‘De groeiende ongelijkheid in de wereld is het meest verontrustende’

Een ramp verhoogt de samenhang in een gemeenschap. Dat stelde de Britse econoom Richard Davies vast op zijn reis langs ‘extreme economieën’. “Onze veerkracht helpt ons na grote tegenslagen weer overeind te krabbelen. Alleen hebben we dat niet door op het moment dat we diep in de shit zitten, zoals in deze coronacrisis.”

Richard Davies wou te weten komen hoe de economie gedijt in extreme omstandigheden. Hij reisde daarom de wereld rond en bezocht onder andere het door de tsunami geteisterde Atjeh in Indonesië, het grootste vluchtelingenkamp ter wereld in Jordanië, de vooral door bejaarden bewoonde regio Akita in Japan en de door ongelijkheid verscheurde Chileense hoofdstad Santiago. Op het einde van de trip stond er 150.000 kilometer op de teller.

“Bij de start van mijn onderzoek maakte ik me zorgen”, zegt hij. “Ik vroeg me af of het wel gepast was om mensen in penibele leefomstandigheden lastig te vallen met vragen over hun economische toestand. Tot mijn grote verrassing vonden ze dat allemaal fantastisch. Ze deelden enthousiast hun hele leven met me.”

Zijn ervaringen schreef Davies neer in het fascinerende boek Extreme Economies. “Het was af net voor de hele wereld door corona op haar grondvesten daverde”, zegt hij. “Velen wachten nu bang af wat het uiteindelijke effect van corona zal zijn op de economie. Misschien kunnen mijn bevindingen de angst een beetje helpen temperen. Want we hebben heel wat natuurlijke veerkracht die ons na grote tegenslagen weer overeind helpt te krabbelen. Alleen hebben we dat meestal niet door op het moment dat we diep in de shit zitten, zoals nu.”

Is dat de belangrijkste les die u trok uit uw reis naar Atjeh in Indonesië?

Richard Davies: “Toch wel. Omdat ik meer inzicht wou in de betekenis van veerkracht voor de economie, trok ik naar Atjeh en andere plekken die getroffen zijn door vreselijke rampspoed. Ik zag er hoe mensen overleven door hun eigen economische systeem te bouwen. Bijna altijd was dat een informele economie, zonder van bovenaf opgelegde regels, vaak ook zonder officiële munten, maar met zelf uitgevonden geld.

“De tsunami van 2004 was totaal onverwacht en verwoeste in één klap grote delen van Atjeh. Maar in de dagen, weken en maanden erna namen de overlevenden hun leven terug in handen. In Lampaseh, een voorstad van Banda Atjeh, sprak ik met de 52-jarige koffiehuisuitbater Sanusi. Bij de tsunami verloor hij zijn vrouw en oudste zoon. Hijzelf overleefde door in de top van een kokosboom te klimmen. Zijn zaak en huis waren totaal vernield. Het kistje met al het geld dat hij gespaard had, spoelde mee met de zee. Sanusi was compleet geruïneerd; zijn leven verwoest. Toch bleef hij niet bij de pakken zitten. Al een paar dagen na de ramp besloot hij zijn koffiehuis herop te bouwen. ‘Want dat is wie ik ben’, zei hij me. ‘Ik draag ook verantwoordelijkheid voor mijn overlevende kinderen en mijn klanten.’ Bij de lokale banken kon hij niet meer voor een lening terecht, want die waren allemaal vernietigd. Maar een klant wou hem helpen: een academicus uit Jakarta die regelmatig in Atjeh op vakantie kwam, leende hem 5 miljoen roepie of 500 euro. Vijf maanden na de ramp opende Sanusi Coffee opnieuw de deuren. Vandaag kun je er van zijn zelfgebrande koffie genieten. Het verhaal van Sanusi is niet uniek, maar illustreert de veerkracht van een individu en een gemeenschap.”

Een ramp kan de solidariteit in een samenleving opkrikken?

“Ze dwingt mensen om samen te werken aan de heropbouw. Studies tonen dat ook aan: na een grote ramp vergroot de sociale cohesie in een land. Het is dus belangrijk dat een overheid ervoor zorgt dat die spontane solidariteit onder burgers gaandeweg niet verloren gaat. Ik weet niet hoe het in België zit, maar precies dat lijkt de Britse regering tijdens deze coronacrisis niet goed begrepen te hebben. Want meteen na de eerste grote coronaschok gingen alle Britten samen in lockdown. De regels waren glashelder voor iedereen en de solidariteit was zeer groot. Tot onze bewindslui op het onzalige idee kwamen om verschillende vormen van lockdowns op te leggen aan verschillende regio’s.”

Daar kunnen toch objectieve redenen voor zijn, zoals het aantal besmettingen en ziekenhuisopnames in een regio?

“Natuurlijk. Ook vanuit puur economisch standpunt is differentiëren perfect verdedigbaar. Een stad als Manchester is nu eenmaal anders dan Londen of Liverpool. Als in één regio het virus onder controle is, kunnen daar wellicht meer bedrijven terug de deuren openen dan in een andere. Alleen is het nefast voor de sociale cohesie in het hele land. Het holt de solidariteit uit en vergroot de jaloezie en het onbegrip.”

Differentiatie verlaagt in sommige regio’s misschien ook de tol aan faillissementen?

“Ze verlaagt wellicht ook de kosten, en tóch ben ik ertegen. Want door verschillende maten en gewichten te hanteren, ondermijn je de samenhang totaal. Ik werkte vijf jaar als centrale bankier bij de Bank of England en toen dacht ik daar totaal anders over. Maar net door met bijvoorbeeld de overlevenden van de tsunami te praten, kreeg ik oog voor de cohesie in een gemeenschap en voor het grote belang van sociaal kapitaal.

“Waarom mogen mensen met een tuin in de buitenlucht meer bezoekers ontvangen dan wie geen tuin heeft? Op het eerste gezicht lijkt die maatregel oké, want in de tuin is het stukken veiliger dan in een slecht geventileerde woonkamer. In realiteit is het echter een regel die de meer vermogenden met een huis met tuin bevoordeligt tegenover armere flatbewoners. Daarom vind ik dat in deze covidtijd alle regels voor alle burgers van een land gelijk moeten zijn, anders voeden we de verdeeldheid.”

In België krijgen nogal wat bedrijven die door de coronacrisis midscheeps getroffen zijn, financiële steun van de overheid. De werknemers ontvangen een tijdelijke werkloosheidsuitkering. Zijn dat goede maatregelen of ondermijnen ze de veerkracht?

“Ik vind het goede maatregelen, want zo ondersteunt de overheid net die veerkracht. In het Verenigd Koninkrijk krijgen arme gezinnen nu een bedrag dat ze enkel en alleen kunnen spenderen aan voedsel en kledij. Ze mogen er niets anders mee aanvangen. Dat is een klassieke, maar heilloze vorm van hulpverlening. Geen enkele buitenstaander kan de echte behoeften van mensen in nood inschatten. Overlevenden van de tsunami hebben misschien helemaal geen nieuwe kleren nodig. Wat doen ze dan als ze een lading truien en broeken overhandigd krijgen? Ze verkopen die spullen zo snel mogelijk op de zwarte markt om vervolgens met dat geld hun zin te doen. Een tijdelijk gedeeltelijk vervangingsinkomen na een ramp of in een acute crisis, is een uitstekende zaak, zolang mensen vrij blijven om het geld te spenderen zoals zij dat willen. Want zij kennen hun eigen situatie het beste en weten wat ze nodig hebben.

“Het vluchtelingenkamp Zaatari in Jordanië is met 200.000 Syrische vluchtelingen het grootste ter wereld. Er bloeit een informele economie met meer dan 3000 winkels, eetstalletjes en kappers. De internationale organisatie die het kamp runt, vindt dat maar niets. Ze zou veel liever hebben dat de inwoners enkel inkopen doen in de officiële supermarkten vol noodzakelijke, verantwoorde producten. Ondernemende vluchtelingen slaan daar ook goederen in, maar verkopen die vervolgens door op de zwarte markt, net als de tsunami-overlevenden. Met dat geld kopen ze ‘onverantwoorde’ maar zeer gewilde producten die ze in hun winkeltjes doorverkopen aan medekampbewoners.”

Worden veel van die informele economieën niet heel snel gedomineerd door afzetters en ritselaars?

“U onderschat het belang van het begrip ‘reputatie’. Veel mensen die op een informele manier in een vluchtelingenkamp handel beginnen drijven, worden zich snel bewust van hoe belangrijk het is een goede reputatie te hebben. Als andere kampbewoners hen niet vertrouwen, moeten ze hun handeltje snel opdoeken.

“Hulporganisaties houden niet van spontaan gegroeide informele economieën. Ik vind dat een grote vergissing. In elk nieuw vluchtelingenkamp groeien vanzelf voedselmarkten. Die worden best met rust gelaten, want al sinds het ontstaan van de beschaving verhandelen mensen voedsel. Ze weten goed genoeg wat er gezond is en wat niet. Toch willen die hulporganisaties zich altijd bemoeien en regels opleggen. Dat werkt volstrekt contraproductief. Al wil dat niet zeggen dat organisaties of overheden nooit mogen ingrijpen. In Zuid-Amerika zag ik de door illegale houtkap veroorzaakte ecologische rampen. Dat soort van praktijken moet zeer streng bestraft worden. Maar sommige markten verdienen de totale vrijheid. Ik denk dan aan voedsel, maar ook aan softdrugs. Wapenhandel moet dan weer totaal verboden worden.”

U noemt zichzelf een volgeling van de 17e-eeuwse Londense arts-anatoom William Harvey en de 19e-eeuwse Schotse ingenieur David Kirkaldy. Net als u waren ze gefascineerd door het extreme?

“Ja, en met hun fascinatie veranderden ze de koers van de wetenschap. Harvey geloofde dat extreme experimenten tot veel meer inzicht leiden dan braaf onderzoek. Hij kleurde als anatoom en arts voortdurend buiten de lijnen, en ontdekte zo de menselijke bloedsomloop. Dankzij bizarre onderzoeken van mens en dier kwam hij erachter dat ons hart het orgaan is dat bloed door het hele lichaam pompt én dat onze bloedsomloop een gesloten systeem is. Harvey’s tijdgenoten lachten hem uit, ze vonden zijn theorieën onzin, maar jaren later bleken ze te kloppen als een bus.

“David Kirkaldy was als ingenieur gespecialiseerd in de studie van druk op metalen. Hij geloofde dat het meeste vooruitgang geboekt kon worden uit onderzoek van de grootste rampen. In 1879 stortte in Schotland tijdens een storm een monumentale ijzeren spoorwegbrug in waarbij tientallen treinpassagiers het leven lieten. Kirkaldy werd erbij gehaald en dankzij zijn microscopisch onderzoek van honderden stukken ijzer werden de volgende generaties metalen spoorwegbruggen veel veiliger constructies.”

William Harvey en David Kirkaldy zijn vandaag geen klinkende namen meer.

“Dat is doodjammer, want Harvey is wellicht even belangrijk als Isaac Newton. Ik maakte kennis met leven en werk van Harvey toen ik geneeskunde studeerde. Halverwege die studies stapte ik over naar economie, maar de man is me altijd blijven fascineren.

“In 1928 blikte de Britse econoom John Maynard Keynes in The economic possibilities for our grandchildren vooruit hoe de wereld er zou uitzien in 2028. Hij ontwikkelde daarvoor zijn eigen methode. Eerst moet je volgens Keynes op zoek naar die trends in de samenleving die door veel mensen algemeen aanvaard zijn en nog heel lang gevolgd zullen worden. Om de toekomst te kunnen voorspellen, moet je vervolgens die levens onder de loep nemen van de mensen die zich op de meest extreme uiteinden van de trends bevinden. Volgens Keynes waren de langdurige tendenzen van 1928 de verhoging van de materiële welvaart en de vermindering van de arbeidstijd. Om te weten te komen hoe het er binnen honderd jaar aan toe zou gaan, moest dus volgens hem onderzocht worden hoe het tijdgenoten met de grootst mogelijke materiële welvaart en met de meeste vrije tijd verging. De mensen die aan de extremen van de tendenzen leefden, noemde Keynes ‘de voorhoede’. Moderne economen focussen zich zo goed als allemaal op de ‘homo economicus’, de gemiddelde mens, en vragen zich af wat het effect van een maatregel op hem is. Terwijl ik het interessanter vind om te onderzoeken hoe mensen reageren in zeer extreme omstandigheden.”

Omdat wij daar lessen uit kunnen trekken voor ons dagelijkse bestaan?

“Ja, en omdat we ons zo ook beter kunnen voorbereiden op de toekomst. Daarom ging ik na mijn uitstappen naar rampgebieden op zoek naar ‘de voorhoede’ van onze tijd. In de geest van Keynes zocht ik eerst die tendenzen die al een tijd bezig zijn en waarvan de impact alleen maar zal vergroten. Ik kwam uit bij vergrijzing, digitalisering en ongelijkheid. Die drie trends zullen onze economie in de toekomst zwaar op de proef stellen. Om die toekomst beter te doorgronden, moest ik dus die plekken gaan bezoeken waar ze op dit moment al extreem aanwezig zijn.”

Uw zoektocht naar een plek waar vergrijzing extreem toeslaat, bracht u naar Akita, een departement in het noordwesten van Japan.

“In Akita is meer dan de helft van de bevolking ouder dan 50 en meer dan een derde ouder dan 65. In de gelijknamige hoofdstad Akita zijn de treinbestuurders, loketbedienden, winkelende mensen, obers en taxichauffeurs allemaal grijs en oud. De gemiddelde leeftijd is er 53 (de gemiddelde leeftijd van de Belgische bevolking is 41 -J.S.).

“We zijn er ons allemaal van bewust dat de vergrijzing onstopbaar is. Het overkomt ons allemaal, voor de ene wat sneller dan de andere, maar de gestaag voortschrijdende tijd is onverbiddelijk. Vergrijzing is een collectieve schok die voor relatief nieuwe belangrijke debatten over betaalbare pensioenen en ouderenzorg zorgt. Maar vergrijzing heeft ook een compleet nieuwe markt doen ontstaan. Ik onmoette in Japan veel jonge mensen die een start-up runden gespecialiseerd in nieuwe hulpmiddelen voor bejaarden.”

Zoals?

“Gesofisticeerde golfclubs waarmee je makkelijker het balletje kan raken, speciale schoenen die de pijn in de heupen verzachten, computerspelletjes voor ouderlingen, gezelschapsrobots, makkelijker kauwbaar voedsel… de vergrijzingsindustrie is in heel Japan booming business.”

Om de digitale revolutie beter te doorgronden, reisde u naar Talinn, de hoofdstad van Estland.

“Ik onderzocht daar de gevolgen van de digitale technologie in de vorm van automatisering en machine learning, computeralgoritmes die zelfstandig bijleren door de input van data. Ik focuste me op de overheidsadministratie. In Estland wordt zowat àlles geautomatiseerd en verloopt zo goed als alles online. Zonder scrupules zetten ze er webcams en gezichtsherkenningssoftware in waarmee ze zelfs de emoties van de gebruikers lezen. 98 procent van de Estse overheidsdiensten is inmiddels gedigitalliseerd. De rest van de wereld zal binnen afzienbare tijd volgen. Op dit moment is in Downing Street, Londen, een kleine ploeg die totale automatisering voor Groot-Brittannië aan het voorbereiden.”

Volgens Oxford-wetenschappers Carl Frey en Michael Osborne zal door automatisering binnen twintig jaar de helft van de huidige jobs verdwenen zijn.

“Ik twijfel daaraan. Waarom zou de robotrevolutie verschillen van de industriële revolutie? Toen in 1779 James Hargreaves zijn spinmachine Spinning Jenny uitvond, werd er ook moord en brand geschreeuwd over de impact op de tewerkstelling. Want voortaan zouden een paar duizend arbeiders het werk kunnen doen van miljoenen thuiswevende ambachtslui. Maar in plaats van werk te vernietigen, creëerden al die Spinning Jenny’s juist extra werk. De weefindustrie werd een magneet voor betaalde arbeid. Landbouwers die in hun vrije tijd weefden om te kunnen overleven, stopten met de boerenstiel en trokken naar de fabriek om voltijds textielarbeider te worden. Waarom zou de automatisering geen nieuwe jobs kunnen opleveren?

“Door de vergrijzing zal de nood aan robots trouwens alleen maar toenemen. Want voor sommige jobs zullen er te weinig mensen zijn.”

Automatisering zal onze samenleving sowieso ingrijpend veranderen?

“Zeker. Een van de meer kwalijke gevolgen is dat mede door de vergrijzing de digitale kloof alleen maar vergroot tussen wie wel en niet online is. In wezen komt dat neer op de kloof tussen jonge hippe stedelingen en bejaarde plattelanders, de ‘outsiders’. In Estland is die kloof vandaag gigantisch.”

U leefde een tijdje in de Chileense hoofdstad Santiago om er die andere trend, de groeiende ongelijkheid te onderzoeken.

“Van de drie trends die ik onder de loep neem, vind ik ongelijkheid de meest verontrustende. Het economische model van landen als Chili, Nigeria, Peru en Maleisië is een kopie van dat van de VS. Het is gebaseerd op het neoliberalisme van de Chicago School of Economics. De denkbeelden van Chicago-economen als Milton Friedman hebben Santiago, Lagos, Lima en Kuala Lumpur vandaag herschapen in miljoenensteden met de grootste ongelijkheid ter wereld.

“Ik kwam aan in de luchthaven van Santiago en ik zei tegen de taxichauffeur: ‘Breng me naar de stad, alsjeblieft.’ Hij vroeg: ‘Welke stad? Santiago telt vijf verschillende steden.’ Je inkomen of vermogen bepaalt in welke stad je leeft. Solidariteit, samenwerking, vertrouwen zijn er zoek. Van sociale cohesie is er geen sprake. Terwijl dat net broodnodig is in tijden van extreme crisis, of wanneer een samenleving getroffen wordt door een grote ramp. Santiago staat haaks op Atjeh of Zaatari, waar mensen sámen hun bestaan terug leefbaarder proberen maken.”

In Santiago is het ieder voor zich?

“De rijkelui uit het noorden zullen nooit afzakken naar het zuiden waar de armere dompelaars wonen. De zuiderlingen trekken enkel naar het noorden om er villa’s te gaan poetsen of weelderige gazons te maaien. De ongelijkheid is stuitend en burgers haten elkaar. De straten van Santiago waren de voorbije maanden niet voor niets het decor voor rellen. Die groeiende ongelijkheid in de wereld is iets om ons écht grote zorgen over te maken.”

Richard Davies, Extreme economies, Black Swan, 416 blzn. 11,95 euro

Bio

Richard Davies

  • Studeerde filosofie en economie in Oxford en aan de London School of Economics
  • Werkte van 2006 tot 2012 als economist bij de Bank of England
  • Was van 2012 tot 2015 journalist economie bij The Economist
  • Was van 2015 tot 2016 economisch adviseur van de voormalige conservatieve minister van Financiën George Osborne
  • Is professor economie aan de London School of Economics en aan de universiteiten van Londen en Bristol

(c) Jan Stevens

Vergelijkbare berichten