zoek gingen naar een boorling. Dat was ik dus; ik was maar dertien dagen oud. Tijdens haar zwangerschap woonde mijn biologische mama bij het gezin van de man in de jungle. Daar is ze ver van haar familie bevallen. Een paar dagen later werd haar gevraagd of ze mij wou afstaan. Zij heeft daar geen cent voor gekregen; alles verdween in de zakken van de adoptiefixer. Mijn adoptiemama heeft mijn biologische mama op het moment van mijn overdracht ontmoet en haar kleren en schoenen gegeven. Via de fixer heb ook ik haar uiteindelijk gezien. Ze spreekt geen Engels, waardoor het nu moeilijk is om van op afstand contact te blijven onderhouden.”
Suleika Van der Jeugdt is een van de weinige adoptiekinderen uit de jaren tachtig met Sri Lankaanse roots die op zoek ging naar haar afstandsmoeder. “Voor wie via een weeshuis geadopteerd is, is het sowieso een onmogelijke opdracht, want veel officiële documenten zijn verdwenen of nooit ingevuld. Op mijn geboorteakte stond dan wel een foute naam van mijn biologische mama; ik had tenminste toch iets als aanknopingspunt.”
Het adoptiebureau National and International Adoption Organization was opgericht in september 1983 en gevestigd aan de Kortrijksesteenweg in Gent. Suleika Van der Jeugdt: “Het is een tijd na mijn adoptie in duistere omstandigheden verdwenen.” Volgens het boekje ‘Adoptie, een praktische handleiding’ van uitgeverij Die Keure uit 1990 was NIAO gespecialiseerd in adopties uit Guatemala, Haïti, India, Columbia, Brazilië, Costa Rica, El Salvador, Nicaragua en Sri Lanka. De te adopteren kinderen zouden allemaal uit weeshuizen stammen en hun leeftijd zou variëren van 7 maanden tot 10 jaar. Een adoptiedossier opstarten, kostte 45.000 frank (1.115 euro). Adoptieouders die ‘niet geselecteerd’ werden, waren dat geld sowieso kwijt. Aan een Sri Lankaans adoptiekind hing een bijkomend prijskaartje van 250.0000 frank (6.200 euro) met daarnaast alle bijkomende kosten voor ‘onderzoeken’ en ‘reis en procedure herkomstland’. Het gsm-nummer van de vroegere directrice van NIAO is afgesloten; verzoeken via mail voor meer informatie blijven onbeantwoord.
(c) Jan Stevens