De rode belofte

Een halve eeuw geleden geloofden de inwoners van de Sovjet-Unie voor heel even dat ze dankzij hun planeceonomie op weg waren naar het paradijs. In De rode belofte reconstrueert Francis Spufford de jaren van hoop onder Nikita Chroestsjov. “Zijn opvolgers wilden die flauwekul over het ultieme arbeidersparadijs liefst zo snel mogelijk vergeten.”

 

Begin jaren zestig leefden veel Sovjetburgers in het gloedvolle geloof dat ze aan de vooravond stonden van overvloedige welvaart en ongebreidelde economische groei. Dat rode Utopia werd hen alvast voorgespiegeld door de in 1953 na de dood van Stalin aan de macht gekomen Nikita Chroestsjov. In 1961 beloofde hij zijn medeburgers dat ze het arbeidersparadijs zouden betreden dankzij de wonderen van de planeconomie: tegen 1980 zou de socialistische economie op volle toeren draaien, waardoor er massaal veel tijd zou vrijkomen om van het leven te genieten. De communistische heilstaat zou in een mum van tijd de kapitalistische landen het nakijken geven en uitgroeien tot een bloeiende tuin van Eden.

In zijn boek De rode belofte beschrijft Francis Spufford, auteur en docent creative writing aan de universiteit van Londen, op heel bijzondere wijze die Sovjetjaren vol hoop. In een mengeling van fictie en non-fictie vertelt hij hoe de inwoners van de Sovjet-Unie een paar jaar lang echt leken te geloven in een beter leven na een lange, donkere tijd van vernieling, terreur en onderdrukking. “Dé sleutel tot dat succes lag volgens Chroestsjov in de unieke planeconomie”, zegt Spufford. “Planning was iets dat de kapitalistische landen niet kenden. Lenin had ooit gezegd: ‘De USSR is één enkel kantoor, één enkele fabriek.’ Alle productiemiddelen en distributielijnen waren in handen van de staat. Alleen zo konden volgens de communisten de menselijke behoeften op de meest efficiënte en snelste manier bevredigd worden. Dat sprookje werd al verteld tijdens de grote hongersnood in de jaren dertig en het bleef voortbestaan tot aan de val van het communisme. Maar bijna geen enkele burger geloofde er echt in, behalve tijdens Chroestsjovs bewind van 1953 tot 1964. Toen werd het verhaal over de rode overvloed plots ernst. Want twintig jaar later zouden de Sovjetburgers volgens Chroestsjov dankzij de socialistische planeconomie de rijkste mensen ter wereld zijn.”

Chroestsjovs belofte werkte begeesterend voor een intellectuele toplaag: een hele generatie van economen en ingenieurs zette haar schouders onder het verfijnen van de Russische planeconomie. Zo werkte de geniale mathematicus en econoom Leonid Kantorovitsj samen met informaticapionier Sergej Lebedev aan het op punt stellen van een feilloos werkend wiskundig planeconomiemodel. Maar het draaide uit op een grandioze mislukking. In 1964 werd Chroestsjov door de leden van het Politbureau afgezet, een jaar later werd de droom van het rode Utopia met stille trom begraven en luidde het nieuwe bewind onder Leonid Brezjnev de grijze jaren van stagnatie in.

 

Gevaarlijke bijziendheid

Het plan om de centraal geleide economie op een nieuwe, strikt wetenschappelijke leest te schoeien, werd uitgewerkt door onder anderen een latere Nobelprijswinnaar economie. Toch ging het totaal de mist in. Lag dat aan de ontwerpers of deugde het principe ‘planeconomie’ niet?

FRANCIS SPUFFORD: De theoretische verfijning van de socialistische planeconomie die door de economen uitgewerkt werd, strandde op een aantal onoverkomelijke praktische bezwaren. Zelfs de meest slimme mathematici en economen slaagden er niet in om het probleem op te lossen van de extreem lage productiviteit van de Sovjetindustrie. De industrie was zeer rigide georganiseerd; er was amper beweging in te krijgen. Hoe meer pogingen ze ondernamen om ze vlotter te laten draaien, hoe hoger de druk werd en hoe slechter de fabrieken presteerden. De economen pasten de toen zeer revolutionaire principes van ‘just in time’ toe. Ze tekenden een plan uit waarbij de bout die de arbeider aan de lopende band moest vastschroeven, net op tijd geleverd werd, waardoor er geen stocks nodig waren en het hele productieproces als een goed geoliede machine kon lopen. De theorie deugde, maar in een slecht gecoördineerd industrieel systeem zoals dat van de Sovjet-Unie was het gedoemd te mislukken. De bevoorrading liep spaak en de arbeiders stonden meer met hun vingers te draaien dan dat ze bouten vastschroefden. In veel fabrieken duurde dat wachten soms dagen.

Je hoort nu voortdurend zeggen dat een planeconomie gedateerd is of alleen kan gedijen in een dictatuur en dat een gezonde vrije markt behoefte heeft aan democratie. Ik vind dat een vorm van gevaarlijke bijziendheid. Het is helemaal niet zo dat een democratie nood heeft aan het economische systeem dat wij hier en nu kennen. In Europa zijn er sowieso ontzettend veel verschillen in socio-economische modellen. De Leninistische staat die ik in De rode belofte beschrijf, is een plaats waarvan ik overtuigd ben dat niemand er ooit nog naar wil terugkeren. Dus voor alle duidelijkheid: de Sovjet-Unie was een monsterlijke staat, ook toen Chroestsjov er de plak zwaaide. Maar het is niet zo dat een planeconomie alleen kan gedijen in een gewetenloze dictatuur. Begin jaren zestig vonden de meeste economen en filosofen in Amsterdam, Brussel of Londen planning veel rationeler dan puur kapitalisme. Zelfs in Chicago zagen sommige economen er brood in: planning leek iets heel modern. Vandaag is die benadering van planeconomie verdwenen, niet omdat we de ware aard van de democratie hebben leren doorgronden, maar omdat de geschiedenis veranderd is. We zitten in een andere economische omgeving dan een halve eeuw geleden. Ik ben geboren in 1964, vroeg genoeg om de periode gekend te hebben waar de Sovjet-Unie deel van uitmaakte. De eerste 25 jaar van mijn leven leek het alsof de wereld altijd ingedeeld zou blijven in een kapitalistisch Westen en een communistisch Oostblok. Tot in 1990 die ‘zekerheid’ bijna van de ene op de andere dag verdween. Sindsdien is ons kapitalisme veel gevaarlijker en wilder geworden. Onze kapitalisten zitten niet langer angstig te staren naar de socialistische lichtbak van de Sovjet-Unie. Ze hebben geen enkele reden meer om zich net zo voorzichtig te gedragen als vroeger, want hun ideologische vijand is verdwenen. Het wegvallen van die grote rivaal heeft de politieke rechterzijde in de VS vleugels gegeven en de neoconservatieven succesvol gemaakt. De westerse linkse partijen hebben er dan weer een slechte zaak aan gedaan. Vroeger konden ze met een beschuldigende vinger naar de Sovjet-Unie wijzen: ‘Met dat soort van socialisme hebben wij niets te maken.’ Zolang de USSR bestond, leek hun menselijke versie van het socialisme zinvol, maar na de implosie van de Sovjet-Unie verloor hun verhaal aan aantrekkingskracht. Wij vinden nu dat mensen in de jaren zestig misleid waren omdat ze geloofden in planeconomie en staatssocialisme. We denken dat we veel slimmer geworden zijn en dat we de waarheid kennen. ‘Wat waren die kerels toen toch idioten.’ Maar we vergeten dat op elk moment in de geschiedenis mensen in de overtuiging leven dat ze de waarheid kennen. Je kan er vergif op innemen dat onze nakomelingen in 2051 zullen zeggen: ‘Wat waren die kerels in 2011 toch ongelooflijk dom.’

 

U schrijft dat Karl Marx ‘de verkeerde revolutie had voorspeld’. Hij stelde dat het socialisme alleen maar kon gedijen in een goed uitgebouwde kapitalistische maatschappij. Rusland was in 1917 een feodale landbouwstaat. De revolutie was dus gedoemd om te mislukken?

SPUFFORD: Later nuanceerde Marx zijn stelling en vermoedde hij dat Rusland misschien toch in aanmerking zou komen voor het socialisme. Maar het klopt dat Rusland oorspronkelijk niet zijn favoriete land was om een revolutie te laten uitbreken. De revolutie had eigenlijk in Engeland of de Verenigde Staten moeten plaatsvinden, in landen waar het kapitalisme hoogtij vierde. Marxistisch socialisme ging ervan uit dat het ‘paleis van het socialisme’ op het dak van ‘het paleis van het kapitalisme’ gebouwd moest worden. Aan de vooravond van de revolutie was er in Rusland amper sprake van kapitalisme. Vlak voor de Eerste Wereldoorlog waren de Russische bewindvoerders er voorzichtig mee van start gegaan. Die oorlog veegde een groot deel ervan weg, de revolutie al de rest. Rusland had bijna geen functionerende industrie meer. Na de revolutie startten de bolsjewieken een compleet ‘onmarxistisch’ experiment: ze bouwden hun socialistische versie van een kapitalistische industrie. De fabrieken in de Sovjet-Unie waren allemaal gebaseerd op het 19e-eeuws kapitalisme zoals Marx dat beschreven had. De communisten lazen aandachtig hoe Marx alle gruwelen van het kapitalisme beschreef, vervolgens bouwden ze daar perfecte imitaties van met hoge schouwen, vergiftigde rivieren en massa’s staal en kolen. De eerste Sovjetindustrialisatie was verschrikkelijk destructief, maar de fabrieken werden wel gebouwd en produceerden hun ruwe materialen. Van zodra er ook consumentengoederen geproduceerd moesten worden, ging het mis. Het Sovjetoptimisme in de vijftiger en zestiger jaren was gebaseerd op het feit dat leidende figuren zoals Chroestsjov er rotsvast van overtuigd waren dat een planeconomie een slimme manier was om moeilijke uitdagingen aan te gaan. Ze hadden knappe koppen in huis die daaraan zeer enthousiast meewerkten. In mijn boek laat ik een aantal mensen de revue passeren die hun uiterste best deden om het rode utopia via de planeconomie werkelijkheid te doen worden. Leonid Kantorovisj probeerde op een puur mathematische manier en met de hulp van de computerwetenschap een model voor de planeconomie uit te werken. In de context van zijn tijd waren het slimme ideeën die nu nog altijd in de kapitalistische wereld gebruikt worden om soms noodzakelijke planningen te maken. Kantorovitsj’ theorieën zijn zeer bruikbaar om kleine onderdelen van economische activiteit te optimaliseren. Maar in de Sovjet-Unie waren ze tot mislukken gedoemd. De mathematische economen hadden weinig ervaring met hoe de Sovjeteconomie in werkelijkheid werkte. Hun modellen hingen af van de informatie die ze kregen, maar die stemde niet overeen met de realiteit. Ze gingen er ook van uit dat de prijzen bepaald zouden worden door computers in plaats van door politici. In 1962 hadden de economen berekend dat de vleesprijs moest stijgen. De politici volgden gehoorzaam en het gevolg was dat er in de stad Novocherkassk rellen uitbraken die in bloed gesmoord werden. Meer dan twintig mensen werden door het Sovjetleger gedood, tientallen anderen raakten gewond. De politici trokken daaruit de les dat ze de prijsbepaling beter zelf in handen konden houden.

 

Boerenzoon Chroestsjov

Nikita Chroestsjov is een van de hoofdpersonages in uw boek. Hij staat nu bekend als de man die de destalinisering in gang zette, terwijl hij tijdens de Grote Zuiveringen zelf meer dan 55.000 mensen liet executeren. Haalde hij Stalin van zijn voetstuk uit pure gewetenswroeging of om de harten en geesten van de Sovjetburgers te winnen?

SPUFFORD: De meeste mensen herinneren zich Chroestsjov als dat grappige, licht ontvlambare mannetje dat in oktober 1960 in een vergadering bij de Verenigde Naties in New York heel boos met zijn schoen op tafel klopte tijdens een toespraak die hem niet aanstond. Dat maakt Chroestsjov voor ons tot een mens van vlees en bloed, in tegenstelling tot al die andere meer gereserveerde Sovjetleiders zoals Brezjnev. Hij had niet het koude hagedissengezicht van de apparatsjik en leek een sympathieke man. Nochtans was hij degene die opdracht gegeven had tot het bloedbad in Novocherkassk. Hij heeft dat toen voor de rest van de Sovjet-Unie geheim kunnen houden, ook voor de economen die aan het grote plan werkten. De ‘ervaring’ die hij onder Stalin had opgedaan, kwam hem daarbij goed van pas.

Chroestsjov was geen studax, stamde uit een boerenfamilie en had in de mijnen gewerkt. Hij geloofde de eigen Sovjetpropaganda dat de westerse parlementen vol roepende, vloekende en tierende parlementsleden zaten en dat hij zelf een grote mond moest opzetten als hij gehoord wilde worden. Toen op die VN-vergadering een Filippijnse diplomaat in zijn toespraak de Sovjet-Unie van imperialisme beschuldigde, werd boerenzoon Chroestsjov woest. Hij trok zijn rechterschoen uit en sloeg er net zo lang mee op tafel tot de diplomaat zweeg. Welopgevoede en gestudeerde Russen schaamden zich in Chroestsjov. Hij had een groot minderwaardigheidscomplex en ging altijd in het verweer. Tegelijkertijd voelde hij zich erg schuldig over wat hij zelf uitgespookt had tijdens de Grote Zuiveringen onder Stalin. Hij was een overtuigd stalinist geweest, had alle executies met volle overtuiging bevolen en de zuiveringen actief gepromoot. Na de dood van Stalin kreeg hij daar wroeging over: hij zette de destalinisatie in gang en beschuldigde Stalin openlijk van massamoord. Zijn leven lang bleef hij worstelen met schuldgevoelens en wou hij krampachtig ‘het goede doen’. Op een of andere manier wou hij de gruwel uit het verleden rechtvaardigen door zijn belofte van de stralende toekomst uit 1961 werkelijkheid te doen worden. Zodat de Sovjetburgers zouden beseffen dat al het lijden een noodzaak was om het rode Utopia op te kunnen grondvesten. Chroestsjov wou het nakende goede, overvloedige leven voor de jonge Russen helpen voorbereiden. Zo zou alle lijden betekenis krijgen en kon hij eindelijk gewetensrust vinden. In vergelijking met de zuiveringen en de hongersnood onder Stalin waren de doden van Novocherkassk een druppel in een oceaan van bloed. Toch moet het Chroestsjov niet onberoerd gelaten hebben. In ’63 dacht hij dat hij het moorden achter zich gelaten had en dat hij op weg was naar de zonnige bergtoppen van de menselijke geschiedenis. Tot hij plots weer even terugviel in zijn rol van ordinaire moordenaar.

 

Waren alle gewone Sovjetburgers even enthousiast over Chroestsjovs belofte van een stralende toekomst?

SPUFFORD: Ze gunden hem het voordeel van de twijfel. Tussen 1950 en 1960 hadden ze hun eigen levens al radicaal zien veranderen. Aan het einde van het stalinisme leefden Russische burgers nog met zeven families in één uitgeleefde flat met een piepklein gemeenschappelijk keukentje en droegen ze tot op de draad versleten tweedehandskledij. Tegen 1960 had bijna elk gezin zijn eigen flat in nieuwe voorsteden, droegen ze nieuwe kleren en hadden sommigen hun eigen auto. Op het moment dat Chroestsjov zijn belofte deed, hadden ze al een hele vooruitgang geboekt en waren ze geneigd hem te geloven. ‘Misschien zitten we nu echt wel op weg richting Utopia.’ In de praktijk viel de steun van de burgers lelijk tegen. Meer dan veertig jaar lang had de staat hen rigoureus getraind in het nooit zelf nemen van initiatieven, want dat was gevaarlijk. Van een goede Sovjetburger werd alleen verlangd dat hij bevelen opvolgde. Om Chroestsjovs droom te kunnen waarmaken, moesten er consumptiegoederen geproduceerd worden. Enthousiasme, creativiteit en initiatief van de arbeidskrachten was daarvoor broodnodig. Maar het was zo goed als onmogelijk hen te motiveren. De economen in De rode belofte zijn atypisch: zij zaten in de greep van een intellectuele passie. Slechts een kleine groep mensen deed zijn werk met plezier en inzet en was actief betrokken bij het creëren van die schitterende toekomst. Vermoedelijk is het beeld dat ik in mijn boek schets daardoor misschien iets vrolijker en hoopvoller dan het echt was. Maar aan de andere kant is het een correctie van de allesoverheersende opvatting dat de Sovjet-Unie gedurende haar hele bestaan uitsluitend donker en grijs was.

 

In oktober 1964 werd Chroestsjov opzij gezet. Dat betekende meteen ook het einde van zijn rode belofte?

SPUFFORD: Zijn makkers uit het Politbureau begeleidden hem naar de uitgang omdat hij teveel risico’s nam. Zijn opvolgers zagen de ‘grote economische omwenteling’ niet zitten en voerden een veel conservatiever beleid. Ze wilden al die flauwekul over het ultieme arbeidersparadijs liefst zo snel mogelijk vergeten en achter hen laten. Aan het einde van De rode belofte beschrijf ik Chroestsjov als een melancholische, vereenzaamde gepensioneerde die geïsoleerd leeft op zijn datsja. Hij had toen veel last van nachtmerries: zijn kwelduivels uit het verleden kwamen terug spoken, angstaanjagender dan ooit tevoren.

 

 

Francis Spufford, De rode belofte. Hoe de Sovjetdroom werkelijkheid leek te worden, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 478 blz., 27,95 euro, ISBN 978-90-468-0997-6

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten