Stella Goldschlag, de Joodse vrouw die haar vrienden naar de gaskamer stuurde
In Stella brengt de Duitse schrijver Takis Würger de Joodse ‘Greifer’ Stella Goldschlag opnieuw tot leven. Tijdens WO II assisteerde zij in Berlijn de Gestapo bij het opsporen van Joodse onderduikers. ‘Schandaalroman’ Stella zette de voorbije maanden Duitsland op stelten. “Iemand vroeg zelfs een verbod. Al die heisa deed verschrikkelijk veel pijn. Na lectuur van de zoveelste vernietigende commentaar in de krant zat ik soms een potje te wenen.”
Begin dit jaar verscheen in Duitsland Takis Würgers tweede roman Stella. Zijn debuut Der Club leverde hem in 2017 niets dan lovende recensies op. “Mijn eersteling werd de meest succesvolle debuutroman van dat jaar”, herinnert hij zich. “‘De nieuwe Hemingway is opgestaan’, jubelden de laaiend enthousiaste recensenten in koor.”
De historische figuur Stella Goldschlag speelt de hoofdrol in Würgers nieuweling Stella. Ze werd geboren in 1922 in Berlijn als het enige kind van Gerhard en Toni Goldschlag. Als Joods meisje ervoer ze in de jaren dertig het oprukkende antisemitisme aan den lijve. Vanwege haar afkomst werd ze van de openbare school gestuurd. In augustus 1943 werd ze samen met haar ouders door de Gestapo opgepakt. Stella werd eerst gefolterd en later gerekruteerd voor de Jüdischer Fahnungsdienst, de Joodse Opsporingsdienst. Voortaan ging ze door het leven als ‘Greifer’, als ‘vanger van Joden’. In ruil voor elke Joodse onderduiker die ze verlinkte, kreeg ze 200 Rijksmark. De Gestapo beloofde haar ook dat haar ouders niet naar een kamp op transport gezet zouden worden. Niet veel later werden ze toch naar Theresienstadt gedeporteerd. Maar ook daarna bleef Stella als Greifer actief. De nazi’s gaven haar als koosnaampje ‘het blonde gif’ en na de oorlog werd ze in de Duitse pers opgevoerd als ‘de Jodin die al haar vrienden naar de gaskamer stuurde.’
Meteen na publicatie van Stella op 11 januari in Duitsland, verschenen ook de eerste recensies. De Süddeutsche Zeitung kopte: ‘Een verschrikking, een belediging en een overtreding’, en catalogeerde het boek als: ‘verraad aan de geschiedenis en de herinnering’. De Frankfurter Allgemeine vroeg zich af: ‘Waarom dit nazi-verhaal voor dummies?’ De recensent van Die Zeit vatte een dag later Stella samen tot: ‘Gruwel in kinderboekenstijl.’ De openbare omroep Deutschlandfunk noemde Würgers roman ‘holocaust-kitsch’.
Takis Würger: “Gelukkig waren er ook tegengeluiden, zo riep de Duitse televisiezender NDR op hetzelfde moment Stella uit tot boek van de maand. Omdat mijn tweede roman over de holocaust gaat, volstaat dat voor de Duitse critici om mij met de grond gelijk te maken. Na mijn succesvolle debuut had ik dit scenario perfect kunnen voorspellen en me kunnen voorbereiden op die storm, maar toch was ik er niet klaar voor. De negatieve kritieken kwamen keihard binnen, zeker in het begin. Ik moest op zoek naar een manier om ermee om te gaan. Als romanschrijver heb je geen andere keuze dan ze gewoon aanvaarden. Critici zijn er om boeken te bekritiseren. Punt. Daniel Kehlmann is momenteel in Duitsland dé topauteur. Hij mailde me om me een hart onder de riem te steken, net als nog veel andere succesvolle Duitse schrijvers. “Die kritiek is normaal”, schreven ze. “Wen eraan.” Ze hebben gelijk, alleen gingen de hardheid en de wreedheid bij Stella in overtreffende trap.”
Kwam dat door de gevoeligheid van het onderwerp: de holocaust?
“Nee. Het was heel persoonlijk. U hebt mijn boek gelezen. Vindt u het ook zo schokkend dat het de gemoederen tot een kookpunt kan drijven? Nee, toch? Natuurlijk geeft Stella stof om over na te denken. Maar om daar dan compleet hysterisch over te worden? Er bestaan ook nog échte schandaalboeken. Ik heb niets nieuws verzonnen. Stella is een liefdesverhaal dat zich afspeelt tijdens de holocaust, met een vrouw in de hoofdrol die gebaseerd is op een historische controversiële figuur.”
Misschien is het meest choquerende dat Greifer Stella Goldschlag in uw roman sympathiek, begeerlijk, slim en kunstzinnig is.
“Ik kan me voorstellen dat sommigen dat over the top vinden, alleen is daar merkwaardig genoeg nooit een opmerking over gemaakt. De voornaamste kritiek luidt: ‘Mag die Würger wel zo’n roman schrijven?’ Waarom niet? Kunst is vrij; àlles mag geschreven worden. We gaan toch geen boeken verbannen? Weet u dat iemand me juridisch vervolgde voor mijn roman? De Berlijnse advocaat Karl Alich sleepte me voor de rechter en wou Stella uit de rekken.”
Waarom?
“Omdat ik ‘de doden verstoorde’. Volgens mij verstoor je de doden als je op het kerkhof een lijk opgraaft en vervolgens met de beenderen begint te spelen. De rechter stuurde Alich wandelen. Meteen nadat die man me aangeklaagd had, stonden de kranten weer vol: ‘Aanklacht tegen Takis Würger’. Wie wil, kan tegenwoordig om het even wie voor om het even wat voor de rechter slepen.
“Ik heb een vreselijk bizar voorjaar achter de rug. Ik ben nu writer in residence aan de universiteit van New York en ben blij dat er die fysieke afstand is tussen mij en Duitsland. Een paar dagen geleden landde ik op de luchthaven van Schiphol en ik dacht: ‘O nee, nu krijg ik die shit opnieuw over me heen.’ Maar iedereen is hier heel meelevend. Mensen vragen voorzichtig: ‘Wat is er aan de hand in Duitsland?’ Stella verscheen gelijktijdig in Duitsland en Italië. Mijn boek werd ook gerecenseerd door de grote Italiaanse bladen. Ze hielden er allemaal van en niemand riep op tot een verbod. Ach, misschien is het wel goed dat de Duitsers de herinnering aan de holocaust en hun nazi-verleden zo onder de microscoop leggen. Al deed de heisa rond Stella me verschrikkelijk veel pijn en zat ik vaak te wenen na lectuur van de zoveelste vernietigende recensie.”
Boekhandelaars verdedigden u. Eind februari schreven ze in een open brief in hun vakblad Börsenblatt dat ze uw roman ondanks alles graag en van harte wilden verkopen.
“Ik ben hen zeer dankbaar. Intussen is Stella uitgegroeid tot de meest succesvolle roman van het voorjaar. Op de laatste bladzijde staat mijn e-mailadres. Ik ontving duizenden mails, die ik allemaal beantwoord heb. De overgrote meerderheid is positief. Niet dat al mijn lezers me de hemel in prijzen, maar ze laten me weten dat mijn boek hen aan het denken zet. Sinds de publicatie van Stella gaf ik in Duitsland zowat vijftig lezingen, voor telkens vijfhonderd mensen. Het was hallucinant. Op een van die lezingen begonnen ze tegen elkaar te roepen. In normale omstandigheden komen enkel fans naar hun favoriete schrijver luisteren. Nu verschijnen er ook fervente tegenstanders van Stella op mijn lezingen. Dat zorgt voor een rare sfeer. De eerste keren schrok ik, intussen vind ik dat niet zo erg meer. Natuurlijk wil je dat mensen van je werk houden, maar misschien is het nog belangrijker dat je boek een debat aanvuurt. De discussie gaat nu over hoe we ons de holocaust en de misdaden van de nazi’s willen herinneren.
“Toen ik voor het eerst over Stella Goldschlag hoorde, besefte ik dat ik haar keuzes niet kon beoordelen. Ik heb nog steeds geen idee wat ik in haar plaats gedaan zou hebben. Ik durf geen oordeel vellen over hoe schuldig ze is. Open vragen zijn een goed vertrekpunt voor een roman. Ik las alles wat ik over haar kon vinden. Haar leven is vrij uitgebreid gedocumenteerd. Ik ben geen historicus gespecialiseerd in de holocaust.”
U bent journalist en werkt deeltijds voor Der Spiegel.
“Precies. Ik wou niet als journalist over Stella schrijven, maar als romancier. Langzaamaan groeide het idee om haar leven in Berlijn te beschrijven via de fictieve jongeman Friedrich.”
Hij is stinkend rijk en afkomstig uit Zwitserland. Waarom dat land?
“Ik had een reden nodig waarom Stella precies hem als minnaar zou willen. Die reden is zijn Zwitserse paspoort: dat gaf haar de mogelijkheid om als zijn echtgenote nazi-Duitsland te ontvluchten. Hun relatie startte op een moment dat het voor haar nog mogelijk was om Berlijn te verlaten. Zwitserland zou een ideale bestemming geweest zijn. Zij raakt pas in Friedrich geïnteresseerd op het moment dat ze doorheeft dat hij Zwitser is.”
Was de echte Stella Goldschlag ook een opportuniste?
“Ik denk het wel. Ze was tot alles bereid om te kunnen overleven. Als Joodse in Duitsland had ze natuurlijk niet veel keuze.”
Uw roman speelt zich af in 1942. Uw fictieve Stella is op dat moment actief als Greifer. De echte Stella begon pas joden te verlinken vanaf 1943.
“Dat klopt, maar u mag niet uit het oog verliezen dat mijn Stella geïnspireerd is op de historische Stella Goldschlag. In tegenstelling tot mijn Stella, was zij in 1942 een getrouwde vrouw. Toch zijn de gelijkenissen tussen beide Stella’s frappant: ze collaboreerden allebei met de nazi’s, waren allebei blond, slim en mooi en zongen allebei in een jazzband. De Jodin Stella Goldschlag was het prototype van het Arische ideaal en zette zo de rassenleer van de nazi’s een neus. De meeste Joden die erin slaagden om de Tweede Wereldoorlog in Berlijn te overleven, waren blond en leken totaal niet op het clichébeeld dat de nazi’s van hen schilderden. Ik koos voor 1942 omdat het in dat jaar nog perfect mogelijk was om naar Berlijn te reizen. In januari ’43 zou dat complete waanzin geweest zijn. Want dan kwam de oorlog naar Duitsland.”
Volgens uw roman was Berlijn in ’42 een behoorlijk swingende stad.
“De meeste mensen hebben een totaal vertekend beeld van Berlijn tijdens WO II. Ze zien een verwoeste, platgebombardeerde stad, maar dat is het Berlijn van 1944 en ’45 uit de film Der Untergang. Ik las stapels historische boeken over Berlijn in de jaren veertig en tijdens het schrijven ging ik te rade bij drie historici. De Amerikaanse radiojournalist William Shirer leefde in het begin van de oorlog in Berlijn. Hij hield een dagboek bij en schreef over feestjes en over de illegale jazzclubs die hij bezocht.”
Een van uw hoofdpersonages, de in luxe levende dandy Tristan van Appen, zou in 1942 een levensechte Berliner geweest kunnen zijn?
“Zeker. Tristan is gemodelleerd naar Gestapo-baas Reinhard Heydrich. Tristan staat symbool voor het feit dat cultuur je niet beschermt tegen slechtheid. Net als Tristan was Reinhard Heydrich de zoon van een componist. Heydrich weende makkelijk tijdens het luisteren naar klassieke muziek, tezelfdertijd plande hij aan de Wannsee nauwgezet de moord op de Europese Joden. Mijn personage Tristan von Appen houdt ook van muziek, is een gastronoom en lijkt een aardige kerel. Later zal blijken dat hij Obersturmbannführer bij de SS is. Duitse lezers schrikken als ze dat halverwege de roman te weten komen. Wij Duitsers lijken nog steeds te geloven dat het nazisme in 1933 door buitenaardse wezens in Duitsland geïnstalleerd is. We vergeten dat de nazi’s Duitsers waren en de Duitsers nazi’s. Niet alle nationaalsocialisten waren domme bruten. Sommigen waren professor, historicus, componist, muzikant, vader, beste vriend, drinkebroer… Mensen zoals u en ik.”
De Belgische historicus Herman Van Goethem schreef een boek over 1942. Onze huidige tijd doet hem sterk denken aan de jaren dertig.
“Ik heb professor Van Goethem ontmoet en was onder de indruk. Maar met die stelling ben ik het niet eens. De NSDAP, de nazi-partij, was diep in de kern antidemocratisch. Dat geldt niet voor de huidige rechtspopulistische partijen. Ik maak me zorgen over hun opkomst, maar zolang ze de democratie niet aanvallen en er deel van uitmaken, moéten we ze aanvaarden. Een groot verschil met 1933 is dat er op dit moment geen enkele betekenisvolle antisemitische partij actief is. Al maak ik me wel zorgen over antisemitische bewegingen in Duitsland en Frankrijk. Toch is het niet juist om onze huidige tijd te vergelijken met de jaren dertig.”
Volgens historicus Wolfgang Benz, voormalig directeur van het Berlijnse Instituut voor Antisemitisme, is islamofobie de huidige variant van het 19e en 20e-eeuwse antisemitisme.
“Ook daar ben ik het niet mee eens. Islamofobie op dezelfde lijn plaatsen als antisemitisme is waanzin. Sommigen koesteren ongetwijfeld vooroordelen tegenover de islam, maar er bestaan geen vernietigingskampen voor moslims en er worden ook geen plannen voor gesmeed. De georganiseerde vernietiging van een heel volk door de nazi’s is een unieke misdaad. Intolerantie tegenover moslims is fout en moeten we veroordelen. Van mij mag je een hele dag bidden, zolang je de mensenrechten eerbiedigt.”
De historische Stella Goldschlag verklikte Joden om haar ouders te redden. Volgens sommige schattingen droeg ze 3000 mensen bij de nazi’s over.
“Die schattingen zijn overdreven. Het zullen er een paar honderd geweest zijn.”
Ze wist wat die mensen te wachten stond?
“Ze probeerde te vermijden dat haar vader en moeder naar de kampen op transport gezet werden. Ze moet dus inderdaad geweten hebben dat er mensen vermoord werden.”
Maar ook na de deportatie van haar ouders blijft ze als Greifer actief.
“We weten niet waarom ze mensen bleef verklikken. Misschien om haar eigen hachje te redden? Volgens sommige historici kickte ze op de macht om over andermans lot te beschikken. Maar was dat echt zo? Het enige waarover we zekerheid hebben, is dat ze zowel dader als slachtoffer was.”
Na de oorlog werd ze door de Sovjets veroordeeld tot tien jaar gevangenschap. Na haar vrijlating verhuisde ze naar West-Berlijn waar ze opnieuw tot tien jaar veroordeeld werd.
“Omdat ze al tien jaar cel achter de rug had, moest ze toen niet nog eens naar de gevangenis.”
Ze hertrouwde vijf keer en sprong in 1994 uit het raam van haar flat in Freiburg. Weet u waarom ze zelfmoord pleegde?
“Nee. Ze liet geen afscheidsbrief achter en sprak er op voorhand met niemand over. De historische Stella Goldschlag was, net als mijn Stella, een vrouw vol geheimen. Eigenlijk weten we niet hoe ze over zichzelf dacht, of hoe ze met schuldgevoelens omging, in de veronderstelling dat ze die had.”
Wat wel zeker is: ze werd samen met haar ouders gearresteerd en door de nazi’s gefolterd.
“Ja. Na die foltersessie werd ze Greifer. Haar ouders waren in levensgevaar, maar hoe ze daarover dacht of wat ze daarvan vond, weten we niet. Elk hoofdstuk begin ik met een kroniek van die tijd. Alles wat daarin beschreven staat, is hard feitenmateriaal, inclusief de 10 geboden voor iedere nationaalsocialist van Joseph Goebbels, nazi-minister van Volksvoorlichting en Propaganda. Als je als Duitser over de Tweede Wereldoorlog wil schrijven, zelfs in een roman, moét je de feiten juist hebben. Mijn eigen grootvader diende als soldaat in de Wehrmacht en mijn grootmoeder gaf voordrachten over de superioriteit van het Arische ras.”
Zij was een overtuigde nazi?
“Zonder twijfel. Over de Wehrmacht-soldaten werd tot lang na de oorlog gezegd: ‘Zij waren de good guys; ze hielden zich aan de regels.’ Onzin, denk maar aan wat de Duitse Wehrmacht in Rusland heeft aangericht. Ze maakten er zich schuldig aan de ene misdaad na de andere. Ter voorbereiding van dit boek was ik drie maanden in Tel Aviv en sprak ik zowat dagelijks met Auschwitz-overlevende Noah Klieger. Hij stierf in december vorig jaar en heeft nog een tijd in België gewoond. Hij was 92 toen ik hem ontmoette. Hij vertelde me hoe het was om als jood onder de nazi’s te leven. Hij zei: ‘Die oorlog was compleet verkeerd. Polen binnenvallen omdat je gelooft dat je meer Lebensraum nodig hebt: dat was toch waanzin?’ Hij had gelijk, en het was niet zo dat de soldaten van de Wehrmacht zich tegen die inval verzetten. Integendeel.”
Sprak u ooit met uw grootouders over hun oorlogsjaren?
“Mijn grootvader stierf voor mijn geboorte. Mijn grootmoeder heb ik wel nog gekend. Zij groeide op in een klein dorp in Pruisen en wou nooit veel over haar rol in de oorlog kwijt. Ik moest dus op zoek naar andere getuigen.”
U sprak ook met nazi’s?
“Als je in Duitsland leeft, is de kans vrij groot dat je af en toe met een nazi spreekt. (lacht) Ik ging inderdaad ook met een paar stokoude nazi’s praten. Ik wou de Berlijnse atmosfeer van die eerste oorlogsjaren zo getrouw mogelijk reconstrueren. Mijn hoofdpersonage Friedrich vertelt hoe de stad ruikt: ‘Berlijn rook naar kolen, naar harszeep, naar de geur van verplaatsbare houtgaskachels, boenwas en gekookte bieten.’ Dat was de authentieke geur. Het heeft me vreselijk veel moeite gekost om daarachter te komen, want de meeste inwoners van Berlijn uit 1942 zijn dood. Uiteindelijk vond ik een vrouw die zich de geur nog levendig kon herinneren. De journalist in mij wil al die feiten juist hebben.”
Doorheen uw boek staan getuigenissen over de verklikacties van Stella Goldschlag.
“Die zijn authentiek en heb ik geput uit de processtukken die bewaard worden in het Landesarchiv Berlin. Ze vormen een tegenwicht voor mijn sympathieke Stella. Haar verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van een man die dolverliefd is op haar. Ze brengt Friedrichs hoofd op hol. De getuigenissen over mensen die door Stella verlinkt zijn en in Auschwitz vermoord werden, zetten de lezer weer met beide voeten op de grond.”
Die Friedrich is zeer naïef, vind ik.
“Dat is een bewuste keuze. Kijk, wij weten nu wat er gebeurd is. Friedrich wist dat niet. Hij stond er middenin en stelde zich niet al die vragen waarvan wij vinden dat hij ze zich had moeten stellen. Ik vind dat zeer aannemelijk, wat niet wil zeggen dat ik hem als vriend zou willen. Liever niet.”
In 1945 kreeg Stella Goldschlag een dochter, Yvonne. Zij leeft nog. Hebt u haar ontmoet?
“Nee. Toen Stella in de gevangenis zat, werd Yvonne geadopteerd. Zij werd verpleegster en verhuisde naar Tel Aviv. Yvonne heeft altijd tegen beter weten in verkondigd dat Stella Goldschlag niet haar biologische moeder is. Haar leven lang voert Yvonne Meissl een strijd om zich te bevrijden van Stella. Met de hulp van een Israëlische journalist kon ik haar in Tel Aviv opsporen. Maar op het laatste nippertje besloot ik haar met rust te laten. Ze wil niet aan Stella gelinkt worden en ik vind dat ik dat moet respecteren.”
Is dat toch geen gemiste kans?
“Vanuit journalistiek oogpunt wel. Maar het is toch ook belangrijk dat je iemands wil respecteert? Ik wil Yvonne niet kwetsen. Voor Stella geldt dat argument niet: zij is 25 jaar dood.”
Bio
- Geboren in 1985
- Studeerde journalistiek
- Redacteur bij Der Spiegel
- Werkte als oorlogsjournalist in Afghanistan, Libië en Irak
- Werd in 2010 genomineerd als een van de dertig Duitse topjournalisten onder de dertig
- Debuteerde in 2017 met Der Club als romanschrijver
Takis Würger, Stella, Signatuur, 192 blz, 17,99 euro
(c) Jan Stevens