Quilliam

Groot-Brittannië was lang een gastvrije haven voor islamisten. Vandaag is de Britse overheid hen liever kwijt dan rijk. Samen met de Quilliam Foundation – een anti-islamistendenktank gerund door ex-islamisten – probeert ze radicalisering onder jonge moslims te bestrijden. Straathoekwerker Usman Raja gaat de rechtstreekse confrontatie met de extremisten aan. “Het vuil zit heel diep.”

 

Een woensdagochtend in de buurt van Finsbury Park, Noord-Londen. Mohammed, de Marokkaanse uitbater van halalslagerij en kruidenierszaak Al Bahia wijst me de weg naar de North London Central Mosque een paar straten verder. Tot vijf jaar geleden was de grote moskee op St. Thomas Road het favoriete schuiloord van islamisten en jihadi’s. “Die tijd ligt achter ons”, zegt Mohammed. “Imam Abu Hamza al-Masri zwaaide er toen de plak. De moslimgemeenschap van Finsbury wordt daar liever niet aan herinnerd. De huidige imam Ahmed Saad is een verstandig man. De moslims van Finsbury willen niets meer met figuren zoals Abu Hamza te maken hebben.”

In maart 1997 kreeg de uit Egypte afkomstige en tot Brit genaturaliseerde imam Abu Hamza al-Masri toestemming van de bestuurders van de grote moskee van Finsbury Park om er de prestigieuze vrijdagpreek te verzorgen. Zijn warrige baard, glazen oog en een haak op de plaats waar ooit zijn rechterhand zat, leverden Abu Hamza de bijnaam Captain Hook op. Hamza turnde de North London Central Mosque razendsnel om tot een broeinest van islamitisch radicalisme. Elke vrijdag oreerde hij voor honderden jonge Britse moslims over de jihad, riep hen op om trainingskampen te volgen in Afghanistan en om zoveel mogelijk ongelovigen over de kling te jagen. Hij inspireerde GIA-terroristen, shoebomber Richard Reid en Zacharias Moussaoui, de ’twintigste kaper’ van 9/11 die als ‘reservepiloot’ dienst deed. In 2004 werd Abu Hamza gearresteerd. Hij kreeg zeven jaar cel.

“Hamza was jarenlang de ongekroonde koning van ‘Londonistan'”, zegt de Britse historicus en journalist Michael Burleigh. “De Britse hoofdstad wordt al lang door veel andere westerse landen gezien als het epicentrum van moslimextremisme en jihad. In 2007 werden er in Groot-Brittannië tweehonderd mensen gearresteerd op verdenking van terreuractiviteiten, net zoveel als in alle andere Europese landen samen. Omar Sheikh, de moordenaar van journalist Daniel Pearl van de Wall Street Journal, is de zoon van een succesvol Brits-Pakistaanse zakenman. Sheikh zat op een dure privékostschool in Essex en studeerde aan de London School of Economics. De moord op de Afghaanse krijgsheer Massoed werd gepland in Londen. Figuren zoals Abu Qatada, ideoloog van Al-Qaeda, en Abu Hamza leefden jarenlang van Britse overheidstoelagen, werden gepamperd en in de watten gelegd.”

De Britse overheid pakte de moslimextremisten jarenlang bewust soft aan. Zolang de islamisten zich koest hielden, werden ze ongemoeid gelaten. De regering onder Tony Blair beschouwde die stilzwijgende deal als haar beste verzekering tegen terroristisch islamgeweld. Keerzijde was dat steeds meer extremisten en jihadisten Londen als een veilige thuishaven gingen beschouwen. De aanslagen van 7 juli 2005 op het Londense openbaar vervoer bezorgden de overheid een zware kater, zeker toen duidelijk werd dat de vier zelfmoordenaars vaste klanten waren bij imam Abu Hamza van Finsbury Park.  

Quilliam Foundation

De meerderheid van gewone Britse moslims krijgt vooral vanuit conservatieve politieke hoek het verwijt dat ze medeplichtig is aan de opmars van de extremisten door niet hard genoeg te protesteren tegen de ideologie van de islamistische haat. Als uitzondering wordt zowel door de Conservatieven als door Labour de Quilliam Foundation naar voor geschoven. Quilliam werd eind april 2008 in het bijzijn van sympathiserende intellectuelen, politici en celebrities door twee ex-islamisten, Maajid Nawaz en Ed Husain, boven de doopvont gehouden. De Quilliam Foundation noemt zich de allereerste denktank ter wereld tegen radicalisering en extremisme. Ze onderzoekt alle vormen van moslimextremisme en wil jonge moslims wijzen op de gevaren van radicalisme en politieke islam. Ze roept de moslimgemeenschappen zelfs op om samen te werken met de politie en de inlichtingendiensten om gevaarlijke extremisten te bestrijden. De twee stichters en directeurs Ed Husain en Maajid Nawaz zijn beiden dertigers met een islamistisch verleden. De Brits-Pakistaanse Maajid Nawaz was ooit lid van de islamistische partij Hizb ut-Tahrir, de ‘Partij van de Bevrijding’. Hizb ut-Tahrir strijdt voor ‘het kalifaat’, een islamitische eenheidsstaat die alle moslimlanden verenigt en waar de wet van de sharia geldt. De partij telt twee miljoen leden, is in een aantal Arabische en Centraal-Aziatische landen verboden, maar heeft een stevige verankering in Groot-Brittannië. Tijdens een reis naar Egypte werd Maajid Nawaz opgepakt en veroordeeld tot vijf jaar cel vanwege zijn lidmaatschap van Hizb ut-Tahrir. Hij werd door de Egyptische politie gefolterd en door Amnesty International geadopteerd als gewetensgevangene. “In de gevangenis kwam ik tot het besef dat ik mijn geloof misbruikte voor politieke doeleinden”, zegt Nawaz. “Ik leerde er dat islamisme niet de ware religie is, maar een politiek project dat de islam misbruikt.”

Maajid Nawaz studeerde samen met de Brits-Bengaalse Ed Husain aan de universiteit van Londen. Net als Nawaz raakte ook Husain in de ban van het islamisme van Hizb ut-Tahrir. “Van mijn 16e tot mijn 21e sympathiseerde ik met Hizb”, zegt Husain. “Ik groeide op tussen ‘blanke’, Britse middenklassejongens, en ik voelde me daar niet comfortabel bij. Ik ergerde me ook aan mijn ouders. Zij waren vrome soefimoslims, en ik vond hun geloofsbeleving veel te soft. Hizb ut-Tahrir had een speciale aantrekkingskracht voor jonge moslims zoals ik: de partij beloofde ons een nieuwe wereldorde, met de islam als centrale element. Het lidmaatschap van Hizb ut-Tahrir leverde ons respect op bij andere jonge moslims. Het werkte als een verslavend vergif.”

Na verloop van tijd begon Ed Husain zich steeds meer vragen te stellen over de hang naar geweld bij zijn islamistische broeders. “In 1995 brak ik met Hizb toen bleek dat zij de aanstokers waren voor de moord op een Nigeriaanse student in een hogeschool in Oost-Londen.” In 2007 schreef Husain een boek over zijn radicale moslimjaren. The Islamist werd een bestseller. Husain werd uitgespuwd door radicale moslims; schrijvers en intellectuelen zoals Martin Amis en Timothy Garton Ash roemden hem voor zijn dapperheid.

De Quilliam Foundation van Husain en Nawaz kreeg van bij de start in 2008 financiële steun van de Britse overheid. In januari van dit jaar schreef de regering nog 1 miljoen pond over op de rekening van Quilliam. Maajid Nawaz: “De regering beschouwt ons als haar belangrijkste bruggenhoofd in de strijd tegen het radicalisme. Dankzij die steun is de Quilliam Foundation in een jaar tijd gegroeid tot een organisatie met 18 fulltime mensen in dienst.”

Quilliam huurt voor meer dan 100.000 pond per jaar aan kantoren in het dure centrum van Londen. De exacte locatie wordt angstvallig geheim gehouden uit schrik voor acties van moslimextremisten. Husain en Nawaz zouden zichzelf elk zo’n slordige 85.000 pond per jaar betalen. Zelf willen ze dat niet bevestigen. “Wij doen geen uitspraken over wie wat bij ons verdient.” De laatste tijd zwelt de kritiek op Quilliam zowel vanuit de regeringspartij Labour als vanuit de conservatieve oppositie aan. Er worden steeds meer vragen gesteld bij de financiering van Quilliam. Husain en Nawaz gaan liever niet op die discussie in. “Quilliam is niet alleen in Groot-Brittannië actief, maar ook in moskeeën, universiteiten en madrassas in landen als Syrië of Pakistan”, zegt Husain. “We krijgen het verwijt dat we een industrie aan het worden zijn. Dat is ook onze bedoeling. Alleen degenen die ooit zelf islamist geweest zijn, kunnen het islamisme verslaan. Hoe meer bekwame mensen we deel kunnen laten uitmaken van onze industrie, hoe beter.”

The real stuff

De Britse Pakistaan Usman Raja maakte tot voor kort deel uit van Quilliam. Een paar dagen voor onze ontmoeting in een koffiehuis op de Londense Southbank diende hij zijn ontslag in bij de Foundation. “Ik wil niet langer deel uitmaken van Ed Husains en Maajid Nawaz’ industrie”, verantwoordt hij zijn beslissing. “Ik wil terug naar het echte werk op straat. Een half jaar geleden vroegen Husain en Nawaz me of ik bij Quilliam als Outreach Officer wou komen werken. Mijn taak zou eruit bestaan om jonge, radicale moslims in de moslimgemeenschappen een andere weg te tonen.”

Raja had toen al tien jaar ervaring in straathoekwerk. “Als thaiboksinstructeur kwam ik dagelijks in contact met geradicaliseerde jongeren. De voorbije zes maanden heb ik ontdekt dat Quilliam vooral gespecialiseerd is in het schrijven van rapporten om hun eigen subsidiëring veilig te stellen. Ik dacht dat het werk aan de basis zou primeren, maar dat viel lelijk tegen. Ik wil terug naar de moslimgemeenschappen. Jonge radicale moslims luisteren naar me. Ze herkennen zichzelf in mij. Ik doorzie ze allemaal, ken hun frustraties en weet hoe ik ze moet aanpakken. Want ooit was ik net als zij.”

Het scheelde niet veel of de jonge moslim Usman Raja was halverwege de jaren negentig onder invloed van radicale imams als Abu Hamza van de moskee van Finsbury Park ook gaan vechten in Afghanistan. “Ik ben opgegroeid in Farnborough, een legerstad ten westen van Londen”, vertelt hij. “Mijn ouders gingen uiteen toen ik nog heel klein was. Mijn moeder heeft me een ‘witte’, Britse opvoeding gegeven. Ik ben opgegroeid in een ruwe omgeving met veel racisme. Je kon me vooral vinden in de boksgyms van Oost-Londen. Toen een van mijn blanke, Britse vrienden de islam begon te bestuderen, raakte ook ik in de ban van religie. Het was de tijd van Bosnië, Tsjetsjenië, Afghanistan. De jihad zagen we als een vrijheidsstrijd. Wij waren jihadi’s en zeer radicaal, maar toch anders dan de extremisten van nu. Islamisme is een afwijkende subcultuur geworden, waarbij de jonge ‘volgelingen’ alleen geïnteresseerd zijn in kwaadaardig, homegrown nihilistisch terrorisme. Radicale islam draait bij jongeren exclusief om dood en vernieling.”

Usman Raja nam op tijd afstand van het jihadisme. “Door zelfstudie ben ik van de zeer fundamentalistische salafistische interpretatie van de islam geëvolueerd tot soefi. Ik heb ontdekt dat islam niet over vernietiging van ongelovigen, over de sharia of over een installatie van het kalifaat gaat, maar over vergeving, mededogen, menselijkheid.”

Is Raja ooit lid geweest van Hizb ut-Tahrir? “Nooit. Het is pas door het boek The Islamist van Ed Husain dat de partij berucht geworden is. Voor echte jihadi’s – zoals ik er een was – is Hizb niet meer dan een grap, een aanfluiting, een studentenbeweging. Ze zijn gevaarlijk, want hun ideeën zijn idioot. Maar geen enkele serieuze jihadi neemt hen ernstig. Ik maakte in mijn tijd deel uit van ’the real stuff’. Een aantal van mijn vrienden zijn naar madrassas en trainingskampen in Pakistan gegaan, een aantal zijn gaan vechten in Afghanistan. Wij wilden in Tsjetsjenië, Bosnië, Afghanistan onze broeders bevrijden. Dat was totaal verschillend van wat de radicalen nu verkondigen. Zij zeggen dat er over de hele wereld een heilige oorlog gevoerd moet worden. Ze zijn de extremisten onder de extremisten, en daardoor supergevaarlijk.”

Liberale democratie

Volgens Usman Raja is het radicalisme onder moslimjongeren een gevolg van vervreemding. “Ze groeien op in geïsoleerde gemeenschappen in de voorsteden. Er wordt van hen verwacht dat ze assimileren. Dat lukt niet en zorgt voor desoriëntatie en frustratie. Ze plooien zich op zichzelf terug en zoeken hun identiteit bij een letterlijke, fundamentalistische interpretatie van de islam. Ze omarmen de politieke, reactionaire islam. Ze beseffen niet dat islam niet zozeer een religie, maar veeleer een individueel geestelijk pad is dat je als moslim bewandelt. Net als bij het boeddhisme staat in de koran mededogen centraal. Zelfs in de meest fundamentalistische lezing van de koran vind je dat begrip van mededogen terug. De fundamentalisten vergroten de woede van god uit tot monsterachtige proporties, terwijl die woede juist gerelativeerd moet worden. Als je de koran op een verstandige manier interpreteert, kun je die foute fundamentalistische interpretaties gemakkelijk onderuit halen.”

Dat lukte Raja niet als Outreach Officer bij de Quilliam Foundation? “Ik wil het proces van Quilliam niet maken”, antwoordt hij behoedzaam. “Al maken ze volgens mij wel fundamentele fouten. De extremistische islam van radicale jongeren is zeer reactionair, maar de reactie van de goegemeente daarop is dat vaak ook. ‘Witte’ Britten verwachten dat jonge moslims assimileren; de Quilliam Foundation wil dat eigenlijk ook. Maajid Nawaz en Ed Husain presenteren zichzelf nu als ex-extremisten, die ‘Brits’ geworden zijn. Maar ze zijn helemaal niet Brits. Ze zijn opgegroeid in Aziatische gemeenschappen, en hebben daarna geprobeerd om zichzelf om te turnen tot hun idee van hoe een Brit is. Ikzelf ben honderd procent als Brit opgegroeid. Van jongs af aan was ik daartoe gedwongen: mijn vrienden waren blank, de moeders van mijn vrienden – mijn ’tantes’ – waren blank, iedereen rond mij was blank. Nu pas leer ik Punjabi, de taal van mijn voorouders. Als ik een curryschotel eet, raakt mijn maag helemaal in de war. Dat is pas echt ‘Brits’ (lacht). Ik ben Brits, maar ik ben ook moslim. Ik bid vijfmaal per dag, eet halalvlees, terwijl 99% van mijn vrienden ‘witte’ Britten zijn: joden, katholieken, anglicanen, agnosten, atheïsten. Mijn hoogstpersoonlijke, geestelijke levenspad is de islam. Ik heb de vrijheid om dat pad te bewandelen omdat ik in een liberale democratie leef. De radicalen willen dat niet begrijpen, en bekampen die liberale democratie. Een echte moslim omarmt de liberale democratie.”

Grote schoonmaak

Usman Raja kent de Britse moslimgemeenschappen uit de voorsteden als zijn broekzak. Hij maakt zich grote zorgen over de radicalisering. “Het vuil zit heel diep”, zucht hij. “De gewone moskeeën zijn niet langer de broedhaarden van fundamentalisme. Onder impuls van de overheid en van de moslimgemeenschappen zijn haatpredikers zoals Abu Hamza aan de deur gezet. De radicale predikers zijn daardoor ondergronds gegaan. Dat maakt het islamisme nog gevaarlijker. Radicale, politieke islam is een afwijkende subcultuur geworden, net zoals de gangsterrap van een paar jaar geleden – je kent ze wel, die gasten met hun gouden kettingen die met een revolver lopen zwaaien. Jonge moslims vinden het cool om te dwepen met zelfmoordterroristen. Ze vinden het cool om als martelaar te sterven in de metro van Londen. Ze beseffen niet dat jezelf opblazen een uiterste daad van lafheid is. Haat is zware stuff. Ik ga naar de jihadisten en probeer die zware last van hun rug te halen, het zwaard uit hun handen te nemen. ‘Je sleurt die haat al veel te lang mee. Probeer aan liefdadigheid te doen, je zal je veel beter voelen.”

“De enige manier om de jonge extremisten te stoppen, is hen aanpakken in de moslimgemeenschappen zelf. Als we daar niet snel werk van maken, schieten we onszelf in de voet. Het tapijt in de living staat in brand. We kunnen het ons niet permitteren om naar de slaapkamer te stappen, in bed te kruipen en onze ogen te sluiten. Want dan brandt het hele huis af – wij incluis.”

“De moslimgemeenschap heeft dringend een grote schoonmaak nodig. Alleen moet dat op een realistische manier aangepakt worden door mensen die het gezonde deel van de gemeenschap vertegenwoordigen. Zij kunnen misschien nog invloed uitoefenen of de afwijkende subcultuur. Ik stap naar de hotspots in Groot-Brittannië, en vind altijd een publiek dat naar mij wil luisteren. Zelfs de meest militante radicale jongeren accepteren mijn standpunten. Ik tackle hun argumenten, maar doe dat op een niet-confronterende manier. Ik laat hen zien wat echte islam is. De moslimgemeenschappen moeten ervan doordrongen geraken dat islam over mededogen handelt en niet over geweld. Hoe komt het dat boeddhisme door iedereen begrepen wordt en sympathiek bevonden wordt, en de islam niet? Moslims moeten zich dat dringend beginnen afvragen.”

 

William ‘Abdullah’ Quilliam

Ed Husain en Maalid Nawaz noemden hun Quilliam Foundation naar William ‘Abdullah’ Quilliam (1856-1932). De advocaat William Quilliam stamde uit een rijk christelijk Liverpools gezin, maar bekeerde zich tot de islam na een bezoek aan Algerije, Tunesië en Marokko. Quilliam opende op Kerstdag 1889 in Liverpool de allereerste Britse moskee.

Tekst: © Jan Stevens

Foto:  © Veerle Van Hoey

Vergelijkbare berichten