“De tijd van het prediken is voorbij”

Sinds jaar en dag volgt antropoloog Martijn de Koning salafistische groepen in de Lage Landen op de voet. “In de salafistische milieus lopen momenteel individuen rond die de rol van een man als Fouad Belkacem perfect kunnen overnemen.”

Al jaren onderzoekt antropoloog Martijn de Koning het salafisme in Nederland, Duitsland en België. Niet vanuit zijn kantoor 17 hoog in het Erasmusgebouw van de universiteit van Nijmegen, maar op straat. Het resultaat van dat veldwerk bundelde hij samen met collega’s Ineke Roex, Carmen Becker en Pim Aarns in het vuistdikke rapport Eilanden in een zee van ongeloof. De Konings onderzoeksmethode levert hem in Nederland stevige kritiek op. De shocksite Geenstijl.nl bedacht hem met het koosnaampje ‘salafistfucker’. Eilanden in een zee van ongeloof hebben ze vermoedelijk nog niet gelezen, want dan zouden ze weten dat Martijn de Koning en co. een oerdegelijke studie over home grown salafisme en polderjihadisme hebben afgeleverd.

‘Ik begrijp wel dat sommigen de indruk hebben dat ik te dicht bij mijn ‘onderzoeksobjecten’ sta’, zegt De Koning. ‘Een aantal salafistische jongens zit nu in de terroristenafdeling van de gevangenis en daar geldt een zwaar regime. Hun vrienden gingen in december demonstreren in Den Haag. In het kader van mijn onderzoek trok ik daar ook naartoe. Ze waren met een man of twintig en de jongens die ik kende, gaf ik een hand. Ik zou het eerlijk gezegd nogal raar vinden om dat niet te doen. Een journalist beweerde later dat ik ze omhelsde, wat complete nonsens is. Dus werd ik in de media opnieuw afgeschilderd als ‘salafistenvriend’. Wat mij stoort, is dat geen enkele journalist op zo’n moment aan mijn jasje trekt en vraagt: ‘Zeg Martijn, hoe zit dat nu?’ In november vorig jaar kwam een jongen uit Maastricht om bij een zelfmoordactie in Irak, hij nam twintig mensen met zich mee. In december kwam zijn martelaarsfilmpje uit en ik tweette: ‘Mijn medeleven gaat uit naar de familie.’ Dat zorgde voor nogal wat commotie, maar het ging om een Nederlandse jongen van amper 19.’

Hij had uw zoon kunnen zijn?

Martijn de Koning: Hij was nog een kind. Nadat zijn vader dat martelaarsfilmpje had gezien, zei hij: ‘Ik hoop dat mijn zoon naar de hemel gaat.’ Waarop anderen reageerden: ‘Die man keurt de aanslag goed.’ Natuurlijk was dat geen verstandige reactie van die vader, maar misschien moeten we dat toch proberen begrijpen. Ja, zijn kind heeft iets verschrikkelijks gedaan. Maar als ouder je kind afvallen, is nogal wat. En ik kan me best voorstellen dat een vader na het zien van zo’n filmpje niet helemaal reageert zoals het hoort. In 2010 lekte uit dat ik een jaar eerder, op 2 november 2009, aanwezig was op een salafistenfeestje ter herdenking van de moord op Theo Van Gogh. Ook dat viel niet in goede aarde.

U was daar als onderzoeker?

De Koning: Ik kwam een jongen uit mijn onderzoek tegen op straat en hij vroeg: ‘Ga je mee naar een bijeenkomst?’ Toen ik daar aankwam, bleek dat een feestje te zijn om de verjaardag van de moord op Van Gogh te vieren. Ik moest even slikken, maar zolang ze me er niet uitgooien, ga ik overal naartoe.

In uw positie mag u toch verwachten dat iemand zal lekken over uw bezoek aan een fout feestje?

De Koning: Natuurlijk, en dat gebeurde ook. Ik snap dat mensen daar boos over worden, maar ik zou het zo opnieuw doen.

 

Hebt u daar dan iets bijgeleerd?

De Koning: Zeker, ik was namelijk niet de enige die zich ongemakkelijk voelde, er waren er nog meer. Die interne dynamiek had ik nog niet eerder bij geradicaliseerde groepen gezien. En dat vond ik best wel interessant.

Wat is de bedoeling van uw onderzoek?

De Koning: We hebben geprobeerd om zowel het openbaar leven als het privéleven van bijvoorbeeld de leden van Sharia4Belgium of van het Nederlandse Straat Dawah in kaart te brengen. Daarnaast zijn we op zoek gegaan naar de samenhang tussen het private en het publieke. Een tijdje voor de start van Sharia4Belgium, was hier in Nederland Team Free Saddik actief, later werd de groep herdoopt in Behind Bars. Ze hielden vooral solidariteitsacties met politieke gevangenen. Hun eerste demonstraties hadden een duidelijke ideologische boodschap: ‘De moslimgevangenen worden onderdrukt’, maar gingen tezelfdertijd ook over hun eigen vrienden die gevangen zaten. Die mix tussen het private en het publieke verplicht je als onderzoeker om zoveel mogelijk met hen op te trekken. Als je met die jongens in een friettent zit of je staat aan het pleintje waar ze aan het voetballen zijn, krijg je een ander beeld van hen dan wanneer je enkel aandacht schenkt aan hun openbare ‘optredens’.

Bleef u altijd observator of ging u ook met hen in discussie?

De Koning: Soms wel. Ik discussieerde vaak met twee jongens die nu dood zijn. Ik kende hen sinds 2006; na een paar jaren wisten ze wel waar ik voor of tegen ben. Het heeft ook niet veel zin om rond de pot te draaien. Ik heb dat wel eens geprobeerd, waarop een van die jongens zei: ‘Loop niet te zeiken, zeg gewoon wat je ervan vindt.’ Ik kan me nog herinneren hoe we met een koffie en een broodje een hele middag een felle discussie over democratie en sharia voerden.

En leidden die discussies dan ergens toe?

De Koning: Ik ging de discussie niet aan om hen te overtuigen, maar ik probeerde mijn standpunt wel zo te formuleren dat ze me moesten uitleggen wat hun logica is. ‘Je kunt wel sharia willen, maar wat betekent dat dan als je hem hier in Nederland invoert?’ Ik koester niet de illusie dat ik hen van de zegeningen van de democratie zal kunnen overtuigen. Ze hebben er ook geen probleem mee dat mensen van mening verschillen. Als ze tegenover een niet-moslim zitten, gaan ze er sowieso van uit dat hij of zij voor democratie is. Zo’n discussie eindigde altijd met de vaststelling: ‘We agree to disagree.’

Is er eigenlijk wel iemand die weet hoe we geradicaliseerde jongeren moeten aanpakken? Onze minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon werkt aan een ‘bureau van contrapropaganda’. Is dat een goed idee?

De Koning: Dat is de zogenaamde ‘contra-narratieve benadering’. Onlangs merkte een collega op: ‘Hoezo contra-narratief? Tegenover de mainstream islam zijn de salafisten toch het contra-narratieve? Zouden we niet beter het mainstream-narratieve versterken?’ Daar zit wel iets in, vind ik. Het is sowieso een beetje tricky om als Belgische of Nederlandse seculiere staat religieuze boodschappen te gaan uitsturen. De geradicaliseerde jongens doorzien het meteen wanneer een imam in opdracht van de staat komt vertellen dat Bin Laden en de IS niet de juiste weg volgen. Het gros van die jongens zit trouwens niet zo heel diep in de salafistische ideologie, maar er zijn wel altijd een paar echt ideologische hardliners bij, en die worden onderschat. Bij preventie of repressie moet je ook oog hebben voor de averechtse gevolgen. Imams die voor de overheid werken, kunnen makkelijk door salafistische groepen afgeschilderd worden als collaborateurs. De salafisten kunnen zich vervolgens opwerpen als ‘de standvastigen’: ‘Wij zitten op de juiste weg.’

Mensen kunnen best deradicaliseren, al moet je je daar ook niet teveel bij voorstellen. Vaak gaat het om niet meer dan een pragmatische overweging om niet langer geweld te gebruiken. In principe volstaat dat. Het is niet verboden om salafist te zijn, wat iemand anders daar verder ook over mag denken.

Wat vindt u van de veroordeling van Fouad Belkacem?

De Koning: Het vonnis is onder andere gebaseerd op het feit dat Belkacem andere jongens geronseld zou hebben om in Syrië te gaan vechten, maar bij mijn weten heeft hij dat nooit gedaan. De grootste groep is pas vertrokken na Belkacems arrestatie in september 2012. De implosie van Sharia4Belgium was voor velen een belangrijke overweging om te gaan. Natuurlijk stond Belkacem zonder meer achter het idee van een militaire jihad zoals Al-Qaeda die propageerde. Hij was er ongetwijfeld van overtuigd dat er in Syrië sprake was van een gelegitimeerde jihad tegen de ‘ongelovige’ Assad. En dat zal hij zeker ook tegen zijn volgelingen gezegd hebben. Maar oproepen om te gaan, heeft hij nooit gedaan, al heeft hij misschien wel de geesten rijp gemaakt voor het idee om naar Syrië te vertrekken. De belangrijkste overweging van de vertrekkers was toch: ‘De tijd van dawah is voorbij. Hier is alles ingestort en kunnen we geen kant meer op. Voor dawah worden we opgepakt, dus trekken we weg.’

Dawah is hetzelfde als prediken op straat?

De Koning: Ja, of via filmpjes op het internet. Dat kon niet meer, dus werd het de jihad in Syrië.

Waarom is het salafisme zo aantrekkelijk voor jonge mensen? Is dat omdat ze op zoek zijn naar houvast? Want de regeltjes zijn toch zeer belangrijk?

De Koning: Ja, de regels zijn ontzettend belangrijk, al zijn ze niet altijd even duidelijk en worden er verschrikkelijk veel semantische discussies over gevoerd. Je kan de koran dan wel letterlijk lezen, toch zal er altijd discussie ontstaan over wat een woord precies betekent. De aantrekkingskracht van het salafisme heeft te maken met de manier waarop het zich presenteert als de echte, de zuivere islam. Salafisten stellen dat een moslim de islam moet praktiseren zoals hij bedoeld is. Veel moslims vinden de koran letterlijk het woord van God en proberen hem daarom ook keurig na te leven. Salafisten gaan nog een stap verder: zij volgen letterlijk het woord van de profeet Mohammed en van de eerste drie generaties moslims, en passen dat toe in alle sferen van het leven, wakend én slapend. Daar komt bij dat ze anderen willen overtuigen hetzelfde te doen.

Vandaar dat dawah voor hen zo belangrijk is?

De Koning: Precies. Voor de start van Sharia4Belgium en Straat Dawah in Nederland kenden wij dat verschijnsel van openbaar prediken helemaal niet. In Duitsland en Engeland bestond dat al iets langer. Als je in het weekend in het centrum van Birmingham rondloopt, zie je verschillende groepen salafisten vlak bij elkaar de islam verkondigen. Maar je ziet er ook mensen het christendom prediken. Dat is daar volstrekt normaal. Wij kenden dat niet, waardoor de predikers van Sharia4Belgium en Straat Dawah zo hard opvielen.

Er circuleren filmpjes waarop te zien is hoe voorbijgangers zich tijdens zo’n dawah bijna onmiddellijk tot de islam bekeren.

De Koning: Dat is natuurlijk pure propaganda. Het hoofddoel van de dawah van Sharia4Belgium was dat ze niet bang waren om te laten zien dat ze moslim zijn. Ik heb veel dawahs geobserveerd en de reacties van omstaanders vielen meestal nogal mee. De meeste mensen wezen het gepreek af, maar waren niet vijandig of onvriendelijk.

Sharia4Belgium hield van ‘spektakelactivisme’. Er zat echt iets clownesks in dat filmpje waarin ze het gemunt hebben op het Atomium. Zij wisten ook dat het een belachelijk filmpje was, maar ze haalden er wel gegarandeerd de media mee.

Hebben de media een fout gemaakt door daarin mee te stappen?

De Koning: Je kunt de media niet verbieden om ergens over te berichten, al hadden ze dat filmpje over het Atomium misschien beter links laten liggen. Maar het verstoren van de lezing van Benno Barnard in de universiteit van Antwerpen mochten ze niet negeren, een nieuwsmedium dat daarover niet bericht, doet gewoon zijn werk niet. Media-aandacht werkt natuurlijk altijd versterkend. Belkacem en zijn vrienden plukten daar meteen de vruchten van: een dag na de verstoring van die lezing registreerden ze de domeinnaam ‘sharia4belgium.com’.

Fouad Belkacem en zijn Britse mentor Anjem Choudhary doen vaak met veel poeha beroep op hun recht op vrije meningsuiting om vervolgens de vrije meningsuiting totaal te verketteren.

De Koning: Dat is niet zo bizar, want met die taal en in dat systeem zijn ze opgegroeid. Ik las nog maar net een pamflet tegen een mogelijk boerkaverbod en dat staat ook vol termen als ‘emancipatie’, ‘recht op vrijheid’, ‘recht op je eigen lichaam’. Met die taal zijn de salafistische jongens opgegroeid en ze weten ook dat mensen zo beter zullen snappen wat ze bedoelen, dan wanneer ze een koranvers of een hadith citeren. Ze gebruiken de vrijheden die ze hier genieten als instrument om hun eigen boodschap voor het voetlicht te brengen. Maar of ze het nu zelf leuk vinden of niet: op een of andere manier zitten die vrijheden ook bij hen ingebakken. Want hun eerste spontane reactie is altijd: ‘Ja maar, hoe zit het met de vrijheid van godsdienst?’ Dat duidt er toch op dat ze mensenrechten en vrijheden geïnternaliseerd hebben.

Heeft de Belgische overheid zich vergist door Belkacem op te pakken? Want de optie ‘dawah’ werd toen vervangen door de optie ‘jihad in Syrië’.

De Koning: Misschien waren ze dan toch op een ander tijdstip gegaan. De Nederlandse Syriëstrijders uit Den Haag en Haarlem zijn rond dezelfde tijd vertrokken. In 2012 en 2013 werd er een brede discussie gevoerd over al dan niet ingrijpen in Syrië. Assad werd beschuldigd van oorlogsmisdaden, er waren aanwijzingen dat hij gifgas gebruikte, waardoor heel wat mensen in het Westen, zowel moslims als niet-moslims, voor ingrijpen pleitten. Ook de salafistische groepen vonden dat er iets moest gebeuren. Zij zagen ook al die verschrikkelijke filmpjes voorbijflitsen. In 2012 rukte het aan Al-Qaeda gelieerde Jabhat al-Nusra razendsnel op en het was onmiddellijk duidelijk dat die militie een enorme kracht vormde tegen het Assad-regime. Ze wonnen snel terrein, hadden de propaganda mee en zaten in de winning mood. Je merkte dat bij gesprekken tussen salafistische jongens bij ons: ‘Al-Nusra is succesvol!’ In de zomer van 2012, nog voor de arrestatie van Fouad Belkacem, zagen ze al hoe makkelijk het was om naar Syrië af te reizen. De groepen uit Den Haag hebben een hele geschiedenis van mislukte reizen naar de jihad. Somalië was op een mislukking uitgedraaid, net als Azerbeidzjan en Tsjetsjenië. Meestal werden ze daar opgepakt en teruggestuurd, om vervolgens hier in de terroristenafdeling te belanden. En dan blijkt plots dat Syrië een gemakkelijk reisdoel is. Dat zorgde in de tweede helft van 2012 en in 2013 zeker in België voor euforie. Want de toestand was uitzichtloos: Sharia4Belgium bestond niet meer, de leider zat vast en de andere leidersfiguren hadden geen charisma. Syrië was een manier om te ontsnappen aan die uitzichtloosheid. Daar hadden ze het verhaal van Belkacem niet voor nodig.

De Belgische overheid vergat misschien rekening te houden met de averechtse gevolgen van repressie. Je zal mij niet horen zeggen dat repressie per definitie verkeerd is. Tot op zekere hoogte werkt dat wel. In Nederland haakten mensen daardoor af. Ze wilden geen gedoe met de politie, de geheime dienst en de media. Ze wilden dat hun ouders, hun partner of hun kinderen niet aandoen. Anderen hadden dan weer een goede baan die ze niet op het spel wilden zetten.

Want ze kwamen niet allemaal uit gebroken gezinnen en achtergestelde wijken?

De Koning: Nee, lang niet allemaal. Voor een aantal onder hen werkt repressie. Maar repressie zorgt er tezelfdertijd ook voor dat deze groepen zich een slachtofferstatus kunnen aanmeten die ze bijzonder goed weten uit te buiten.

 

Hoe zit het met de vrouwen in salafistische groepen?

De Koning: Wij hebben daar helaas geen goed zicht op. Ik vind het alleszins opmerkelijk dat het ook mijn vrouwelijke collega’s niet lukt om toegang tot ze te krijgen. De leden van die groepen schermen steeds meer hun privéleven af, wat een gevolg is van de toenemende aandacht van de media en de staatsveiligheid. Dat maakt ons onderzoek er niet eenvoudiger op.

Sharia4Belgium maakte veel lawaai, maar werd door de staatsveiligheid wel in de gaten gehouden. Misschien zijn er nu groepen ondergronds actief die veel gevaarlijker zijn?

De Koning: Dat is mogelijk, maar we kunnen dat niet met zekerheid zeggen. We weten wel dat er momenteel in de salafistische milieus individuen rondlopen die de rol van een man als Fouad Belkacem perfect zouden kunnen overnemen. Ze staan inhoudelijk sterk en zijn streetwise. Voorlopig houden ze zich gedeisd, en voor zover we weten zijn ze niet ondergronds actief. Als een beweging repressief wordt aangepakt, verdwijnt ze zelden helemaal, maar fragmenteert ze in gematigder en radicalere clubjes. Uit Sharia4Belgium heb ik zelf voorlopig nog geen radicalere afsplitsing zien ontstaan. Misschien zitten de radicaalste onder de radicalen nu allemaal in Syrië.

Hebt u nu nog contact met Syriëstrijders?

De Koning: De meesten zijn dood. Er blijven er nog drie over. Met de eerste heb ik af en toe nog contact, van de tweede heb ik geen idee waar hij uithangt en de derde was betrokken in acties waarbij andere jongens zijn omgekomen. Hem laat ik nu even met rust.

Het onderzoeksrapport Eilanden in een zee van ongeloof kan gedownload worden via de website www.imes.uva.nl

 

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten