“Wakker worden was erger dan neerstorten”

Annette Herfkens overleefde als enige een vliegtuigcrash. Acht dagen lang wachtte ze zwaargewond tussen de wrakstukken en de rottende lijken op redding. “Ik dacht niet: ‘O jee, hoe erg.’ Ik dacht: ‘Oké, dit is wat er gebeurt met een lichaam in staat van ontbinding.’”

Zaterdag, 14 november 1992, zeven uur in de ochtend. Vlucht 747 van Vietnam Airlines zet de laatste tien minuten in van de binnenlandse vlucht van Ho Chi Minh Stad naar Nha Trang. Aan boord van de Yakovlev 40, een klein verkeersvliegtuig van Russische makelij, bevinden zich zes bemanningsleden en 25 passagiers, waaronder de 31-jarige Nederlandse Annette Herfkens en haar vijf jaar oudere vriend Willem van der Pas. Willem werkt sinds februari in Vietnam, waar hij twee bankfilialen voor ING aan het opstarten is. Annette werkt in New York als directeur groeimarkten van de Banco Santander. Het koppel is dertien jaar samen en is op weg naar de kustplaats Nha Trang voor een welverdiende week vakantie. De vlucht duurt 55 minuten, maar een tiental minuten voor het einde gaat het mis. “We begonnen opeens veel te snel te dalen”, herinnert Annette zich. “Het leek alsof het vliegtuig naar beneden donderde en voelde aan als een enorme luchtzak. Mijn geliefde keek bezorgd. ‘Hier hou ik niet van’, zei hij. ‘Hou mijn hand maar vast’, zei ik. Toen werd alles zwart.”

Vlucht 747 stortte neer middenin de jungle en Annette Herfkens was de enige die het overleefde. Vandaag is ze een van de 56 sole survivors uit de geschiedenis van de luchtvaart. In het pas verschenen Turbulentie doet de in New York wonende voormalige beurshandelaar 23 jaar na datum verslag van ‘haar crash’. “Dit boek is geen uitgestelde therapie”, zegt ze. “Ik heb in mijn nabije omgeving gezien wat een crash bij de nabestaanden aanricht, en dat was een van de redenen om dit boek te schrijven. Ik ben niet alleen slachtoffer, maar ook nabestaande. Dat is zo bizar. Na de begrafenis van Willem ontdekten we dat we van de verkeerde man afscheid genomen hadden. Wij hadden een Engelsman begraven, mijn Willem was gecremeerd in Zweden en de Zweed lag in Engeland. Een nabestaande wil zijn geliefden kunnen begraven. Het is ondraaglijk om niet te weten wat er met hen gebeurd is. Dat vermiste vliegtuig van Malaysia Airlines moet voor de achterblijvers de hel zijn. Ik wil dat die mensen weten dat een crash snel verloopt. Wakker worden was voor mij veel erger dan het neerstorten zelf. Misschien kan dat de nabestaanden troosten. Als passagier heb je geen controle over de gebeurtenissen, want iemand anders zit achter die stuurknuppel. Ik zat me vooral af te vragen: ‘Wat gebeurt er?’ Daar ging al mijn energie naartoe. Ik dacht ook aan degenen die ik liefhad. Er wordt vaak gezegd dat op zo’n moment je hele leven aan je voorbij schiet, maar dat was niet zo.”

Hoelang duurde de crash?

Annette Herfkens: “Mijn crash leek op die in Frankrijk met het toestel van Germanwings. We raakten eerst een berg en verloren een vleugel. Daarna vlogen we tegen een tweede berg aan, het vliegtuig ging overkop en brak in drie stukken. Hoelang het neerstorten precies duurde, weet ik niet meer. Ik heb sowieso een slecht besef van tijd.”

Ik las ergens dat het tot een kwartier kan duren eer een vliegtuig de grond raakt. Dat lijkt me vreselijk lang.

“Het zou best kunnen dat het zo lang geduurd heeft, maar hoe en waarom we naar beneden gestort zijn, interesseert me eigenlijk niet meer. Ik accepteer gewoon dat het gebeurd is. Er wordt nog steeds veel over geouwehoerd want het is helemaal niet duidelijk wat de oorzaak was, maar ik vind dat niet meer dan praat voor de vaak. Het enige wat ik zeker weet, is dat op het moment van een vliegtuigcrash elke passagier denkt aan de mensen van wie hij houdt.

“Ik heb geen medepassagiers in doodsangst gezien; ze dachten allemaal aan hun geliefden. Je kunt het vergelijken met een mama of papa die haar of zijn kleuter kwijtraakt in het park. Die ouder schiet in paniek, maar blijft ook kalm want hij moet zijn kind terugvinden. Bij het begin van de crash had ik er nog vertrouwen in dat de piloot dat vliegtuig wel in bedwang zou houden. Een mens denkt niet zo snel dat hij doodgaat, zelfs als hij de dood recht in het gezicht ziet. We zijn nu eenmaal survivors.”

U was de enige die geen gordel droeg. Heeft dat uw leven gered?

“Dat durf ik niet zomaar zeggen. De anderen droegen wel een gordel en door de klap raakten hun ingewanden beschadigd. Ik tolde rond als een kledingstuk in een droogtrommel. Ik belandde onder een stoel aan de andere kant van het gangpad. Bij vliegtuigcrashes zijn het vaak kinderen die overleven. Ik heb lichte botten en dat is misschien ook mijn geluk geweest.”

Het afschuwelijkste moment was het terug bij bewustzijn komen?

“Dat was pure horror. Ik werd wakker en voelde iets bovenop me. Dat bleek een stoel te zijn met een dode man erin. Ik duwde dat ding met die man weg en ik keek recht in de jungle. De cockpit was van de romp gescheurd, overal zag ik oerwoudstruiken en –planten en ik hoorde gekwetter van vogels en getsjirp van krekels. Vlak voor ik het bewustzijn verloor, was er nog het gebrom van zware motoren, die op het laatste moment in overdrive gingen omdat de piloot geprobeerd had de berg over te geraken. Ik keek naar links en zag de liefde van mijn leven dood in zijn stoel. Hij zag er heel vredig uit, met een glimlach op zijn gezicht. Achteraf bleek dat ik twaalf breuken had in mijn heupen. Ik had ook een gebroken kaak en een ingeklapte long. Mijn benen zaten onder de schaafwonden. Meteen na het wakker worden, ging ik in shock, en ik weet niet meer hoe ik vanonder die stoel geraakt ben. Ik denk dat de wonden op mijn benen een gevolg waren van mijn pogingen om mezelf te bevrijden.

“Mijn eerstvolgende herinnering is hoe ik daar op die berg in de jungle zat. Ik moet met mijn gebroken heupen uit het vliegtuig gekropen zijn en ik moet de helling een meter of vijf afgedaald zijn, maar ik weet niet meer hoe. Blijkbaar moet ik vlak na het ontwaken gedacht hebben: ‘Wegwezen hier.’ Naast mij zat een Vietnamese zakenman die ook nog leefde. Ik was mijn rok kwijt en zat daar in mijn onderbroek.”

U schaamde zich?

“Ja, ik geneerde me enorm. Die man had een vierkant koffertje bij en bood me een broek van zijn deftige pak aan. Dat lijkt belachelijk, maar misschien was dat wel een teken van beschaving. Die man is dezelfde dag nog doodgegaan, ik bleef alleen over en toch bleef ik die broek aanhouden, ook al deed het enorm veel pijn om ze over mijn heupen te stropen telkens wanneer ik naar de wc moest.”

U hebt die man zien sterven.

“Ja. Dat was verschrikkelijk. Hij ging dood en ik was gedoemd om alleen achter te blijven. Hij had vreselijk veel pijn. Toen hij stierf, was dat voor hem een verlossing. Ik raakte erdoor in paniek. Dat is het enige moment waarop ik echt ben beginnen flippen. Ik had bijna tien jaar ervaring achter de rug als beurshandelaar op Wall Street en had geleerd om met stress om te gaan. Ik kon mijn eerste automatische reacties onderdrukken en schakelde eerst mijn hersens in alvorens te handelen. Wall Street heeft me geleerd om niet op impulsen te reageren.”

U negeerde uw instinct?

“Toch niet. Want het instinct is niet de allereerste impuls, maar de tweede. Ik luisterde dus juist heel sterk naar mijn instinct. De dood van die man was een zware dobber, maar ik moest me er bij neerleggen, ik kon niet anders. Met al mijn breuken geraakte ik er niet weg en ik accepteerde dat ook.”

Aanvaardde u ook dat uw levenseinde nabij was?

“Daar heb ik in de acht dagen dat ik op redding zat te wachten nooit over nagedacht. Nooit. Die man had gezegd dat hij een belangrijke figuur in communistisch Vietnam was, wat als goed nieuws in mijn oren klonk. Zo’n belangrijk man wilden de autoriteiten zeker terugvinden. Ik was er ook van overtuigd dat de mensen die van mij hielden me zouden komen zoeken, nog niet meteen, want ze verwachtten me pas een week later. In werkelijkheid waren ze al vanaf dag één op zoek. Ik maakte een plan: ‘Als hier binnen een week niemand opduikt, probeer ik de jungle in te trekken.’

“Na twee dagen begon die man hard te stinken en er kwamen maden uit zijn ogen. Ik kroop van hem weg en kwam aan een dood meisje. Ik nam haar tasje, vond daar een blauw regenhoedje in en zette dat op mijn hoofd. Ik sprak mezelf moed in: ‘Je moet in leven blijven. Je hebt water nodig.’ Ik had het ijskoud in de schaduw van de struiken en ging op zoek naar de stralen van de zon. Die vond ik naast de afgebroken vliegtuigvleugel. Ik zag dat het isolatiemateriaal van schuim was en dat het als een spons werkte. Ik bedacht dat ik daarmee regenwater zou kunnen opvangen. Ik klauterde overeind, maar viel flauw van de pijn in mijn heupen. Later lukte het me wel om wat schuim uit de vleugel te graaien. Ik draaide het tot bolletjes en wachtte op de regen. Toen kon ik drinken. Acht dagen lang heb ik niets gegeten.”

Wat speelde er heel die tijd in uw hoofd?

“Ik vluchtte weg in herinneringen, maar legde me ook volledig bij de situatie neer. Ik leefde in het moment zelf en begon me steeds meer op de schoonheid van de jungle te focussen. Eerst wou ik niet echt weg bij die dode man, want op een of andere manier vond ik troost bij hem. Het was best prettig om naast hem te liggen. (lacht)”

Zelfs dood was hij gezelschap?

“Ja. Tot hij begon te stinken en ik de maden zag. Ik ben me toen beginnen concentreren op de bladeren van de struiken rond me. Ik zoomde in op de jungleflora, en nam daardoor steeds meer afstand van de lijken rondom. Later concentreerde ik me op het geheel van de natuur. Ik ging daar helemaal in op. De eerste dagen moest ik me inspannen; later ging dat vanzelf.”

U beleefde een soort van religieuze ervaring?

“Daar draaide het op uit. Ik kreeg een religieuze ervaring met alles erop en eraan. Ik was helemaal weg in die jungle. In 2006 keerde ik voor het eerst terug naar die plek. Het oerwoud was totaal anders dan in mijn herinnering. Ik heb daar iets heel vreselijk meegemaakt, maar tezelfdertijd ook iets heel mooi.”

Was u voor de crash al in religie geïnteresseerd?

“Ik ben katholiek opgevoed en ik geloofde wel in iets. Ik wilde heel graag voor de kerk trouwen, Willem niet. Hij vond dat de kerk veel kwaad aanrichtte. Hij was geen atheïst, maar de katholieke kerk vond hij maar niets. Hij wou liefst dat ik me uit hun registers liet schrappen. Ik geloofde dat er iets was, maar ik lag er niet wakker van. ‘Who cares, ik zie het wel als het zover is.’ Ik had in mijn hele leven nog nooit gemediteerd.”

U hebt zichzelf in de jungle leren mediteren om te kunnen overleven?

“Ik denk het wel. Op het einde kwam ik terecht in wat de yogi’s samadhi noemen: mijn zelfbewustzijn verdween en ik ging volledig op in de jungle, het object van mijn meditatie. Met mijn dode geliefde was ik op dat moment niet bezig, die verwerking stelde ik onbewust uit. Ik kon toen niet aan Willem denken, want dan moest ik huilen en dat wilde ik niet. Dan was ik zeker zelf kapot gegaan. Ik zag een lijk en de maden, en ik nam daar in mijn hoofd afstand van. Ik dacht niet: ‘O jee, hoe erg.’ Ik dacht: ‘Oké, dit is wat er gebeurt met een lichaam in staat van ontbinding.’ Die ervaring heeft mij geleerd dat oordelen niet deugt. Het verpest je relaties, het verpest de wereld, maar het verpest ook je levenskansen. Ik dacht niet: ‘Dood is eng, mijn leven is gevaar.’ Nee, ik heb niet geoordeeld.”

Dat klinkt heel oosters.

“Ja, dat heb ik later ook ontdekt. Op dat moment wist ik dat niet, en gedroeg ik me vanzelf als een mediterende oosterling. Blijkbaar zit het in mijn natuur om me spontaan over te geven aan situaties waar ik toch niets aan kan veranderen. Die eigenschap heeft mijn leven gered. Op mijn veertigste ben ik yoga beginnen doen en toen heb ik ervaren wat jij nu zegt: dat mijn gedrag in de jungle oosters was. Tijdens het mediteren op mijn yogamatje kwam ik meteen terug in dat oerwoud terecht.”

Op de zesde dag stond er een man naar u te staren.

“Toen ik hem zag staan, was ik bezig met dolgelukkig te sterven. Ik was zo high… Plots zag ik hem vanuit mijn ooghoek. Ik kan hem nog steeds haarscherp beschrijven, met kleren en al. Hij stond daar en keek naar mij. Ik probeerde met hem te communiceren, eerst in het Frans, daarna in het Engels en in het Duits maar hij bleef maar staren. Ik begon te schreeuwen en te schelden. Hij zweeg, staarde, draaide zich om en wandelde weg. ’s Anderendaags stond hij weer een halve dag naar mij te kijken. De dag erna kwam hij terug met zeven andere mannen en een hangmat aan een bamboestok. Ze droegen me dwars door de jungle naar een primitief hospitaal. Later hoorde ik dat de helikopter die me moest komen ophalen, ook gecrasht was. Geen enkele hulpverlener had het overleefd.”

Waarom heeft die man zo lang geaarzeld?

“Daar ben ik pas jaren later achter gekomen. Na mijn redding dacht ik eerst dat hij een hallucinatie was, maar in 2006 heb ik hem opnieuw in levende lijve ontmoet. Hij zat bij de officiële reddingsploeg, maar had in 1992 nog nooit een vreemdeling met blauwe ogen gezien. Ik had dat blauwe regenhoedje nog op mijn hoofd en hij dacht ik een geest was.”

Jullie zagen elkaar als een verschijning?

“Inderdaad. Als ik die tweede keer dat hoedje niet had afgezet, was ik een verschijning gebleven. Pas op dat moment zag hij dat ik een mens was. Ik hoorde later dat hij nog even overwogen had me dood te schieten. (lacht) Mij vinden, was voor hem een bijzonder ingrijpende gebeurtenis. Stel het je maar eens voor: je ontdekt een gecrasht vliegtuig vol lijken, met daartussen een vreemd mager wit figuurtje met grote blauwe ogen en een blauw mutsje. Een spook. Nu begrijp ik zijn reactie, toen iets minder. Hij heeft dat nooit aan zijn vrienden van de reddingsploeg verteld. Hij weet dat ik weet dat hij er was. Ik neem het hem nu niet meer kwalijk en ben blij dat hij me niet heeft doodgeschoten.”

Denkt u nog vaak aan de crash?

“Nee. Ik droom er ook niet van. Het enige diep traumatische was dat ik zonder mijn geliefde verder moest. Ik mis hem nog steeds en denk elke dag aan hem. Willem, ik noemde hem altijd Pasje, was een heel bijzondere man. Hij was goudeerlijk en haatte liegen. Nu zie ik hoe weinig mensen er zijn die nooit liegen. De meesten willen hun eigen ikje beschermen. Pasje niet. Ach, misschien was hij wel klaar om dood te gaan.”

Voelt u zich schuldig omdat u de enige overlevende bent?

“Nee, daar heb ik nooit last van gehad, al komt ‘survival’s guilt’ wel vaker voor bij overlevenden van grote rampen. Pasje wou dolgraag kinderen. Hij was er al lang aan toe, maar ik hield de boot af. Dat is het enige waar ik me schuldig over voel.”

Annette Herfkens, Turbulentie. Ik overleefde een vliegtuigramp, Meulenhoff Boekerij, 304 blz., 19,98 euro

© Jan Stevens

Vergelijkbare berichten