“Wij bouwen aan de toekomst van de journalistiek”

xavier dammanIn 2009 trok Xavier Damman naar San Francisco om er zijn droom te verwezenlijken: een succesvol internetondernemer worden. Vier jaar en 3,5 miljoen dollar later krijgt zijn internetplatform Storify maandelijks 20 miljoen bezoekers over de vloer. “Nu wordt het tijd dat we er ook geld mee gaan verdienen.” Dus verkocht hij het een paar weken na dit interview voor een onbekend bedrag aan sectorgenoot Livefyre.

 

San Francisco, de Soma-wijk. Op de hoek van Mission Street en 9th Street zit een groep junkies wezenloos voor zich uit te staren. Een paar huizen verder duwt een dakloze een winkelkar voort met zijn schaarse bezittingen in. Aan een kruispunt zit een druk gesticulerende man te spuwen naar de voorbijgangers. Hier huurt Xavier Damman, de jonge CEO van dotcombedrijf Storify, een tot ruim kantoor omgebouwde loft. “Niet zo heel lang geleden was deze buurt écht verloederd”, zegt Xavier bijna verontschuldigend. “Maar sinds Twitter hier zijn hoofdkantoor heeft, vinden steeds meer hippe internetbedrijfjes de weg naar dit gedeelte van de stad waardoor het hier ook begint op te leven.”

Vier jaar eerder, in de zomer van 2009, nam de toen 25-jarige veelbelovende informatica-ingenieur in Zaventem afscheid van vrienden en verwanten om zijn geluk te gaan beproeven in San Francisco, de bakermat van de digitale technologie. Xaviers plan: van Storify een groot internetplatform maken waar individuen, organisaties en bedrijven hun verhalen zouden kunnen delen met de rest van de wereld. “Ik wou mijn platform bovenop de bestaande sociale netwerken bouwen, wat in die tijd een gloednieuw idee was”, zegt hij. “Ik had geprobeerd om voor mijn onderneming investeerders in Brussel en Parijs te vinden, maar dat bleek een onmogelijke opdracht. Als jonge internetondernemer krijg je bij de banken geen cent los en Europese durfkapitalisten investeren liefst in businessmodellen die bewezen hebben wat ze waard zijn. Als je bij hen op de koffie komt, willen ze dat je zwart op wit aantoont dat je dankzij je activiteit op korte termijn elke euro zal verdubbelen. Ze zijn bang om risico’s te nemen.”

 

U was nog erg jong. Misschien vonden ze u iets te groen achter de oren?

Xavier Damman: Dat kan, al denk ik dat ze me vooral afwezen omdat mijn plannen innovatief waren. Ik begrijp wel dat potentiële investeerders daar huiverachtig tegenover stonden, want ik wist zelf ook niet of Storify ooit rendabel zou kunnen worden. Velen hadden ook slechte herinneringen aan mislukkingen zoals Lernout & Hauspie waardoor er zowel in België als Frankrijk geen geld te vinden was. “Het zei zo”, dacht ik, ik vulde mijn rugzak en vertrok samen met mijn vriendin naar San Francisco. Indertijd trokken onze ouders van het platteland naar Brussel om daar te gaan werken of een bedrijf uit de grond te stampen; mijn generatie doet net hetzelfde maar dan internationaal. Als je wereldwijd een onderneming wilt uitbouwen, moet je naar de hoofdstad van jouw industrie trekken. In mijn geval was dat toevallig San Francisco.

 

Stonden ze u met open armen op te wachten toen u hier met uw rugzak arriveerde?

Damman: Nee, niemand stond ons op te wachten. (lacht) Ik kende hier niemand en moest van nul beginnen. Ik liep zielsverwant en landgenoot Jeremy Le Van tegen het lijf; hij studeerde design en is nu in New York ceo van zijn eigen softwarebedrijf Sunrise. De eerste weken mochten we op Jeremy’s sofa slapen. Na tien dagen had ik een kamer gevonden: de maandelijkse huur bedroeg 1100 dollar voor één slaapkamer in een driekamerappartement. We deelden de badkamer met vijf anderen. In 2007 en 2008 werkte ik als expat in Londen en dat had me gelukkig een beetje spaargeld opgeleverd.

Als je in San Francisco gelijkgestemde ondernemende mensen wilt ontmoeten, moet je in de koffiehuizen zijn. Je vindt er software-ontwikkelaars, marketeers en journalisten die op zoek zijn naar vernieuwende dingen. Het fantastische aan San Francisco is dat je hier probleemloos gepassioneerde mensen ontmoet die écht willen ondernemen. Bezoek om het even welk café en je treft er groepjes mensen achter laptops aan die samen aan hun projecten aan het werken zijn.

 

Is het café ook de plek waar je de investeerders vindt?

xav dammanDamman: Nee, je vindt er de mensen die hun eigen start-up uit de grond aan het stampen zijn. Als je in België vertelt dat je plannen hebt om je eigen internetbedrijfje op te starten, krijg je gegarandeerd als reactie: “Je bent gek. Zoek toch een fatsoenlijke job.” Hier is het compleet tegengesteld. Als je hier zegt: “Ik heb een stabiele job in een groot gerenommeerd bedrijf”, kijken ze je verwonderd aan. “Waarom ga je niet bij een start-up werken? Waarom begin je zelf niet met iets nieuws? Zoek toch een fatsoenlijke job.” (lacht) Het is hier ook geen schande om failliet te gaan. Als het misgaat, is dat spijtig en heb je hopelijk iets bijgeleerd.

Een beginneling die op een meeting in een café geholpen wordt door anderen, kan hen niet bedanken, want hij heeft er de middelen niet voor. Vaak kan hij zelfs niet eens met de lunch trakteren of zijn helpers in contact brengen met talenten in zijn netwerk, want hij heeft amper een netwerk. Dat is ook niet nodig. De mensen die je helpen, zeggen dan: “Geen dank. Van zodra jouw onderneming begint te groeien en succes heeft, moet ook jij de nieuwkomers helpen.” Die ongeschreven ‘code’ maakt het voor beginnelingen makkelijk om mensen te leren kennen die succesvol geworden zijn. Ik heb zo vrij snel een Franse ondernemer ontmoet die drie jaar eerder naar Silicon Valley verhuisd was. Hij werd de eerste adviseur voor Storify. Een paar weken na mijn aankomst ontmoette ik mijn eerste business angel, mijn eerste potentiële investeerder. Hij keek me meewarig aan en zei: “Je zou beter terugkeren naar België. Hier is geen markt voor jou.”

 

Dat was een koude douche?

Damman: Helemaal niet: een betere motivatie kon ik me niet dromen. Als iemand zegt dat iets niet zal lukken, schakel ik een versnelling hoger om het tegendeel te bewijzen. Al duurde het nog even eer ik eindelijk een investeerder vond: in december 2010 haalde ik twee miljoen dollar op bij één man: Vinod Khosla, de medeoprichter van Sun Microsystems.

 

Was twee miljoen dollar veel geld om een bedrijf zoals het uwe op te starten?

Damman: Voor een beginnend bedrijf was twee miljoen misschien te vroeg en te veel. Als we minder startgeld hadden gehad, hadden we ook minder beginnersfouten gemaakt, daar ben ik nu zeker van. We waren beter van start gegaan met de helft van dat bedrag en hadden in het dagelijkse beleid hulp moeten krijgen van geslaagde ondernemers. Vinod Khosla is een volbloed durfkapitalist die in veel jonge bedrijven investeert en niet de tijd heeft om starters bij te staan. Van de ene op de andere dag zaten we op een berg geld die snel moest uitgegeven worden, want het was niet de bedoeling dat we er een spaarpotje mee aanlegden. Investeringsgeld moet razendsnel gespendeerd worden, in de hoop dat het ook razendsnel zal renderen. Dat was niet simpel. Op dat moment werd mijn verleden als Belg een handicap: ik had hier niet gestudeerd en wist niet wie ik best kon aannemen. Ik heb toen nogal wat ‘verkeerde’ mensen aangeworven. Sommigen waren gewoon ongeschikt, anderen hadden het dan weer lastig met de bedrijfscultuur van een start-up. We moesten alles voor het eerst definiëren en uitproberen. Werkelijk alles: van het product, over de technologie tot het design. Om onnodige extra stress te vermijden, kun je dan best je vrienden aanwerven: mensen die je goed kent en vertrouwt.

 

Hoe hebt u Khosla ervan kunnen overtuigen om twee miljoen dollar in Storify te investeren?

Damman: Hij heeft nooit een businessplan gevraagd. Zo’n durfkapitalist investeert per definitie in innovatie: hij beseft dus heel goed dat het product waarin hij zijn geld stopt ultranieuw is en dat de ontwikkelaars bij de start nog geen flauw idee hebben of ze er iets mee zullen gaan verdienen. Wij hadden wel een poging ondernomen om een businessplan in PowerPoint te presenteren, maar de medewerkers van Khosla blokten dat meteen af. “Bullshit”, zeiden ze. Het enige wat ze wilden weten, was of er een markt voor het product is. Dus heb ik mijn verhaal meteen bijgestuurd. “Mensen zullen op sociale netwerken zoals Facebook en Twitter blijven delen wat er op de planeet gebeurt”, zei ik. “Storify wordt hét informatienetwerk voor de 21e eeuw. Journalisten verslaan het nieuws nu al via sociale media op een ‘andere manier’, met Storify wordt dat nog eenvoudiger. Wij willen het grootste platform bouwen dat zin zal geven aan wat mensen op verschillende netwerken posten. Storify wordt big.” En dat verhaal sloeg aan.

 

99% van wat mensen op sociale netwerken posten, is toch gewoon flauwekul?

Damman: Ja, maar dat ene overblijvende procent is heel interessant, denk maar aan de verhalen van mensen uit Syrië of Egypte. Elk nieuwsagentschap kan niet op elke hoek van elke straat in Palestina of Syrië een journalist zetten. Op dit moment registreren veel gewone mensen in conflictgebieden de gebeurtenissen via sociale media. Ze nemen een foto met hun smartphone en delen die met de rest van de wereld. Vandaag vertellen niet langer een paar duizend journalisten ons wat er gebeurt, maar krijgen we de verhalen uit eerste hand, van de mensen die op die plaatsen leven en alles live meemaken. Storify is een soort van Wikipedia over de wereldwijde actualiteit. Dankzij de technologie is iedereen nu een potentiële verslaggever, maar niet iedereen is een journalist. Meer dan ooit hebben we journalisten nodig om al die verslagen zinnig te maken. Het zal hun taak zijn om op sociale netwerken te zoeken naar interessante posts en om context toe te voegen zodat lezers ze kunnen begrijpen. Al Jazeera maakt niet voor niets gebruik van Storify om de Arabische Lente te verslaan. Ik spreek geen Arabisch, begrijp niets van wat de mensen ter plaatse verzameld hebben, maar de journalisten van Al Jazeera kunnen die informatie wel interpreteren. Ze gebruiken Storify om de verslagen te filteren en er verhalen in het Engels van te brouwen zodat wij allemaal kunnen begrijpen wat er aan de hand is. Wij bouwen hier en nu aan de toekomst van de journalistiek.

Drie maanden geleden zijn we begonnen met een deel van het platform betalend te maken. Tot dan was alles gratis. Nu hebben we een aantal betalende circuits ingevoerd die het mogelijk maken dat organisaties upgrades kunnen doorvoeren waardoor hun journalisten makkelijker het platform kunnen gebruiken.

 

Tot drie maanden geleden had Storify helemaal geen inkomsten maar teerde u op die twee miljoen dollar?

Damman: Ja, en eigenlijk hebben we ondertussen 3,5 miljoen dollar opgesoupeerd. (lacht) Een jaar geleden hebben we nog eens anderhalf miljoen dollar opgehaald.

 

Dat geld is allemaal op?

Damman: Ja. Daarom zijn we nu gestart met betalende diensten. Of het moment van de waarheid voor Storify aangebroken is? Misschien, ja. Maar ondertussen hebben we wel dat hele platform gebouwd en maken de belangrijkste nieuwssites gebruik van ons: CNN, The New York Times, The Washington Post, BBC, The Guardian, Bild, De Tijd, Le Soir, Le Monde… Alle grote nieuwsorganisaties wereldwijd gebruiken Storify, net als organisaties zoals de Verenigde Naties en het Witte Huis.

 

Tot hiertoe was dat gratis. Zullen ze bereid zijn om er geld voor neer te tellen?

Damman: Ze hoeven niet te betalen, maar als ze de toegang en het gebruik makkelijker voor hun journalisten willen maken, nemen ze best een abonnement. Als ze het gratis blijven gebruiken, zullen er advertenties in hun verhalen opduiken. Wie geen advertenties wil, zal zijn portefeuille moeten boven halen.

 

De media zitten in een grote crisis. Een krant als The Guardian stapelt de verliezen op. Zullen ze bereid zijn extra te betalen voor Storify?

Damman: 90% van onze klanten komt niet uit de mediasector: het zijn organisaties en merken waarvan ik zeker ben dat ze bereid zijn voor Storify te betalen. Ons doel is om de toekomst van de journalistiek te bouwen, niet om geld uit een armlastige industrie te zuigen. Het ideale scenario is dat we in een situatie terechtkomen waarbij wij geld kunnen geven aan de uitgevers. Hoe we dat zullen verwezenlijken? Steeds meer merken willen aan content marketing doen, op voorwaarde dat ze daarvoor de tools van journalisten kunnen gebruiken. Grote merken als Microsoft, Dell en HBO gebruiken Storify nu al om verhalen te creëren. Merken hebben wél geld maar kunnen hun boodschap niet distribueren. Uitgevers hebben die distributiekanalen wel, maar geen geld. Wij brengen die twee samen. De merken betalen ons en zo onrechtstreeks ook de uitgevers.

 

Bij ouderwetse kranten en tijdschriften is er een Chinese muur tussen redactie en reclame. Bij Storify wordt alles gemixt?

Damman: Ja. Die evolutie kun je niet tegenhouden. Zolang onze lezers duidelijk weten wat redactioneel is en wat reclame, is er toch geen vuiltje aan de lucht? Bij Storify zal het bijvoorbeeld mogelijk worden dat een automerk betaalt om een Instagramfoto van een van zijn modellen in een reportage over het autosalon in Brussel te integreren. Natuurlijk mix je zo reclame en journalistiek, maar het zal altijd duidelijk zijn waar die reclame vandaan komt.

Ik vind transparantie in de journalistiek trouwens belangrijker dan objectiviteit. Die veelgeroemde objectiviteit bestaat gewoon niet: iedereen bekijkt de realiteit door zijn eigen bril. Het is veel belangrijker om te weten wie wat geschreven heeft. Wat mij in de ouderwetse journalistiek stoort, is dat journalisten citaten van mensen uit hun verband rukken of inkorten zodat er vitale informatie verloren gaat. Als je op Storify iemand citeert, kun je dat als lezer meteen checken door te klikken en rechtstreeks in contact te komen met de geciteerde. Dat kan niet in een gedrukte krant.

 

Hoeveel betalende klanten heeft Storify?

Damman: We hebben nu 150 betalende klanten en meer dan 800.000 geregistreerde gebruikers die verhalen creëren. Elke maand krijgen we 20 miljoen unieke lezers over de vloer. Die 20 miljoen zijn belangrijk voor adverteerders, al moeten we die poot nog helemaal beginnen uitbouwen. We zijn een piepjong bedrijf: ons product is amper twee en een half jaar geleden opgestart. Vanaf nu concentreren we ons op het verder betalend maken van diensten en op het onderhandelen met merken over publiciteit.

 

Hebt u in tussentijd extra investeringsgeld nodig?

Damman: Dat is op dit moment niet noodzakelijk, maar het zou best kunnen dat we binnenkort toch geld proberen op te halen. Alles hangt af van hoe snel we kunnen gaan met de uitbouw van betaaldiensten en het aantrekken van publiciteit.

 

Het geld dat u tot hiertoe gebruikt hebt, zal toch ooit moeten renderen.

Damman: De voornaamste reden waarom we misschien extra geld zullen aantrekken, is om meer mensen te kunnen aanwerven, om zo de evolutie naar rendabiliteit te versnellen. Op dit moment werken hier acht mensen, maar als we een team van zes verkopers in dienst nemen, kunnen we ons betalend klantenbestand hopelijk optrekken van 150 tot 1500.

 

Slaapt u goed ’s nachts?

Damman: De laatste tijd niet, want we hebben een baby van zes maanden. (lacht) Deze job is niet altijd even makkelijk. Het bedrijf dat we hier aan het opbouwen zijn, is zo uniek dat we ook weinig vergelijkingsmateriaal hebben. Elke dag is er wel een probleem waar we zelf een oplossing voor moeten verzinnen. Het is moeilijk in te schatten of we echt goed bezig zijn. We moeten dus snel bijleren en corrigeren. Het ene moment voel ik me de koning te rijk als Barack Obama Storify omarmt, het andere moment zit ik in het diepste dal omdat diezelfde Obama ermee dreigt de draad met Storify weer door te knippen omdat er een virus op de site zit. De voorbije jaren was mijn leven net een rollercoaster met grote hoogtes en diepe dalen.

xavier damman bis

 

© Tekst: Jan Stevens

© Foto’s: Veerle Van Hoey

 

Vergelijkbare berichten