“De vernietiging van de adel was een vorm van collectieve zelfmoord”
In Verloren adel vertelt Douglas Smith voor het eerst de vergeten geschiedenis van de verliezers van de Russische revolutie uit 1917: de aristocraten. “Door de adel te vernietigen, vernietigden de bolsjewieken meteen ook het brein van de samenleving.”
Eind vorige eeuw bezocht de Amerikaanse historicus Douglas Smith in Moskou een landhuis dat ooit toebehoorde aan de familie Sjeremetev, een van de rijkste Russische adellijke families van voor de Oktoberrevolutie. Smith was op zoek naar informatie over de 18e-eeuwse excentrieke graaf Nicolas Sjeremetev. “Ik wou een boek schrijven over zijn liefdesrelatie met zijn bediende Praskovia Kovaljova. Later zou zij het schoppen tot operadiva, maar in die tijd zorgde een verloving tussen een aristocraat en een meisje uit een lagere klasse voor grote ophef. Tijdens mijn zoektocht in het archief van de Sjeremetevs viel het me op dat veel nazaten van de graaf tijdens de revolutie van 1917 naar de Verenigde Staten gevlucht waren.”
Smith was benieuwd naar wat er met die mensen gebeurd was, en ging in Amerika op zoek naar nabestaanden. “Tijdens gesprekken met hen drong het pas goed tot me door hoe desastreus de jaren van de revolutie en de daaropvolgende burgeroorlog waren voor heel de Russische aristocratie. Later ontdekte ik dat er amper onderzoek verricht was naar die sociale klasse die van de ene dag op de andere alles kwijt was.”
Dus trok Smith zelf op onderzoek. Het resultaat is het fascinerende Verloren adel.
Rond 1900 werkte 80% van de Russische bevolking als boer op het land van de aristocratische grootgrondbezitters. Douglas Smith: “De adel bezat het land. Rusland leek toen sterk op Europa tijdens de middeleeuwen. De rijkdom van een individu werd afgemeten aan de hoeveelheid land dat het bezat. De aristocraten vormden de top van de elite en waren waanzinnig rijk. In de jaren voor de revolutie hadden ze een begin gemaakt met het diversifiëren van hun rijkdom: ze investeerden niet langer uitsluitend in land, maar ook in bedrijven en belegden op de beurs. In Rusland vormde de adel meteen ook de intellectuele elite: het land had geen middenklasse, en alleen de kinderen van aristocraten liepen school. Dokters, advocaten of landbouwkundigen stamden allemaal uit adellijke families. Tijdens en na de revolutie rekenden de bolsjewieken genadeloos af met de adel als vertegenwoordigers van de macht. De vernietiging van de aristocratie was niets meer of minder dan een vorm van collectieve zelfmoord, want de nieuwe machthebbers vernietigden juist de mensen die de vaardigheden hadden om de revolutie te doen slagen. De Russische aristocraten vluchtten weg, werden gevangen gezet of gedood, waardoor de samenleving totaal ontwricht raakte. Na een tijd hadden de bolsjewieken geen andere keuze dan een aantal edellieden opnieuw als dokter of ingenieur te laten functioneren. In de jaren dertig kwamen er bevelen uit Moskou dat de plaatselijke KGB-afdelingen een aantal van die edellieden moesten arresteren als spionnen. Sommige afdelingshoofden schreven terug: ‘We kunnen die mensen niet oppakken want zonder hen draait alles vierkant.’”
Konden aristocraten tijdens de Oktoberrevolutie hun hachje redden door de kant te kiezen van de bolsjewieken?
Douglas Smith: “Een aantal steunde de gedwongen troonsafstand van tsaar Nicolas II op 2 maart 1917 en de poging die daarop volgde om een republiek te stichten. De meerderheid van de adel beschouwde het oude tsaarregime trouwens als moreel bankroet. De tsaar had zwaar gefaald in het moderniseren en industrialiseren van de feodale samenleving die Rusland toen was. Veel aristocraten droomden van een republiek met een soort van democratisch bestuur. In de herfst van 1917 stonden verkiezingen voor een kiesraad gepland, die zo’n nieuw democratisch bestuur moest helpen installeren. De bolsjewieken lieten die verkiezingen na hun machtsovername plaatsvinden, maar ze scoorden zelf heel slecht. Ze gaven de kiesraad toestemming om samen te komen en hadden al snel door dat de leden vijandig tegenover hen stonden. Dus sloten ze die eerste dag al meteen het gebouw waar de raad samen kwam.”
“De meeste Russische aristocraten voelden geen greintje sympathie voor de bolsjewieken die de klassenstrijd propageerden en de adel van zijn voetstuk wilden halen. Van zodra de communisten de macht gegrepen hadden, werd het lastig voor leden van aristocratische families om de revolutionairen te steunen of aan de revolutie deel te nemen. Lenin was nochtans zelf de zoon van een edelman en Feliks Dzerzjinski, het hoofd van de geheime dienst Tsjeka, voorloper van de KGB, stamde uit een Poolse aristocratenfamilie. Maar de doorsnee aristocraat stond mijlenver verwijderd van het bolsjewistische gedachtegoed. Rond 1922, aan het einde van de Russische burgeroorlog, hadden veel aristocratische families het land verlaten. Voor ik aan Verloren adel begon te werken, leefde ik in de overtuiging dat de mensen uit de opperklasse keurig hun koffers gepakt hadden en goed voorbereid Rusland verlaten hadden. Maar de werkelijkheid was anders: in de eerste dagen van de revolutie probeerden ze zo snel mogelijk weg te raken uit Moskou en Sint-Petersburg, de steden van de macht. Ze vluchtten naar de grensgebieden, naar de noordelijke Kaukasus, de Krim of Oekraïne. Niemand geloofde dat de bolsjewieken aan de macht zouden blijven. Ze zouden na een paar maanden roemloos van het toneel verdwijnen. De aristocraten waren ervan overtuigd dat ze in de grensgebieden even gingen schuilen tot het Witte Leger het Rode in de pan gehakt had. Naarmate duidelijker werd dat de Roden gingen winnen, steeg de paniek. Vaak wachtten de edellieden tot het allerlaatste moment om de grens over te steken en de meesten bleven in de overtuiging leven dat hun afscheid van Rusland slechts tijdelijk zou zijn. Ze waren extreem patriottisch: hun land verlaten was een ware nachtmerrie. Het duurde jaren voor ze beseften dat ze nooit zouden terugkeren.”
Leven de nazaten van die oude aristocratische families nu in armoede, of waren hun voorouders er in geslaagd om tijdens hun vlucht het familiefortuin in veiligheid te brengen?
“Geen enkele gevluchte familie heeft haar fortuin buiten Rusland kunnen onderbrengen. Bijna alle bezittingen werden geconfisqueerd door de nieuwe machthebbers. De meesten zijn gevlucht met wat ze konden dragen. Toen ze dan uiteindelijk in Europa of in de Verenigde Staten belandden, brachten ze niet hun geld, maar hun opleiding, hun intellectuele kapitaal, mee. De vluchtelingen gingen in het Westen eerst door moeilijke jaren, en slaagden er dankzij hun scholing na verloop van tijd in weer overeind te krabbelen.”
Waren er aristocraten die collaboreerden met de communisten?
“Ja, en dat liep niet voor iedereen even goed af. De meeste ‘collaborateurs’ zaten in het leger. Tijdens het regime van de tsaar was Michail Toechatsjevski luitenant in het Russische leger. Na de revolutie koos hij de kant van het Rode Leger. In 1920 werd hij zelfs opperbevelhebber, tot hij bij Stalin in ongenade viel en na een geheim proces in 1937 geëxecuteerd werd. Voor Aleksej Broesilov liep het beter af. Hij was een van de grote Russische generaals tijdens de Eerste Wereldoorlog en sloot zich tijdens de burgeroorlog bij de Roden aan. Op zijn staatsbegrafenis in 1924 werd hij ten grave gedragen door zowel bolsjewieken als oude aristocraten.”
Hadden de bolsjewieken een masterplan om de aristocratie te elimineren?
“Nee, maar ze hadden wel een ‘meestervisie’. De volkswoede tegen de elite in de dagen van de revolutie was niet gecreëerd door de bolsjewieken, maar was een logisch gevolg van de geschiedenis. Honderden jaren lang bestond de overgrote meerderheid van de Russische bevolking uit straatarme boeren, die behandeld werden als slaven. Er zat ontzettend veel woede in de samenleving. De Eerste Wereldoorlog had al verschrikkelijk veel mensenlevens gekost; de meeste slachtoffers waren soldaten van boerenafkomst. Rusland was licht ontvlambaar gebied; de bolsjewieken waren degenen die de brandende lucifer lieten vallen.”
“De bolsjewieken voerden oorlog tegen de oude aristocratie, maar tezelfdertijd groeide er een nieuwe ‘aristocratische’ klasse, de rode adel. Zij namen hun intrek in de paleizen van de oude aristocraten en reden rond met de chique auto’s. In 1918 nam Lenin een vloot auto’s in beslag die aan de koninklijke familie toebehoord had. Op een dag reed hij met de Rolls van de tsaar door Petrograd. Hij werd tegengehouden door bolsjewieken die hem voor een aristocraat hielden. Ze namen de auto af en Lenin mocht te voet verder.”
Wat gebeurde er met aristocraten die Rusland niet konden ontvluchten?
“Veel hing af van waar ze zich op welk moment bevonden. Sommigen werden geëxecuteerd, anderen werden in kampen opgesloten zoals de familie Golitsyn. In de begindagen van de revolutie vertrokken de prinsen Golitsyn naar hun landhuis buiten Moskou, waar ze onder de radar probeerden te blijven. Toen het Witte Leger naar Moskou oprukte, besloten de bolsjewieken gijzelaars te nemen. Zo vielen ze ook midden in de nacht bij de Golitsyns binnen, namen mannen van verschillende leeftijden mee en sloten hen op in concentratiekampen. Ze dreigden ermee de gevangenen te vermoorden als de Witten te dicht bij Moskou kwamen.”
“Er waren ook aristocraten die de eerste jaren onder de bolsjewisten vrij probleemloos doorspartelden. De arrestaties kwamen voor hen pas later, in de jaren twintig en dertig. Sommigen werden uiteindelijk vrijgelaten, anderen kregen de kogel of stierven in de goelag. Een kleine groep edellieden werd ongemoeid gelaten en overleed als ouderling in bed. Er is geen verklaring voor waarom de ene wel en de andere niet gearresteerd werd; dat gebeurde totaal willekeurig. Er zijn ook geen cijfers over hoeveel slachtoffers er vielen. Er zat geen systeem in de waanzin, waardoor mensen met blauw bloed in de aderen zich nooit veilig voelden. Onder Stalin kreeg de repressie een nieuwe impuls, zeker tijdens de Grote Terreur in 1937 en ’38. Aristocraten werden ervan beschuldigd spionnen te zijn en werden tegen de muur gezet. Na de invasie door de nazi’s in 1941 volgde er nog één grote repressiegolf waarbij ook stokoude edellieden opgepakt werden, zeventigers en tachtigers, die beschuldigd werden van nazisympathieën.”
Zijn er in de Russische archieven nu nog veel sporen terug te vinden van de verdwenen adel?
“De informatie die ik nodig had om dit boek te schrijven, zoals brieven, dagboeken en foto’s, zit niet in de staatsarchieven van Moskou en Sint-Petersburg, maar bij de families zelf. Dus moest ik zoveel mogelijk familieleden verspreid over de hele wereld ontmoeten, en dat heeft toch een paar jaar in beslag genomen. Veel families hebben verschrikkelijk geleden en het duurde een tijd voor ik hun vertrouwen kon winnen. Uiteindelijk waren de meeste nazaten blij dat ze hun familiegeschiedenis konden vertellen, al waren er ook een paar die tot het einde halsstarrig alle medewerking bleven weigeren. Zo is er een graaf Sjeremetev die zijn leven lang nauwgezet dagboeken bijhield. Tot aan zijn dood in 1943 weigerde hij Rusland te verlaten. Zijn dagboeken bevatten een goudmijn aan informatie, maar zijn kleindochter en enige erfgename wou niet dat ik ze las. Ik ben haar een keer of vijf in Moskou gaan bezoeken met bloemen en chocolade. Toen ze uiteindelijk de grote koffer boven haalde waarin ze de dagboeken bewaarde, sloeg mijn hart een slag over. De teleurstelling was groot: ik mocht er alleen even heel vluchtig naar kijken. Ze liet me er geen woord in lezen.”
Douglas Smith, Verloren adel, vertaling Gerrit Jan Zwier, Balans, 520 blz. 24,95 euro
© Jan Stevens