“2013 wordt het begin van mijn tweede puberteit”

“Het is de tweede keer dat ik collega-filosoof Jean Paul Van Bendegem in levende lijve ontmoet”, zegt Philippe Van Parijs. “De eerste keer was in Gent bij Jean Paul thuis, toen we allebei nog aan het begin van onze academische carrière stonden.” Een lichtvoetig gesprek met twee filosofische zwaargewichten.

 

Jean Paul Van Bendegem arriveert een paar minuten te laat buiten adem op de plaats van afspraak, Van Parijs’ huis in het centrum van Brussel. “In plaats van de metro te nemen, wou ik de weg van het centraal station naar hier lopen”, verontschuldigt hij zich. “Maar ik was vergeten dat Brussel heuvels heeft.”

Filosoof-activist Philippe Van Parijs (1951) doceert aan de UCL, Harvard en Oxford en is sinds jaar en dag een groot pleitbezorger van het basisinkomen. Deze zomer haalde hij het nieuws met zijn succesvolle oproep aan zijn stadsgenoten om op zondag midden op de Anspachlaan de ‘ongehoorzame reuzenpicknick’ Picknick the Streets te organiseren, als protest tegen de hegemonie van koning auto. Jean Paul Van Bendegem (1953) is professor aan de VUB en directeur van het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie. Hij scoorde dit jaar een opvallende beststeller met zijn boek De vrolijke atheïst, waarin hij zijn eigen levenspad van gelovige jongen tot volwassen atheïst en vrijmetselaar beschrijft.

 

Hoe kijken jullie op 2012 terug? Was het een goed of een slecht jaar?

Jean Paul Van Bendegem: Ons economisch systeem functioneert nog altijd, alleen weet ik niet of dat een goede of een slechte zaak is. Het heeft 2012 overleeft, en dat verwondert mij. Dus zal de instorting misschien voor 2013 of 2014 zijn. Als wiskundige en als filosoof verdiep ik me in logica en wetenschapsfilosofie, maar als ik kijk naar wat er nu rondom ons op economisch vlak gebeurt, sta ook ik met mijn mond vol tanden. Ons hele economische systeem heeft een graad van abstractie bereikt die ik nog nooit eerder heb gezien. Geld is abstracter geworden dan gelijk welk wiskundig concept. Ik snap echt niet meer wat geld is en hoe het functioneert. Ik probeer nog steeds te begrijpen wat een hefboomfonds is en hoe dat werkt. Ik heb getracht om via wiskundige modellen ingang tot de achterliggende theorie te krijgen: de wiskunde snap ik wel, maar het hefboomfondssysteem blijft duister.

Philippe Van Parijs: Ik geloof niet dat het systeem op instorten staat. Het fascineert me dat zoveel dingen wél werken. Kijk naar een stad als Brussel: hier leven een miljoen mensen vreedzaam en redelijk efficiënt samen. Onlangs was ik in São Paulo, een stad in Brazilië die ondanks haar reusachtige proporties toch blijft functioneren en waar praktisch iedereen elke dag kan eten en drinken. Ondanks alle moeilijkheden slagen we erin de samenleving zo te organiseren dat de meeste mensen elke dag min of meer redelijk kunnen overleven.

Natuurlijk zijn er enorme problemen die aangepakt moeten worden en ging er in 2012 veel mis. Maar er gebeurden ook hoopgevende dingen, dichtbij en veraf. De herverkiezing van Obama tot Amerikaans president was ook voor ons goed nieuws. Natuurlijk zal niet alles onder Obama rozengeur en maneschijn worden, maar als de republikein Romney aan de macht gekomen was, zou de toekomst van de wereld er de komende vier jaar wel anders uitzien. Voor mezelf was Picknick the Streets een fantastische ervaring. Het verbaasde me dat op die magische zondag in juni duizenden mensen voor de beurs op de Anspachlaan kwamen picknicken, zonder toelating van de burgemeester. Die actie heeft geleid tot beloftes van alle politieke partijen en tot het voornemen van de nieuwe coalitie in Brussel-stad om tijdens de volgende legislatuur het Beursplein en de omringende lanen autovrij te maken.

 

Is dat een nieuwe tendens: gewone mensen die in de geest van Occupy Wall Street op straat komen om verandering te eisen?

Van Parijs: Sociale netwerken spelen daar een bijzonder grote rol in: Picknick the Streets was niet mogelijk zonder Facebook. Mijn oproep werd tegelijkertijd in de Nederlandstalige en Franstalige pers gepubliceerd en diezelfde dag nog kreeg ik drie mails van mensen die onafhankelijk van elkaar een Facebookgroep rond Picknick the Streets wilden starten. Ik heb hen toen gevraagd om de boel een beetje te coördineren. De dag dat ze op Facebook bekend maakten dat de reuzenpicknick op 10 juni zou plaatsvinden, lieten 350 mensen op het prikbord weten: “I shall be there”. Twee weken later waren dat er 3.500. De dag zelf waren die mensen er ook bijna allemaal. In het verleden kon dat soort van massamanifestaties alleen georganiseerd worden door vakbonden of politieke partijen. Dat kostte hen ontzettend veel tijd, geld en moeite. Het internet zet dat nu op zijn kop.

 

In Nederland nodigde een meisje eind september per ongeluk via Facebook heel de wereld uit naar het feestje voor haar zestiende verjaardag. 30.000 mensen zetten haar dorp op stelten.

Van Parijs: Dat is de keerzijde van de medaille: Facebook maakt niet alleen positieve acties zoals Picknick the Streets mogelijk, maar maakt het ook voor fascistoïde bewegingen makkelijker om meer grip te krijgen op de samenleving.

Van Bendegem: We onderschatten nog steeds de kracht van het internet. Toen ik aan mijn doctoraal werkte, moest ik op zoek naar kennis in dikke boeken en bibliotheken. Het was alsof ik door een woestijn liep met af en toe een oase waar ik me aan een bron kon laven zodat ik weer verder kon. Mijn studenten lopen vandaag door de ingewikkelde jungle van het internet: gewapend met een machete moeten ze bijna helemaal alleen hun weg hakken in die overvloed aan informatie. Zij hebben het nu veel moeilijker dan wij in onze tijd; wij moeten hen nu leren hoe ze het kaf van het koren kunnen scheiden.

 

Wordt ook het gewone dagelijkse leven steeds ingewikkelder?

Van Bendegem: O ja, ik heb daar zelfs een term voor in elkaar geknutseld: de ‘olympifiëring’. Heel ons maatschappelijk leven begint te lijken op de Olympische Spelen: we moeten steeds meer inspanningen leveren om steeds kleinere effecten teweeg te brengen. Atleten die zich voor de Olympische Spelen kwalificeren, trainen zich te pletter. Daarnaast moet hun materiaal perfect zijn, moet de baan waarop ze lopen uit het juiste materiaal vervaardigd zijn, opdat ze toch nog die honderdste van een seconde sneller zouden kunnen presteren. Je ziet hetzelfde fenomeen in heel de samenleving en we hollen onszelf voorbij. Dat kan niet blijven duren.

Van Parijs: Een deel van het ongenoegen dat bij veel mensen leeft, heeft te maken met het feit dat we te veel eisen, dat we te veel de perfectie nastreven. De industrialisering, technologie, globalisering en migratie hebben voor onverwachte effecten en problemen gezorgd die allemaal dringend aangepakt moeten worden, denk maar aan de klimaatverandering. Voor de meeste van die problemen hebben we niet de beste oplossingen gevonden, maar in plaats van daarover te klagen, kunnen we beter de handen uit de mouwen steken en verder blijven zoeken naar betere oplossingen, inclusief utopische.

 

Zal onze steeds complexer wordende, globaliserende samenleving ervoor zorgen dat 2013 en de jaren erna een gouden tijdperk wordt voor populisten?

Van Parijs: Een van de fantastische gevolgen van de globalisering is dat we stilaan één grote mensheid, één volk vormen. Ik geef toe dat het nog redelijk beperkt is, maar toch zorgen al die contacten over de hele wereld voor solidariteit over de grenzen heen. Er is nu meer dan ooit vrijheid in onze wereld. Die vrijheid zorgt voor mobiliteit op alle mogelijke terreinen. Wie vroeger naar het atheneum ging, kwam voor zijn hogere studies bijna automatisch aan de universiteit van Gent terecht, en wie op een college zat, trok naar Leuven. Nu speelt de katholieke of vrijzinnige achtergrond geen rol meer en zoeken studenten de universiteit die de beste opleiding voor hun vakgebied garandeert. Mobiliteit zorgt er ook voor dat bedrijven zich gaan vestigen op plaatsen waar ze genoeg kwaliteitsvolle hooggeschoolden kunnen vinden. Die ver doorgedreven mobiliteit zwengelt de competitiviteit aan: universiteiten, ondernemingen, gewone mensen, maar ook de landen waar grote bedrijven zich zouden kunnen vestigen, moeten zich voortdurend bewijzen en ervoor zorgen dat de waren die zij aanbieden goedkoper en beter zijn dan die van de concurrenten. Het gevolg is dat de leiders van alle organisaties steeds meer druk leggen op hun leden. Onze landen beginnen zich trouwens steeds meer als bedrijven te gedragen: België moet competitief zijn, want anders raken we in de problemen. Daardoor vergroot de druk op de individuele burgers, want zij moeten flexibeler worden om beter in het economisch systeem ingeschakeld te kunnen worden. Die evolutie is inderdaad een goede voedingsbodem voor populisme. Populisme is een vorm van vijandigheid tegenover een bepaalde elite, in naam van het ‘echte volk’. Dat ‘echte volk’ kan eng etnisch gedefinieerd worden, maar dat hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Bij populisme overheerst altijd het gevoel dat de machthebbers eigenlijk niet meer besluiten nemen in het belang van het volk, maar ofwel in hun eigen belang, ofwel in dat van ‘buitenstaanders’. Mobiliteit speelt daar een grote rol in: de mensen die weinig mobiel zijn, de stay-at-home-people, voelen zich bedreigd door de mobiliteit van de movers. De thuisblijvers worden bang omdat ze merken dat de fabrieken waar zij werken moeten concurreren met Chinese, en omdat ze zien hoe Bulgaren en Marokkanen naar hier komen op zoek naar werk. Ze begrijpen de beslissingen van de elite niet die ‘tegen hun belang’ lijken in te gaan en ze geloven dat populisten hen zullen beschermen.

 

Koning Albert waarschuwde in zijn kerstboodschap terecht voor het populisme?

Van Parijs: Zijn kerstboodschap was alleszins geen exclusieve vingerwijzing naar de NV-A; hij viseerde ook het populisme binnen de PS. Populisten hebben het gemunt op de elite: dat kan de federale regering zijn, of de Europese Commissie die beslissingen neemt die tegen ‘ons belang’ ingaan. Er bestaat ook etnisch populisme: dan hebben de Joden het gedaan of de Walen, de Vlamingen of de Marokkanen. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië wijzen populisten naar de ‘profiteurs’ aan de andere kant van de taalgrens. Voor veel Walen is Bart De Wever, of het Vlaams nationalisme in het algemeen, de zondebok; voor veel Vlamingen is dat Elio Di Rupo en zijn PS.

Van Bendegem: Ik ben al een aantal jaren geabonneerd op de kranten De Morgen en Le Soir. Als ik ze ’s ochtends lees, heb ik soms het gevoel dat we in dit land in twee totaal verschillende werelden leven. De reacties op de boodschap van de koning in Le Soir verschillen dag en nacht van die in De Morgen. Wat ook altijd enorm opvalt: voor kranten als De Morgen of De Standaard is Brussel een plek waar administraties gevestigd zijn. In Le Soir of elke andere Franstalige krant lees je over Brussel als stad. Dat verschil is zo opmerkelijk: het lijkt wel alsof al die pendelaars vanuit Gent en Antwerpen ‘s morgens werkelijk tegen hun zin naar Brussel vertrekken.

Van Parijs: Vergis je niet, niet alleen veel Vlamingen zijn bang van Brussel, dat geldt ook voor veel Walen. Onlangs ontmoette ik op de trein een bevende Waal die voor het eerst in zijn leven naar Brussel reisde en die vroeg: “Ik moet in die straat zijn, is het daar niet gevaarlijk?” Voor de doorsnee Waal ligt Brussel geografisch veel verder dan voor de doorsnee Vlaming. De relatie tussen Brussel en Wallonië is sowieso niet optimaal. Alle opiniepeilingen tonen dat maar een kleine minderheid van de Brusselaars bij Wallonië wil in geval van een splitsing. De Vlamingen vergissen zich als ze denken dat Wallonië en Brussel één blok vormen. Ook de Walen koesteren dat beeld van de Brusselaars als arrogante hoofdstadbewoners.

 

Wordt 2013 een goed jaar voor vrolijke atheïsten?

Van Bendegem: Het wordt zeker niet slechter dan dit jaar, nu we nog maar pas de Maya’s hebben overleefd. (lacht) Een vrolijke atheïst maakt zich niet vrolijk over gelovigen; het is een atheïst die vrolijk wordt door naar zichzelf en naar zijn medemensen te kijken. Het stuntelen en prutsen van jezelf en van je medemensen stemt tot vrolijkheid. Heel dat Mayagedoe over het einde van de wereld is daar een schitterende illustratie van. Het is op niets gebaseerd: het tijdsbeeld van de Maya’s is cyclisch en heeft niets met de Apocalyps te maken: die dag in december was gewoon het einde van een cyclus. Als de winter voorbij is, slaat toch niemand in paniek? We beginnen dan aan een volgend seizoen. De mens is een kei in het creëren van allerlei bizarre constructies. Dat zal altijd zo blijven en ik vind dat prima.

Philippe had het daarnet over het nastreven van perfectie: ik heb het gevoel dat we op dit moment een nieuw idee van maakbaarheid omarmen en dat mensen lijken te geloven dat de perfectie mogelijk is. Dat merk je nu heel duidelijk bij het opvoeden van kinderen. Veel mensen lijken er volkomen ten onrechte van overtuigd dat ze een perfect kind zullen kunnen creëren. Onlangs las ik een artikel over ouders die het hoofd zot gemaakt werden door opvoeders allerhande die allemaal beweerden de waarheid in pacht te hebben. “Je moet het zo doen.” “Nee zo.” Waardoor die ouders totaal in de war geraakten. Er is niets mis met het nastreven van het ideaal van perfectie, maar dat kan zeer perverse vormen aannemen. In zijn boek The case against perfection beschrijft de Amerikaanse filosoof Michael Sandel hoe ouders toestemming vroegen en kregen om hun kinderen die qua lengte ver onder het gemiddelde zaten, groeihormonen toe te dienen. De motivatie van die ouders was dat hun kind een gemiddelde lengte moest hebben om later als volwassene niet benadeeld te worden. Maar doordat die ouders hun kinderen groeihormonen toedienen, zal de gemiddelde lengte omhoog gaan. Stel dat 1m50 nu problematisch is, dan wordt dat binnen een paar jaar misschien 1m60. Op termijn volgt zo een vorm van standaardisering, waarbij iedereen de ‘juiste’ lengte zal nastreven, de ‘juiste’ taille, de ‘juiste’ manier van lopen.

 

Die drang naar perfectie zorgt voor gefrustreerde en teleurgestelde mensen?

Van Bendegem: Dat risico bestaat. Andy Warhol propageerde al in de jaren zestig zijn ‘15 minuten beroemdheid’. “Ook ik zou op de plaats van die man of vrouw die het gemaakt heeft kunnen staan.” Als je daar dan niet geraakt, raak je gefrustreerd.

Op lezingen zeg ik soms: “Op dit moment heb ik in mijn leven alles bereikt wat ik ooit gehoopt had te bereiken, waardoor ik nu in extra-time leef.” Mensen reageren dan ontzettend verbaasd: “Ambieer jij dan niks meer in je leven?” Natuurlijk wel. Ik wil nog een boek schrijven en lezingen geven. Maar ik wil geen vice-rector van de VUB worden. We hebben net nieuwe rectorverkiezingen achter de rug en ik kreeg de vraag of ik geïnteresseerd was om vice-rector te worden. Ik heb geweigerd. Ik geloof heilig in het Peter’s principle, dat iedereen geneigd is te stijgen in de hiërarchie tot op zijn niveau van incompetentie. Het vice-rectorschap zag ik als mijn Peter’s principle. Maar probeer dat maar eens uitgelegd te krijgen: “Nee, ik acht mezelf op dat niveau onbekwaam.” (lacht)

 

Hoe zien jullie persoonlijk 2013 tegemoet?

Van Parijs: Jean Paul en ikzelf koesteren bewondering en genegenheid voor wijlen Leo Apostel. Op een bepaald moment moest Apostel een zware hartoperatie ondergaan en de kans was groot dat hij het niet zou overleven. Na de geslaagde operatie zei hij: “Voortaan zie ik elke dag als een geschenk.” Dat heeft toen veel indruk op me gemaakt. Als alles goed gaat, wordt 2013 het geschenk van nog een jaar extra in ons leven. Ik ben nu 61 en ouder dan mijn vader ooit geworden is. Doordat de meeste mensen langer dan hun voorouders leven, krijgen we nu moeilijkheden met de financiering van de pensioenen en de gezondheidszorg. Die zouden er niet zijn als wij niet het enorme geluk hadden zo lang te mogen leven. Ik vind het daarom ook belangrijk om te blijven werken aan een betere wereld, zowel globaal als lokaal. Tegelijkertijd probeer ik niet te optimistisch te zijn, want als je op korte termijn optimistisch bent, raak je voortdurend ontgoocheld. Ik noem mezelf een methodologische pessimist: door lage verwachtingen op korte termijn te hebben, word ik voortdurend aangenaam verrast.

Van Bendegem: In 2013 word ik zestig en ik zie dat als de start van mijn tweede puberteit. Ik merk het nu al: mijn lichaam reageert soms anders dan verwacht. Ik ontdek opnieuw de klungeligheid en slungeligheid van de puber bij mezelf. Als ik vroeger een trap opliep, nam ik altijd twee treden. Ik ben nog niet oud genoeg voor één, dus neem ik nu anderhalf, waardoor ik de helft van de tijd struikel. In mijn hoofd gebeurt ook van alles. Dingen die me interesseerden, verdwijnen op de achtergrond, andere zaken worden belangrijker. In 2013 zit ik volop in mijn tweede puberteit en ik vind dat mensen moeten verdragen dat ik dan net als elke puber lastig ben. Rond mijn zeventigste zal dat voorbij zijn: waarschijnlijk ben ik dan rustig en kalm.

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten