De kleine Apocalyps
Jérôme Ferrari won met De preek over de val van Rome de Prix Goncourt. In tegenstelling tot wat de pompeuze titel doet vermoeden, schreef hij geen traktaat over het sermoen van kerkvader Augustinus maar een soms zwaarmoedige parabel over de trieste teloorgang van een café.
Met zijn zesde roman De preek over de val van Rome won Jérôme Ferrari vorig jaar de Prix Goncourt, Frankrijks belangrijkste literaire onderscheiding. De Goncourt leverde hem naast het prijzengeld van tien euro ook een gegarandeerde verkoop van minstens 300.000 exemplaren op. Net als bij de Goncourtwinnaar van het jaar daarvoor, Alexis Jenni met In tijden van oorlog, kan ook Ferrari er niet aan weerstaan het Franse koloniale verleden even onder de loep te nemen. Zoals hedendaagse Spaanse schrijvers focussen op ‘hun’ burgeroorlog, zo wroeten de Franse auteurs van tegenwoordig bij voorkeur in ‘hun’ koloniale verleden.
Grootvader Marcel Antonetti leidt een teruggetrokken bestaan, maar ooit werkte hij als koloniaal ambtenaar in Frans West-Afrika. Hij trok daar niet naartoe “om een beschaving te brengen die hijzelf alleen van verre en van horen zeggen had gekend in de stem van zijn schoolmeesters, maar om een oude schuld te innen waarvan de vereffening erg lang op zich liet wachten.” Zijn koloniale avontuur leverde hem het weduwnaarschap, een hoop desillusies en een ziek lichaam op, “dat langzaam werd aangetast door het onuitroeibare rottingsproces van Afrika.” Marcels kleinzoon Matthieu geeft zijn studie filosofie aan de Sorbonne op om samen met jeugdvriend Libero op het godvergeten eiland Corsica een zieltogend café over te nemen en nieuw leven in te blazen. Ze nemen een paar jonge serveersters in dienst, verbannen de vorige alcoholische uitbater naar de afwasbak en organiseren optredens en feestjes. De zaken gaan steeds beter en ze proberen zich rigoureus aan hun motto te houden: “De klanten mag je naaien; de serveersters niet.” Als Matthieu op een nacht met twee serveersters tegelijk van bil gaat, betekent dat het begin van het einde: de kiemen voor de ondergang van Matthieu’s kleine koninkrijk zijn gezaaid, en net als Rome in 410 lijkt de val nabij.
Met de pompeuze titel De preek over de val van Rome refereert Jérôme Ferrari naar de preek van kerkvader Augustinus over de ondergang van Rome; helaas ondergraaft het pompeuze een flinke deel van de roman. Aan de hand van de kleine Apocalyps van het Corsicaanse café lijkt Ferrari de nakende grote Apocalyps van de mensheid te willen schetsen. Hij hanteert daarvoor te vaak ellenlange, met miserabilisme overgoten zinnen. Gelukkig zijn er ook hoofdstukken waarin hij het zwaar wegende naturalisme achter zich laat en in helder proza beklemmende beelden neerzet. Zoals de schitterende scène waarin hij beschrijft hoe de niet al te snuggere dorpsbewoner Virgile jonge varkensberen castreert. “Hij lokte ze met voer en stootte daarbij allerlei in toonhoogte variërende knorgeluiden uit die geacht werden een varken aangenaam in de oren te klinken.” Op het einde van de roman mag Virgile die kennis nog eens in een onthutsende finale etaleren. Waarna een verslag van Augustinus’ preek uit 410 volgt, en de niet al te vrolijke Jérôme Ferrari zijn lezers nogmaals aan hun naderende Armageddon lijkt te willen herinneren.
©Jan Stevens
“Als getuigenis van de oorsprong – als getuigenis van het einde – zou dus deze foto kunnen dienen, die werd genomen in de zomer van 1918 en die Marcel Antonetti zijn hele leven hardnekkig maar vergeefs is blijven bekijken om het raadsel van de afwezigheid te ontwarren.”
Jérôme Ferrari
Jérôme Ferrari (1968) is leraar filosofie aan het Franse lyceum van Abu Dhabi. Hij studeerde zelf aan de Sorbonne, bracht zijn jeugd door in Corsica en organiseerde filosofische cafés in de Corsicaanse havenstad Bastia. Hij debuteerde in 2001 met de verhalenbundel Variétés de la mort.
De preek over de val van Rome, Jérôme Ferrari, De Bezige Bij (originele titel: Le sermon sur la chute de Rome), 240 blz. € 18,90.