“Ik had niet gedacht dat het zo erg was”

Van 17 tot 21 september trokken drie Belgische bisschoppen op solidariteitsmissie naar de vervolgde christenen en jezidi’s in Noord-Irak. Wij reisden met hen mee.

Welcome to the cradle of civilization’, sms’t een Iraakse gsm-operator als we de zoveelste controlepost op de gehavende weg van Erbil naar Dohuk in Iraaks-Koerdistan passeren. Achter de bergen schuilen de jihadisten van IS; aan deze kant hebben de soldaten van de Peshmerga, het Koerdische leger, zich ingegraven. Samen met Jozef De Kesel (68), bisschop van Brugge, Leon Lemmens (61), hulpbisschop van Mechelen-Brussel, en Guy Harpigny (67), bisschop van Doornik, rijden we naar een voormalig vakantiedorp net buiten Dohuk. Tot 2003 was het de geliefkoosde pleisterplaats van de Iraakse high society. Ook Saddam Hoessein had er zijn optrekje: hoog op de berg staan de ruïnes van zijn zomerpaleis. In de opgekalefaterde huizen leven nu 358 jezidi-gezinnen. In augustus 2014 viel hun stad Sinjar in handen van IS. Duizenden werden vermoord en 40.000 mensen vluchtten de bergen in, waar ze dagenlang zonder eten of drinken geïsoleerd zaten. Een van hen is Ismaïl. Hij heeft twee vrouwen en is de trotse vader van dertien kinderen. “Na twee wanhopige weken op de berg, werden we bevrijd door de Peshmerga en konden we vluchten”, zegt hij. “Veel families hebben vaders, moeders en kinderen verloren op de 150 kilometer lange tocht naar hier. We overleven met de hulp van de regering. Er is geen werk, maar ik heb geld nodig om mijn gezin te onderhouden. Daarom heb ik heb me als vrijwilliger aangemeld bij de Peshmerga. Volgende maand keer ik terug naar Sinjar om er tegen IS te gaan vechten.”

De 21-jarige Mehsen is al een jaar soldaat. “Tien dagen vecht ik aan het front, daarna ben ik 20 dagen thuis. Meteen nadat we hier vorig jaar aankwamen, heb ik me gemeld als vrijwilliger. De terroristen van IS schoten mijn vader in de schouder. Voor vluchtelingen is er geen werk, maar als soldaat krijg ik een salaris en kan ik voor papa, mama en mijn broer zorgen.” Toch zit Mehsen al drie maanden op droog zaad. “De regering van de Koerdische Autonome Regio is blut. De centrale regering in Bagdad weigert het geld door te storten dat Iraaks-Koerdistan verdient aan de oliehandel met Turkije. De soldaten zijn daar de dupe van en krijgen geen loon.”

35-jarige oorlog

Abbas komt er bij staan. “Wij zijn gevlucht uit Karakosh, een stad in de vlakte van Niniveh. Ik werkte er als veearts. In de nacht van 5 op 6 augustus 2014 kwam IS. Met mijn vrouw en vier kinderen zijn we in paniek met de auto vertrokken. IS had toen al Mosoel en andere steden en dorpen veroverd waar christenen en jezidi’s woonden. In de Islamitische Staat kun je kiezen tussen je bekeren of de dood. Voor de minderheden is er in Irak geen plaats meer. Het is extreem moeilijk geworden om samen te leven met moslims. Misschien dat het binnen twintig of dertig jaar opnieuw lukt, al vrees ik dat het nog minstens een eeuw zal duren.”

Abbas is het wapengekletter moe. “We zijn al 35 jaar in oorlog. Het begon met de oorlog tegen Iran in 1980. Daarna volgde de desastreuze annexatie van Koeweit. De eerste golfoorlog heeft het Iraakse leger totaal verwoest. Onze economie is nu om zeep en onze samenleving ontwricht. Mijn kinderen hebben alleen een toekomst in Amerika, Europa of Canada. Maar ik wil niet zoals die honderdduizenden andere vluchtelingen op een illegale manier naar het Westen vertrekken. Ik wil legaal emigreren.”

Het 13-jarige jezidi-meisje Faizia zat acht maanden lang gevangen bij IS. In april kon ze ontsnappen. Vader en moeder liet ze bij IS achter. Ze ziet er kwetsbaar uit. “Ze behandelden ons slecht”, zegt ze. “Ze bedreigden en sloegen ons. Ik was heel bang. Het waren slechte mannen, met lelijke gezichten.”

Guy Harpigny heeft het zichtbaar moeilijk. De bisschop kan zijn tranen amper onderdrukken. “Het is niet de eerste keer dat ik in een vluchtelingenkamp kom”, zegt hij later. “Maar ik zie hier al die kinderen en vraag me af: ‘Wat is hun toekomst?’ Het lot van die kinderen emotioneert me. Dit is de ideale voedingsbodem voor toekomstig terrorisme.”

Gevangenis

In het vluchtelingenkamp Dawudiya in Dohuk staan duizend containers van 3 op 6 meter. De bisschoppen schudden handen, luisteren en troosten. Jozef De Kesel ziet er bedrukt uit. “Ik had niet gedacht dat het zo erg was”, zegt hij. “We kennen allemaal de beelden van kampen op tv, maar de werkelijkheid is toch anders. Mensen kunnen niet jarenlang in deze omstandigheden blijven leven. Ik vind dit zo lastig: nu zeggen we goeiedag en straks zijn we weer weg.”

Leon Lemmens lijkt onvermoeibaar, stapt van container naar container, praat meelevend met mensen en aait kinderen liefdevol over de bol. Maar onderhuids woedt de verontwaardiging. “Europeanen mogen niet langer onverschillig blijven terwijl er zich voor hun ogen een tragedie afspeelt”, zegt hij. “In tegenstelling tot de miljoenen moslimvluchtelingen hebben de jezidi’s en de christenen geen plek meer waar ze naartoe kunnen. Al hun veilige dorpen en steden zijn ze kwijt en ze zijn veroordeeld tot een uitzichtloos leven in barakken. Ofwel dringen we IS terug en creëren we veilige zones waar ze terecht kunnen, ofwel vinden ook zij de weg naar het Westen.”

Mehd is een gepensioneerd luchtmachtgeneraal uit het leger van Saddam. Met zijn twee zonen, schoondochter en kleinzoon deelt hij een container. “Om bij het leger aan de slag te kunnen, heb ik als jonge man mijn paspoort vervalst. Mijn christelijke naam Matthew veranderde ik in het Arabische Mehd. Nu wil ik een paspoort op mijn echte naam omdat ik het land uit wil, maar dat lukt niet.”

Hoe kijkt hij terug op het Saddam-tijdperk? “Ik was geen fan van Saddam; veel mensen werkten toen voor de overheid. Nu hebben we de ene ellende ingeruild voor de andere. Al onze politici zijn dikke nullen, op elk niveau. Er is niets veranderd. U hebt in Europa vrijheid en mag alles zeggen wat u wilt. Wij moeten hier nog steeds onze mond houden.”

Mehd is het leven in het kamp spuugzat. “Als wij het woord ‘duivel’ durven uitspreken, hebben we ruzie met de jezidi’s. Als de twee bovenste knopen van mijn hemd openstaan, worden ze boos. Zo rollen we van het ene conflict in het andere. Als iemand u zegt dat wij hier in vrede samenleven, is dat een leugen. Dit kamp is een gevangenis.”

Father Douglas

In november 2006 werd Father Douglas in Bagdad gekidnapt door islamisten. Ze braken zijn neus en tanden, sloegen met een hamer op zijn vingers, gezicht en knieën en gaven hem dagenlang niets te drinken. Hij kan nog steeds niet slapen als er ’s nachts geen flesje water naast zijn bed staat. Nadat de kerk 170.000 dollar losgeld betaald had, werd hij vrijgelaten. Vandaag is hij pastoor van de Mar Elia-parochie in de christelijke Ankawa–wijk in Erbil. “Na de val van Mosoel vingen we hier aan de kerk 200 families in grote legertenten op”, zegt hij. “Nu zijn de tenten vervangen door containers. Ik noem deze plek geen kamp, maar een centrum. Onze werking verschilt totaal van andere vluchtelingenkampen. We focussen ons op onderwijs. In het begin voelden de kinderen zich hier ontheemd en verloren. Dat had invloed op hun gedrag. Na een jaar op onze schoolbanken zijn het engeltjes. Direct na hun aankomst zijn we hen beginnen onderwijzen. Wij bereiden hen voor om leiders te worden. Ze worden onze wraak. Want in dit land hebben we veel bazen, maar geen leiders.”

Bereidt hij ze niet eerder voor om te vertrekken? “Misschien wel. De geschiedenis heeft mij geleerd dat er in Irak geen dialoog met moslims mogelijk is. Ze zijn doof.”

Televisie en airco

Petros had tot vorig jaar een apotheek in Karakosh. Nu woont hij met zijn gezin in een container in het kamp van Father Douglas. “In de nacht van 5 op 6 augustus 2014 vluchtten we net als alle andere christenen voor de barbaren van IS. We hadden het verschrikkelijke nieuws over Sinjar en over het lot van de jezidi’s gehoord.”

Petros neemt zijn smartphone. “Ik heb de uittocht gefilmd. Duizenden auto’s wilden gelijktijdig de stad uit. Het was chaos. We vluchtten naar Erbil omdat deze plek dichtst bij Karakosh ligt. Wij hebben geluk in dit kamp: mijn tienjarige kleindochter Nur kan dankzij Father Douglas Engels leren. We klagen niet, maar het valt niet mee om je hele leven achter te moeten laten en te moeten inruilen voor dat van een vluchteling. We zitten hier nu meer dan een jaar en ik weet niet hoe lang we het nog kunnen volhouden. Amerika, Duitsland en Frankrijk moeten het Iraakse leger nog meer helpen om die levensgevaarlijke kerels van IS op te ruimen.”

Ook Petros heeft genoeg van de oorlog. “Ik begrijp niet waarom er maar geen einde aan komt. Veel gewone mensen zijn depressief geworden door het nooit stoppende geweld. Er rest ons maar een alternatief: migreren naar een ander land. Hier is geen toekomst. Karakosh was een christelijke stad, met een moslimminderheid. Sommigen zijn gebleven toen IS kwam en collaboreren nu met hen. Natuurlijk zijn niet alle moslims jihadisten. We hadden moslimburen waar we een goede verstandhouding mee hadden. Maar na de komst van IS hebben de armsten onder hen hun principes ingeruild voor een televisie en een airco.”

Collatoral dammage

De Belgische bisschoppen zijn uitgenodigd op de thee bij Bashar Warda, de Chaldeeuws-katholieke aartsbisschop van Erbil. Warda studeerde eind jaren negentig aan de KULeuven en onderzocht er het jihadisme. Het portret dat hij voor zijn Belgische collega’s van Irak en het Midden-Oosten schetst, klinkt rauw en grimmig. “Alle oorlogen van de voorbije jaren in het Midden-Oosten zijn volgens mij het voorspel van een grote oorlog tussen de soennieten en sjiieten. Christenen zullen daarvan het eerste slachtoffer zijn, zij zijn de collatoral dammage.”

Bisschop Warda ziet maar een mogelijk antwoord op IS: totale oorlog. “Met hen is geen dialoog mogelijk. Alleen is het probleem niet enkel IS, maar ook hun ideologie die over de hele regio verspreid is. We horen nogal wat pro-IS-stemmen bij jonge moslims in dit land. We kunnen dat alleen tegengaan met onderwijs. De kerk investeert daar veel in. Ik ben niet van plan om op te geven en ik zal hier blijven. Maar we kunnen dat niet van alle christenen verlangen.”

Wat vindt Warda van de vluchtelingenstroom naar Europa? “Jullie moeten zeker mededogen hebben met vluchtelingen die in de kampen in Turkije, Libanon en Jordanië geregistreerd zijn door de Verenigde Naties. Maar hoe meer vluchtelingen Europa toelaat, hoe meer andere mensen aangemoedigd worden om ook te vertrekken. Dat is een ideaal scenario voor IS-strijders om zo ook het Westen binnen te geraken. Ze zijn er trouwens nu al. Wij volgen de jihadisten op het internet. De boodschappen die sommige van die ‘migranten’ vanuit Europa in het Arabisch versturen, zijn zeer verontrustend. IS zit tussen de vluchtelingenstroom.”

Hoe hoopvol is onze bisschop Guy Harpigny over de toekomst van Irak? “Binnen zes maanden zal er voor Irak geen oplossing zijn, maar misschien wel binnen vijftig jaar. Soms vinden er door een samenloop van omstandigheden zelfs veranderingen plaats in twee weken tijd. De Iraakse Koerden vragen ons niet om militair in te grijpen, maar zijn wel vragende partij voor wapens. Misschien is het ook wel beter dat de Koerden zelf sterk genoeg zijn om een militaire oplossing te forceren.”

Moet er dan niet gepraat worden? “Natuurlijk is dialoog heel belangrijk. De kerk kan daarin bemiddelen. Op een dag zal er trouwens ook met IS gesproken moeten worden. Het zijn fanatici, maar generaals van het leger van Saddam Hoessein trekken mee aan de touwtjes. Die mensen zullen toch niet helemaal gek zijn?”

Mar Mattai

Onder escorte van zwaarbewapende Peshmerga rijden we de berg op, naar het eeuwenoude klooster van Mar Mattai. In de vallei ligt de door IS bezette stad Mosoel. De frontlinie is amper twee kilometer hiervandaan. De kettingrokende Peshmerga-commandant liet er daarnet geen twijfel over bestaan: de bevrijding van Mosoel is nog niet voor morgen. “Eerst moeten we een akkoord over de strategie onderhandelen met de regering in Bagdad.”

Father Joseph verwelkomt de bisschoppen in Mar Mattai met een kus. Joseph is een van de achtergebleven zeven monniken. Ze geven onderdak aan vijf vluchtelingenfamilies. Josephs broer is in 2006 in Mosoel vermoord. “Ze schoten hem neer op straat. Ze hadden hem uitgekozen als een waarschuwing voor alle christenen: ‘Ga hier weg.’”

“Is het nog mogelijk voor christenen om met moslims samen te leven?”, vraagt bisschop Lemmens. “In Mosoel niet. Elke christen wil weg uit Irak, terwijl net hier de geboorteplaats van het christendom ligt.”

In de tuin van het klooster poseren de bisschoppen voor een foto. In de verte dropt een vliegtuig zijn dodelijke lading.

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten